Vervolg van Encycliek Populorum Progressio Deel 2. Overvloed van rijken in dienst van de armen SOCIALE BEWOGENHEID mm I" 3. De liefde tot allen Hulpverlening aan de zwakken 2. Recht en Zegen I JLE TIJD DINSDAG 4 APRIL 1967 f 43 De volledige ontwikkeling van de mens kan niet plaats vinden zonder een gelijktijdige ont wikkeling van heel het mensdom in de geest van solidariteit. Wij zeiden in Bombay: „De mens moet de mens ontmoeten, de volkeren moeten elkaar ont moeten als broeders en zusters, als kinderen van God. In goede wil, vriendschap en geheilig de eenheid moeten wij beginnen om samen te Werken aan de opbouw van de gemeenschappe lijke toekomst van de mensheid." Wij stelden toen ook voor om een onderzoek In te stellen naar de concrete en praktische we gen van organisatie en samenwerking om alle beschikbare bronnen samen te brengen en zo een ware gemeenschap tussen de volkeren te verwerkelijken. 44 De plicht hiertoe gaat in de eerste plaats de meer welgestelde volkeren aan. Hun verplich tingen komen voort uit de menselijke en boven natuurlijke broederschap en doen zich voor onder een drievoudig aspect: de plicht van solidariteit (de rijke landen moeten de ontwikkelingslanden helpen), de plicht van sociale rechtvaardigheid (de rectificatie van onbillijke handelsrelaties tus sen machtige en zwakke naties), de plicht tot universele liefde (het bevorderen van een veel menselijker wereld voor allen, waar iedereen zal kunnen geven en ontvangen zonder dat de voor uitgang van de ene groep een obstakel is voor de ontplooiing van de andere). Het probleem is ernstig, want van zijn oplossing, hangt de toe komst van de wereldbeschaving af. 2ÉÜ In zijn nieuwe encycliek heeft Paus Paulus blijk gegeven van zijn grote sociale bewogenheid met het lot van de onderontwikkelde volkeren. Gegeven ten Vaticane, Pasen 20 maart 1967. PAULUS P.J?» VL I I I ne' V V ft 'fi X>. NAAR ONTWIKKELING VAN HET MENSDOM IN EEN GEEST \AN SOLIDARITEIT 48. „Stel dat een broeder of zuster Jyeding en voedsel ontbeert en iemand ^an u zegt hun: „Gaat in vrede, ver warmt U, verzadigt U" zonder even wel te geven wat zij voor hun lichaam üptüg hebben, wat heeft dat voor waarde" (St. Jacobus 2,15-16). v tegenwoordig kan niemand langer 5ef feit ontkennen, dat in hele wereld delen talloze mannen en vrouwen ge- jy^eld worden door de honger, dat tal- kinderen ondervoed zijn, zodat ale hunner op jeugdige leeftijd ster- ,8n. terwijl de lichamelijke groei en 8e geestelijke ontwikkeling van vele h. _?ren vertraagd worden. Hele ge meden zijn daardoor gedoemd tot bikkende moedeloosheid. Jl6- Bezorgde oproepen zijn er in het erleden al geweest; die van Paus °.®nn®8 werden warm ontvangen. Wij «1 nebben die herhaald in onze £erstboodschap van 1963 en opnieuw jn 1966 ten bate van India. De strijd «®gen de honger, ondernomen door de Wereld Landbouw en Voedsel Organi satie der Verenigde Naties (F.A.O.) 8n aangemoedigd door de Heilige Moei, is edelmoedig gesteund. Onze "aritas Internationalis werkt overal vele katholieken geven, onder de Aandrang van onze broeders in het *Piscopaat op ruime wijze van hun middelen en zetten ook zich zelf zon- 2er reserve in om hen te helpen, die j behoeftige omstandigheden verke- j611: zij vergroten daarmee gedurig kring van hen, die zij als hun aasten erkennen. Maar dit alles is, evenmin als r^rtiCU2iere en openbare fondsen, gif- ifh en grote kredieten, voldoende. Het faat immers niet alleen om het uit- .annen van de honger en de vermin king van de armoede. Hoe dringend J1 noodzakelijk ook, de strijd tegen a ellende is niet genoeg. Het gaat rom een wereld op te bouwen, waar- n iedereen zonder onderscheid van vrf.' godsdienst of nationaliteit een eiledig menselijk leven kan leven, van slavernij hem opgelegd door te mensen of door natuurkrach- j n. waarover hij onvoldoende contro- v heeft; een wereld waarin „vrij- d" niet een leeg woord is en waar arme Lazarus aan dezelfde tafel aP aanzitten als de rijke, «di vraa§f van deze laatste grote nj ^-moedigheid, veel offers en een y.et aflatende inspanning. Laat ieder njj1 geweten, dat voor onze tijd een hii We fitem heeft, onderzoeken. Is 1 bereid om uit eigen» zak werk- li mpheden en ondernemingen te steu- m hie georganiseerd zijn voor de lj78rarmsten? Om meer belasting te Witten opdat de overheid haar ont- *en^elingshulp kan vergroten? Om Port k°gere prijs te betalen voor im- v ("'Producten, waardoor de beloning Om Prohucent rechtvaardiger is? lat a*s kij jong is, zijn land te ver- teneinde te gaan helpen bij de wikkeling vah de jonge staten? dezelfde plicht van solidariteit, Ooj. Seldt tussen individuen, bestaat uJu tussen de volkeren. „Ontwikkelde ^tden hebben een zware verplichting he1 de volkeren in ontwikkeling te da» n'- Kerk >n de wereld van ïe "id). Het is noodzakelijk om de- br„ s van het Concilie in praktijk te het 8en" He* is oormaal, dat een volk de verst Profiteert van de gaven, die Zijn v°°rzienigheid het als vrucht van zic? arbeid gunt. Maar geen land kan dom daarop beroepen om zijn rijk- den11X611 alleen voor zich zelf te hou- ta Ieder volk dient meer en beter tVerk°^uceren om a* 'ziin leden een te hik menselijke levensstandaard dra?even en tezelfdertijd om bij te 0dtnien aan een gemeenschappelijke gei?iooiing van het menselijk ras. Ge- der„ de groeiende noden van de on- lt0rn ftwikkelde landen zou het als vol- Worffn normaal beschouwd moeten deei n' dat een ontwikkeld land een «eu, van zijn productie bestemt om horw. noden tegemoet te komen, Lima-' ihgJ2aaf ook, dat het onderwijzers, lei^ leyrs, technici en geleerden op- ter k dle hun kennis en bekwaamheid bes a®Schikking stellen van de minder ueelde volkeren. 49 de moeten nog eens herhalen, dat diensYervloed van de rijke landen ten vatl gesteld zou moeten worden de arme naties. De regel, die beig 6°ld om onze directe naaste te iA dient heden ten dage toège- jj® worden op de noden van ge- de wereld. De rijken zullen ove- Plukk daar het eerst de vruchten van *«ker k' ®un blijvende gierigheid zou 8troen het oordeel van God over hen Jh%t m d en de wraak van de armen heer ji6* te overziene gevolgen. Wan- JaifzuLfschavingen die heden bloeien h. k g in zich zelf besloten blij- *te*dnnen zij gemakkelijk hun hoog- 0tter9aarden op het spel zetten; zij ?P dan hun wil om groot te zijn hun verlangen om meer te be- Op hen zou de parabel kunnen toegepast van de rijke man, Mto rijke poga* opbracht, dat hij niet wist, waar hij deze op moest slaan. „En God zeide tot hem: Dwaas, nog deze nacht komt men Uw leven van U opeisen" (Luc 12,20). 50. Om volledige resultaten te hebben mogen deze pogingen niet verstrooid worden ondernomen of geïsoleerd blij- ven en minder nog tegen elkaar in werken om redenen van prestige of macht. De huidige situatie vraagt om geconcentreerde planning. Program matisch werken is in werkelijkheid ef fectiever en beter dan incidentele hulp, overgelaten aan ieders goede wil. Dit veronderstelt, gelijk wij eer der zeiden, zorgvuldige studie, de keu ze van doelstellingen en middelen, de reorganisatie van de inspanningen om tegemoet te komen aan de heersende nood en aan de voorzienbare behoef ten. Belangrijker nog is, dat geconcen treerde planning uitgaat boven econo mische groei en sociale vooruitgang. Hij geeft zin en waarde aan het werk, dat gedaan moet worden en terwijl hij de wereld een betere gestalte geeft, vergroot hij de waardigheid en de kracht van de mens zelf. 51. Men moet nog verder gaafc. In Bombay hebben wij gevraagd om een groot wereldfonds te stichten ten be hoeve van de minst bedeelden. Dit fonds zou gefinancierd moeten worden uit een deel van hetgeen thans uitge geven wordt aan de bewapening. Wat geldt voor de onmiddellijke strijd te gen het gebrek, geldt evenzeer bij het bevorderen van de ontwikkeling der volkeren. Alleen een wereldwijde sa menwerking, waarvan een gemeen schappelijk fonds tegelijk instrument en teken zou zijn, zal in staat zijn ijdele rivaliteiten te overwinnen en een vruchtbare en vredestichtende dia loog tussen de volkeren tot stand te brengen. 52. Zonder twijfel moeten alle bilate rale of multilaterale overeenkomsten gehandhaafd blijven. Zij bieden de mo gelijkheid om banden van afhankelijk heid en bittere gevoelens, overgeble ven uit het tijdperk van het kolonia lisme, te doen plaats maken voor ge lukkiger vriendschapsbetrekkingen, die zich ontwikkelden op basis van juridi sche en politieke gelijkheid. Zouden echter deze typeh van overeenkom sten opgenomen worden in een pro gram van mondiale samenwerking, dan zouden zij boven elke verdenking staan en zou er minder wantrouwen heersen aan de kant van de begunstig den. Deze zouden minder redenen heb ben voor de vrees, dat onder de dek mantel van financiële en technische hulp, bepaalde uitingen schuil gaan van het zg. neo-kolonialisme in de vorm van politieke druk en economi sche overheersing, bedoeld om de he gemonie te handhaven of te verkrij gen. 53. Een dergelijk fonds zou het ook gemakkelijker maken om maatregelen te nemen tegen verspilling, de vrucht van vrees of trots.. Wanneer zoveel volkeren honger hebben, zoveel gezin nen gebrek aan alles lijden, zovelen gedompeld zijn in de duisternis van de onwetendheid, zoveel scholen, hos pitalen en huizen, die deze naam waard zijn, nog gebouwd moeten worden, dan worden alle verspilling door de over heid en door particulieren, alle uitga ven terwille van nationaal of persoon lijk vertoon, elke uitputtende bewape ningswedloop een ondragelijk schan daal. Wij zijn ons bewust van onze plicht om dit openlijk te moeten stel len. Mogen zij, die de verantwoorde lijke gezagsdragers zijn, naar onze woorden luisteren voor het te laat is. 54. Het is dus absoluut noodzakelijk, dat er tussen allen, die dialoog begint waartoe wij in onze encycliek „Eccle- siam Suam" een oproep hebben ge daan. Zulk een gesprek tussen de geldgevers en de ontvangers maakt het mogelijk de grootte van de bijdra gen vast te stellen, niet slechts naar de edelmoedigheid en de bereidheid van de ene, maar ook naar de werke lijke behoeften en de gebruiksmoge lijkheden van de andere groep. De ontwikkelingslanden zouden dan met meer het gevaar lopen overstelpt te worden door schulden, wier aflossing het grootste deel van hun inkomsten opeist. Renten en looptijd van de le ningen zouden dan zo geregeld kunnen worden, dat die niet een te grote last vormen voor ieder der partijen, daar bij rekening houdend met vrije giften, interestvrije of lage rente vragende leningen en de duur van de aflossin gen. Garanties kunnen gegeven wor den aan de kapitaalverschaffers dat het gebruik van de middelen in over eenstemming geschiedt met de afspra ken en met een redelijke efficiency. Want het gaat niet aan om luiaards en uitbuiters te steunen. De ontvan gende volkeren kunnen verlangen, dat men zich niet mengt in hun interne politiek noch storingen in hun sociale structuren veroorzaakt. Zij zijn souve- rein en het is aan hen hun eigen zaken te regelen, hun eigen politiek te be palen en vrijelijk de gemeenschaps vorm hunner keuze te bepalen. Zo moet een vrijé samenwerking tot stand komen, een werkzaam samengaan van de een met de ander in gelijke waar digheid, om een meer menswaardige war aid to bouwen. 55. Deze taak lijkt wellicht onmogelijk voor landen, waar de dagelijkse zor gen om het levensonderhoud alle in spanningen van de gezinnen opeist zo dat zij niet op de gedachte komen voorzieningen te treffen, die in de toe komst een eind moeten maken aan hun leven vol ellende. Toch dient men juist deze mannen en vrouwen te hel pen. Zij moeten ervan overtuigd wor den, dat zijzelf moeten werken aan de verbetering van hun lot en dat zij stap voor stap zich de middelen daar toe moeten verwerven. Deze gemeen schappelijke taak zal geen resultaten hebben zonder geconcentreerde, blij vende en moedige inspanningen. Maar laat iedereen hiervan overtuigd zijn: het gaat om het leven van de arme volkeren, het gaat om de vrede in de ontwikkelingslanden, het gaat om de vrede in de wereld. 56. Ook de aanzienlijke inspanningen om de ontwikkelingslanden financieel en technisch te helpen zijn tevergeefs wanneer de vruchten daarvan door het spel van de vrije handel tussen de rijke en arme landen verloren gaan. Het vertrouwen van de armen zou ge schokt worden, als zij de indruk zou den krijgen, dat de ene hand neemt, wat de andere geeft. 57. De sterk geïndustrialiseerde landen voeren vooral hun afgewerkte produk- ,ten1 uit, terwijl de onderontwikkelde economieën slechts agrarische produk- ten en grondstoffen kunnen exporteren. Dank zij de technische vooruitgang stijgen de eerste snel in waarde en vinden gerede afzet. De grondstoffen van de ontwikkelingslanden rijn daar entegen onderworpen aan grote en plotselinge prijsfluctuaties. En dat is geheel iets anders dan de progessie- ve waardevermeerdering van de in- dustrieprodukten. Hieruit ontstaan voor de zwak geïndustrialiseerde lan den grote moeilijkheden, wanneer zij htm economie in evenwicht moeten houden door middel van hun export en zo hun ontwikkelingsplannen willen verwerkelijken. De arme volkeren blij ven arm, de rijke worden steeds rijker. 58. Met andere woorden: de regels van de vrije handel zijn op zich zelf niet langer in staat om de internatio nale betrekkingen te regelen. Hun voordelen zijn duidelijk, wanneer de partners ongeveer van dezelfde econo mische kracht zijn. Dan zijn zij een prikkel tot vooruitgang en een belo ning van inspanningen. Daarom zien de geïndustrialiseerde landen daarin een wet van rechtvaardigheid. Maar het wordt geheel iets anders, wanneer de economische omstandigheden te veel van land tot land verschillen. De prijzen, die zich vrij op de markt ont wikkelen, kunnen desastreuze gevol gen hebben. Men moet het toegeven: hiermee is het grondprincipe van het liberalisme als regel voor de handel op de helling gekomen. 59. Nog steeds geldt de leer van Leo XIII in ,,Rerum Novarum": als de po sities van de verdragsluitende partijen té ongelijk is, garandeert de overeen stemming tussen de contractanten de rechtvaardigheid van een verdrag niet. De regels volgens welke verdragen door vrije overeenkomst van de part ners ontstaan, zijn onderworpen aan de eisen van het natuurrecht. Wat van de rechtvaardigheid van het individuele loon geldt, geldt juist zo van interna tionale verdragen: een handelsecono mie kan niet langer uitsluitend geba seerd zijn op de wet van de vrije con currentie, een wet, die te vaak een economische dictatuur schept. Vrijheid van handel is slechts dan billijk en rechtvaardigwanneer zij zich onder werpt aan de eisen van de sociale rechtvaardigheid. 60. De hoogontwikkelde landen heb ben dit overigens reeds zelf begrepen en zij streven ernaar door geëigende maatregelen ïn hun eigen economieën het evenwicht te herstellen, dat de aan zichzelf overgelaten concurrentie dreigt te verstoren. Zij steunen bijvoor beeld dikwijls hun landbouw ten koste van offers, die zij de meer beyoorrech- te sectoren van hun economie opleg gen. Om de wederzijdse handelsbetrek kingen, speciaal binnen een gemeen schappelijke markt, te steunen, streeft hun financiële, sociale en fiscale poli tiek ernaar om de industrieën, die zich in ongunstige concurrentieposities be vinden, ongeveer vergelijkbare kansen te geven. 61. Men kan op dit terrein niet met twee maten meten. Wat geldt binnen een nationale economie of onder hoog ontwikkelde landen onderling, geldt evenzeer voor de handelsbetrekkingen tussen de rijke en arme landen. Zon der de vrije markt af te schaffen, moet de concurrentie binnen de gren zen gehouden worden, welke haar rechtvaardig, sociaal en menselijk ma ken. In het ruilverkeer tussen ontwik kelde en onderontwikkelde economieën zijn de situaties té verschillend en de graden van vrijheid te ongelijk. De sociale rechtvaardigheid eist, dat de internationale handel om menselijk en zedelijk te zijn, zich afspeelt tussen partijen, die op zijn minst een zekere gelijkheid van kansen hebben. Deze ge lijkheid is een doel op lange termijn, maar gm haar te bereiken moet thans een werkelijke gelijkheid in het ge sprek en bij de onderhandelingen ge schapen worden. Ook hier kunnen inter nationale verdragen met voldoende speelruimte hun nut bewijzen. Zij zou den algemene normen en bepaalde prij zen kunnen regelen, bepaalde proöuk- ties veilig stellen, bepaalde industrieën in opbouw steunen. Wie ziet niet, dat zulke gemeenschappelijke inspanningen gericht op grotere rechtvaardigheid in de handelsbetrekkingen tussen de volke ren de ontwikkelingslanden positief zou helpen? Een dergelijke hulp zou niet slechts onmiddellijke gevolgen hebben, maar evenzeer van duurzame aard zijn. 62. Van andere hindernissen, die de vorming van een meer rechtvaardige en beter op universele solidariteit ge richte wereld in de weg staan, willen wij noemen het nationalisme en de ras senwaan. Het is begrijpelijk, dat jon ge volkeren, die eerst onlangs hun po litieke onafhankelijkheid verkregen, angstvallig bezorgd zijn voor him nog zo breekbare nationale eenheid en dat zij er alles op zetten om die te be schermen. Het is eveneens normaal, dat volkeren met een oude beschaving trots zijn op de erfenis, die door de ge schiedenis tot hen gekomen is. Maar de ze gewettigde gevoelens moeten op een hoger plan gebracht worden door een liefde, die alle leden van de menselijke familie omvat. Het nationalisme iso leert de volkeren van hun ware wel zijn. Bijzonder schadelijk werkt het daar, waar een zwakke economie juist een bundeling van krachten, kennis en financiële middelen eist om de ontwik kelingsprogramma's te verwerke lijken en de commerciële en culturele uitwisseling te bevorderen. 63. Rassenwaan is beslist niet uitslui tend eigen aan jonge volkeren, waar hij somtijds schuil gaat onder rivali teiten van stammen en politieke par- van allen, waarvoor zich ieder ver antwoordelijk voelt. De jonge en zwak ke volkeren eisen hun aandeel in de opbouw van een betere wereld, een wereld die een dieper respect toont voor de rechten en de roeping van de enkeling. Dit verlangen is gewet tigd, iedereen moet het horen en erop antwoorden. 66. De wereld is ziek. Haar kwaal bestaat minder in het onproductieve monopoliseren van haar hulpbronnen door weinigen, dan wel in het gebrek aan broederlijke geest tussen de en kelingen en de volkeren. 67. Wij kunnen niet genoeg op de plicht tot gastvrijheid wijzen, een plicht van menselijke solidariteit en christelijke liefde die ligt bij zo wel de families als de culturele orga nisaties van de ontvangende landen. Vooral voor de jeugd moeten club lokalen en centra geschapen worden om hen te bewaren voor eenzaam heid, voor het gevoel van verlatenheid en troosteloosheid, die alle morele weerstand ondermijnen. Dat is ook nodig om hen te beschermen tegen de ongezonde situatie, waarin zij zich bevinden, gedreven als zij worden om de uiterste armoede van hun eigen land të vergelijken met de luxe en de verspilling, waardoor zij vaak om ringd zijn. Voorts om hen te bescher men tegen verderfelijke doctrines en verleidingen tot agressiviteit, die hen overvallen, wanneer zij denken aan zoveel onverdiende ellende thuis. Ten slotte en boven alles moet de gast vrijheid erop gericht zijn om hen in de warme atmosfeer van het broeder lijk welkom met het voorbeeld van een gezond leven de achting voor de ware en werkzame christelijke liefde bij te brengen en die voor geestelijke waarden. 68. Het is pijnlijk er aan te denken: vele jonge mensen, die in de ontwikkel de landen komen om daar de weten- v- tijen, dit tot grote schade voor de rechtvaardigheid en tot gevaar voor de binnenlandse vrede. In de koloniale pe riode woedde de rassenwaan vaak tus sen de kolonisatoren en de inheemsen. Hij verhinderde zo een vruchtbaar we derzijds begrip en riep wrok op, ge volg van werkelijke ongerechtigheden. Nog steeds verhindert hij de samen werking tussen de ontwikkelingslanden; hij is een bron van verdeeldheid en haat binnen de staten, wanneer met miskenning van de onvervreemdbare rechten van de menselijke persoon en kelingen en gezinnen onderworpen wor den aan uitzonderingsmaatregelen van wege hum ras of huidskleur. 64. Wij betreuren zulk een toestand, die geladen is met bedreigingen voor de toekomst, diep. Toch koesteren wij hoop: tenslotte zal tóch de steeds dui delijker naspeurbare noodzaak van samenwerking en de steeds verder ontwakende zin voor eenheid triomfe ren over onbegrip en egoïsme. Wij hopen dat de ontwikkelingslanden hun buren van nut zullen zijn door voor gebieden, die zich tot over hun gren zen uitstrekken, gemeenschappelijke ontwikkelingszones te scheppen, ge meenschappelijke programma's op te stellen, investeringen te coördineren, de productie te verdelen en de han del te organiseren. Wij hopen ook, dat de multilaterale en internationale organisaties door een noodzakelijke reorganisatie wegen zullen vinden, die het aan volkeren, welke nog steeds onderontwikkeld zijn, mogelijk zullen maken uit te breken uit de impasses, waarin zij opgesloten lijken en, trouw aan hun eigen aard, de middelen voor hun sociale en menselijke vooruitgang te vinden. 65. Wij moeten bereiken, dat een steeds effectiever wordende wereld wijde solidariteit het alle volkeren mogelijk maakt hun lot in eigen hand te nemen. Het verleden is te vaak getekend geweest door onderlinge ge welddaden. Moge de dag aanbreken, dat internationale betrekkingen het stempel dragen van wederzijdse ach ting en vriendschap, van wederzijdse samenwerking, yan een vooruitgang schap, de vorming en de cultuur te verwerven, die hen beter geschikt moeten maken om hun eigen land te dienen en die zeer zeker een vorming van hoge kwaliteit krijgen, verliezen maar al te vaak de achting voor de geestelijke waarden, die zich als een kostbare erfenis in de beschaving be vinden, waarin zij opgroeiden. 69. Dezelfde gastvrijheid zijn wij ver schuldigd aan de geëmigreerde arbei ders, die vaak in mensonwaardige om standigheden leven en hun geld spa ren om hun familie een weinig te hel pen, die thuis in barre armoede is achtergebleven. 70. Onze tweede aanbeveling geldt hen, die door hun werk naar landen komen, die eerst onlangs voor de industrialisa tie ontsloten werden: industriëlen, kooplieden, ondernemers en hun ver tegenwoordigers. Het komt voor dat het hun in hun eigen land niet mankeert aan sociaal besef. Waarom handelen zij echter in de ontwikkelingslanden vol gens onmenselijke beginselen van het individualisme? Hun hogere positie zou hen toch ei genlijk daar, waarheen zij uit zakelij ke interesse gaan, tot initiatiefnemers van de sociale vooruitgang en van de menselijke ontplooiing moeten maken. Juist hun zin voor organisatie zou hun moeten tonen, hoe een intelligent ge bruik te maken van arbeid van de plaatselijke bevolking, deze te vormen tot geschoolde werkers, ingenieurs en stafarbeiders, aan hun initiatieven ruimte te geven, hen geleidelijk in te leiden in hogere functies en hen al dus voor te bereiden om in de nabije toekomst de verantwoordelijkheid van de leiding te delen. Laat tenslotte rechtvaardigheid altijd de betrekkin gen tussen chefs en ondergeschikten bepalen en standaardcontracten de we derzijdse verplichtingen regelen. Laat tenslotte niemand, wat zijn positie ook is, onrechtvaardig overgeleverd zijn aan iemands willekeur. 71. Wij verheugen ons erover dat steeds meer deskundigen door internationale bilaterale en privó-organisatiea yoor ontwikkelingshulp uitgezonden worden, „Zij moeten dan niet als heren optre den maar dienen helpers en medear beiders te zijn". (De Kerk in de we reld van deze tijd). Een bevolking merkt zeer vlug of zijn helpers met of zonder liefde komen, of zij slechts techniek brengen of de mens in zijn volle waarde erkennen. Hun boodschap zal dan slechts aangenomen worden, als deze door broederlijke liefde ge dragen is. 72. Bij het noodzakelijk technisch kun nen moeten daarom echte bewijzen van belangeloze liefde komen. Vrij van iedere nationalistische hoogmoed even als van iedere schijn van rassenvoor oordeel moeten deze deskundigen le ren en met allen samen te wer ken. Zij moeten weten, dat hun vak kennis hun geen superioriteit op alle gebieden verschaft. De cultuur, die hen gevormd heeft, houdt zonder twijfel elementen van een universeel huma nisme in, maar zij is niet de enige en niet de uitsluitende en zij kan niet zon der aanpassing in een andere cultuur binnengebracht worden. Degenen die zich wijden aan deze taak moeten zich erop toeleggen met de geschiedenis van het ontvangend land ook de cul turele krachten en rijkdommen van dat land te ontdekken. Zo komt men na der tot elkaar en daarbij bevruchten de beide culturen elkander. 73. De open dialoog tussen de culturen, evenals tussen die tussen de mensen schept broederlijke gezindheid. De ont wikkelingshulp brengt de volkeren in gemeenzame arbeid tot verwerkelijking van hun voornemens nader tot elkaar, wanneer allen vanaf de regeringen en hun vertegenwoordigers tot de laatste deskundige bezield zijn van broederlij ke liefde en vervuld van het oprechte verlangen een beschaving van mon diale solidariteit op te bouwen. Dan be gint een gesprek gegrond op de mens en niet op levensmiddelen of tech niek. Het zal vruchtdragend zijn wan neer de volkeren, die zo tot de dialoog gekomen zijn, de mogelijkheid krij gen zich materieel en geestelijk te ver heffen; wanneer de technici leraren worden en wanneer het onderricht van zo een geestelijke en zedelijke kracht is, dat zij niet slechts de eco nomische, maar ook de menselijke vooruitgang waarborgt; dan blijven ook na het eind van de hulpverlening de zo gegroeide menselijke betrekkin gen bestaan. En wie zou niet zien, wel ke betekenis dit voor de vrede van de wereld heeft? 74. Veel jonge mensen hebben reeds met vurige ijver gevolg gegeven aas de oproep van Pius XII voor de leken missiebeweging. Talrijk zijn ook dege nen, die zich vrijwillig ter beschikking hebben gesteld van officiële en privé- organisaties voor samenwerking met de ontwikkelingslanden. Wij verheugen ons erover te vernemen, dat in be paalde landen een deel van de mili taire dienst omgezet kan worden in sociale dienst. Wij zegenen de initiatie ven en de goede wil die deze inspireert. Mogen allen die zich tot Christus be kennen Zijn appèl horen: Ik was hon gerig en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik was dorstig en gij gaaft Mij te drinken, Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd, naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was krank en gij hebt Mij opgezocht, Ik was in de gevangenis en gij zijt tot Mij gekomen". Niemand kan onverschillig blijven voor het lot van zijn broeder die ondergedompeld is in ellende, overgeleverd aan onwe tendheid, offer van de onzekerheid. Zo als het hart van Christus moet ook het hart van de christen met de armoede mee lijden: „Ik heb medelijden met de schare". 75. Mogen allen de Almachtige bidóen, dat de mensheid die zich bewust is geworden van haar grote kwalen zich er met intelligentie en moed aan zet om deze uit de wereld te helpen. Met dit gebed moet de vastberadenheid van een ieder overeenkomen om naar de maat van zijn krachten en mogelijkheden deel te nemen aan de strijd tegen de onontwikkeldheid. Mochten toch alle mensen, de sociale groepen en de vol keren elkaar broederlijk de hand rei ken, waarbij de sterke de zwakke helpt in zijn groei en daarin zijn gehe le kunnen, zijn geestdrift en zijn belan geloze liefde legt. Meer dan iemand anders is degene, die door de ware liefde bezield is, vindingrijk in het ont dekken van de oorzaken der ellende en in het vinden van de middelen om die te bestrijden en te overwinnen. De vre destichter „gaat zijn weg, ontsteekt de lampen der vreugde en verbreidt licht en genade in de harten der mensen over de gehele wereld en hij leert hen over alle grenzen heen het gelaat van broeders, het gelaat van vrienden ontdekken", (toespraak van Paus Joan nes bij het in ontvangst nemen van de Balzan-prijs). 76. De te grote economische, sociale en culturele verschillen onder de vol keren roepen spanningen en twee dracht op en brengen de vrede in gevaar. Na de terugkeer van onze vredesreis naar de Verenigde Naties hebben wij de Concilievaders gezegd: „Voorwerp van ons beraad moet zijn de levensvoorwaarde van de ontwikke lingslanden, beter gezegd: onze liefde voor de armen in deze wereld en zij vormen ontelbare legioenen moet fijner besnaard worden, actiever en edelmoediger". De ellende bestrij den en de onrechtvaardigheid tege- moettreden betekent, behalve het ver beteren van de toestand, werken aan de menselijke en geestelijke vooruit gang van allen en daardoor aan het algemeen welzijn van de mensheid. De vrede bestaat niet simpel in het zwijgen der wapens, niet in het altijd labiele evenwicht der krachten. Dag voor dag moet aan de vrede gebouwd worden volgens een door God gewilde orde, die een meer volmaakte gerech tigheid onder de mensen brengt. 77. De volkeren zelf hebben de eerste verantwoordelijkheid om te werken aan hun eigen ontwikkeling. Maar zij zullen daarin als alleenstaande niet slagen. Regionale akkoorden van de zwakke volkeren tot wederzijdse onder steuning, grote afspraken tot hulpver lening, plechtige verdragen tussen de partners voor gemeenschappelijke programma's zijn de mijlpalen langs de weg naar ontwikkeling, die naar de vrede voert. 78. Deze internationale samenwerking op wereldniveau heeft instellingen nodig die voorbereiden, coördineren en leiden, totdat een rechtsorde is ge schapen die algemeen erkend wordt. Van ganser harte moedigen wij de organisaties aan die samenwerking in de ontwikkelingshulp ter hand genomen hebben en wij wensen dat hun gezag groeit. „Uw taak is het, zo zeiden wij tot de vertegenwoordigers van de Ver enigde Naties in New York, niet enke le maar alle volkeren in broederschap nadeg tot elkaa* to brengen* Wit «Ito niet de noodzaak in geleidelijk te ko men tot de opricht van een de wereld omvattend gezag, dat in rechtsvragen en in de politiek werkzaam kan op treden"? 79. Menigeen kan zulke verwachtin gen voor utopisch houden. Maar het zou toch kunnèn zijn dat dit realisme dwaalt, dat men de dynamiek van een wereld niet erkend heeft, die broeder- lijker leven wil, die zich niettegen staande haar onzekerheid, dwalingen, zonde, terugvallen in barbaarse toe standen, afdwalingen van de weg van het heil, langzaam, zonder dat het haar duidelijk is, haar Schepper nadert. Deze weg naar een grotere menselijk heid verlangt inspanningen en offers. Maar ook het leed, op zich genomen uit liefde tot onze broeders, draagt bij aan de vooruitgang van de gehele menselijke familie. De christenen we ten, dat de vereniging met het offer van de Verlosser bedraagt tot de op bouw van het Lichaam van Christus in Zijn volheid: ^ot één volk Gods. 80. Op deze weg zijn wij allen solidair. Wij hebben verlangd om alle mensen er aan te herinneren hoe dramatisch het huidig moment is, hoe dringend het werk dat gedaan moet worden. Het uur voor actie heeft nu geslagen. Het leven van zoveel onschuldige kin deren, de toegang van zoveel ongeluk kige families tot een menselijk leven, de vrede in de wereld, de toekomst vari de cultuur staan op het spei. Alle mensen, alle volkeren moeten hun ver antwoordelijkheid op zich nemen. 81. Een eerste dringend beroep doen wij op al onze zonen. In de ontwikke- lmgsianaen maar precies evenzo daar buiten moeten de leken hun eigenlijke taak op zien nemen: de vernieuwing van de tijdelijke orde. Als het de taak van de hierarenie is autnentiek de ze delijke normen op dit gebied te ver- konuigen en te verklaren, dan is het aan de leken om in vrije initiatieven en zonder eerst de aanwijzingen en directieven van de hiërarcttie af te wachten, het denken en de zede, de wetten en de structuren van hun ge meenschap met christelijke geest te doordringen. Veranderingen zijn nodig, diep ingrijpende hervormingen onont koombaar. Vastbesloten moeten de ka tholieken ernaar streven deze met de geest van het evangelie levend te ma ken. Onze katholieke zonen in de wel varende landen vragen wij hun ken nis en hun energie ter beschikking te steilen van de oixiciële en private, de openbare en de kerkelijke organisaties voor ontwikkelingshulp. Zij zullen ze ker verlangen om in de eerste rijen te staan van hen, die werken voor de ves tiging van een internationale orde van gerechtigheid en billijkheid. 82. Wij zijn er zeker van, dat alle christenen, onze broeders, hun ge meenschappelijke inspanning zullen verdubbelen om de wereld te helpen te triomferen over egoïsme en trots en rivaliteiten, eerzucht en onrecht vaardigheid te overwinnen om allen de weg naar een menselijker leven te ope nen waar ieder wordt bemind en ge holpen als naaste, als broeder. Nog zijn wij bewogen door de onvergete lijke ontmoeting met onze niet- christelijke broeders in Bombay en wij nodigen hen uit met hun hart en intelligentie mee te werken, opdat al le mensenkinderen een, de kinderen Gods waardig, leven kunnen leiden. 83. Tenslotte wenden wij ons tot alle mensen van goede wi) die zich ervan bewust zijn dat de weg naar de vrede over de ontwikkeling leidt. Gedelegeer den in internationale organisaties, staatslieden, publicisten, opvoeders, al len ieder op zijn plaats, gij zijt de bouwmeesters van een nieuwe wereld' Wij bidden de Almachtige God, dat hij uw verstand verlichte, uw moed ver- sterke om de publieke mening te alarmeren en de volkeren mee te sle pen. Opvoeders, uw taak is het reeds in de kinderen de liefde voor de vol keren in ellende te wekken! Publicis- ten, gij moet onze ogen openen voor dat wat reeds gedaan is om de we derzijdse hulp onder de volkeren te stimuleren, u moet onze ogen openen voor de tragedie van de ellende die de mensen maar te gemakkelijk wil len vergeten om hun geweten gerust te stellen! De rijken moeten in ieder geval weten, dat de armen voor hun deur staan en wachten op de krui mels van him maaltijden. 84. Staatslieden, gij hebt de plicht uw volkeren te bewegen tot een doelma tige wereldwijde solidariteit en hen dan te brengen tot een beperking van hun luxe en verspilling om de ontwik keling te bevorderen en om de vrede te redden! Gedelegeerden van de In ternationale organisaties, van u hangt het af of de gevaarlijke en onvrucht bare blokvorming plaats zal maken voor een vriendschappelijke vredelie vende en belangeloze samenwerking tot een solidaire ontwikkeling der mens heid, waarin alle mensen zich ont plooien kunnen! 85. Als het waar is dat de wereld in moeilijkheden is omdat gedachten ont breken, dan roepen wij alle mensen op van bezinning en denken, katho lieken, christenen, allen die God ver eren, die dorsten naar het absolute, naar de gerechtigheid en de waarheid: alle mensen van goede wil. Christus' voorbeeld volgend wagen wij het u dringend te vragen: 'Zoekt en gij zult vinden', opent de wegen naar we derzijdse hulp, naar een verdiept we ten, naar een wijd openstaande hart, naar een broederlijk leven in een wer kelijk universele gemeenschap van mensen. 86. Gij allen die de kreet der nood lijdende volkeren gehoord hebt, gij allen die ervoor werkt om er een ant woord op te geven, gij zijt de aposte len van een goede en gezonde ontwik keling. Deze bestaat niet in egoïsti sche en om haar zelfs wil beminde rijkdom, maar in een economie in dienst van de mens, een dagelijks brood voor allen, de bron der broederlijkheid en het teken van de zorg Gods. 87. Van ganser harte zegenen wif en wij roepen alle mensen van goede wil op zich broederlijk bij u aan te sluiten. Want wanneer ontwikkeling de nieuwe naam voor vrede is, roie zou dan niet met al zijn kracht daaraan willen meewerken? Ja, allen. Wij no digen u uit te antwoorden op ons zor gelijk appèl in de naam van de Heer

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 9