DE GROTE BOS" internationaal geprezen atlas ATLAS 90 JAAR Voortdurende strijd om de actualiteit IligH DE TIJD ZATERDAG 29 APRIL 1967 3 Dubbele namen Pieter Roelf Bos (18471902), grondlegger van dé Nederlandse atlas. HOE VER STAAT HET met de Zuiderzeewerken, met de Europoort, met de dammen en bruggen in de DeltaWaar zijn we aan toe met de aemping van de DedemsvaartIs er nog nieuws over het Canal du Nord en hoe is de situatie bij het Nas- sermeer Prof. dr. F. J. Ormeling schudt de vragen uit zijn mouw. De vra gen die bij honderdtallen en dui zendtallen rijzen wanneer men een nieuwe druk gaat samenstel len van een atlas. Is er nog een spoorweg tussen China en de Sov jet-UnieBlijft Soékarnapoera tóch Soékarnapoera heten? Een interessant, een enerverend werk zegt hij. Men begint met de ge bieden die ver van Nederland af liggen onderhanden te nemen en beweegt zich dan steeds dichter naar huis toe. Stanley te laat... 12.000 correcties Goede gastvrouw TON ELIAS Een wirwar van correcties om de kaart van België/Luxemburg actueel te houden. L. HIESELAAR Drs. P. G. Kuipers is als psycholoog verbonden aan de psycho logische dienst van de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst in Amsterdam en speciaal belast met het testen en psychologisch be geleiden van Amsterdamse politie-agenten. Hij is de enige psycholoog in dienst van de gemeente Amsterdam, die dit werk met behulp van een arts en politie-officieren nu al acht jaar verricht. Uit hoofde van zijn functie heeft hij de ongeregeldheden van de laatste anderhalf jaar in Amsterdam nauwgezet gevolgd en aan de hand van boekjes, pamfletten en geschriften studie gemaakt van het verschijnsel provo, waaraan hij onlangs een uitvoerig artikel wijdde in het „Algemeen Politieblad". Drs. Kuiper staat als man, die nauw met de politie samenwerkt, dicht bij de rellen die Amsterdam de laatste maanden tot een bijzon der onrustige stad hebben gemaakt. Hoe hij als psycholoog over deze rellen, hun achtergronden en hun toekomst denkt kan men terug vinden in zijn antwoorden op de vragen die een onzer verslaggevers hem stelde. Drs. P. G. KUIPERS [waaromsta je te schreeuwen?r IK WEET T NIET De Amsterdamse hoogleraar in de economische geografie spreekt met een duidelijk enthousiasme over dingen, die weinigen zich realiseren wanneer ze een nieuwe atlas in handen krijgen. Elk jaar neemt de wereldbevolking toe met ruim 50 miljoen mensen. Die men gen komen ergens te wonen. De steden groeien; er worden havens aangelegd en wegen en spoorwegen. Het fysisch milieu wordt steeds meer aan de mens heid dienstbaar gemaakt. Elk jaar komt er ongeveer een land als Frankrijk op de wereld en dus ook op de atlas bij. Het betoog wordt geïllustreerd met de ene kaart na de andere. Kaarten uit de nieuwe Grote Bos", z° Pas uitgeko men. Een jubileumdruk: de 45e, ver schenen in het 90e levensjaar van de ze uitgave. De „Schoolatlas der gehele aarde", die men thans in maar weinig gezin nen niet zal aantreffen, dankt zijn ont staan aan de totstandkoming van de middelbaar-onderwijswet in 1863, het geboortejaar van de H.B.S. Op de gymnasia had voordien de aard rijkskunde niet veel te betekenen, in het leerplan van de h.b.s. kreeg dit vak echter een veel belangrijker plaats. Er waren in het begin nog maar wei nig goed onderlegde leraren. Op vele scholen werd de aardrijkskunde aan vankelijk gegeven door docenten, die Nederlands met geschiedenis hadden gestudeerd. En er was een groot te kort aan verantwoorde leermiddelen. De rijks-h.b.s. te Groningen, een der eerste van het land, verkeerde in de gelukkige omstandigheid wel een be kwame docent te hebben: Pieter Roelf Bos, voortgekomen uit het lager on derwijs. In Groningen was ook de uit geverij Wolters gevestigd. De uitgever en de leraar vonden elkaar: Bos werd auteur van een lange reeks leerboeken en schoolkaarten. Maar hij werd boven al de man van dé Nederlandse atlas. De eerste druk verscheen in 1877; hij bevatte 27 kaarten uitgevoerd in steen druk. Afrika, Zuid-Amerika en Azië hadden nog maar een minimale kaart- inhoud. De resultaten van de reis van Stanley door midden-Afrika waren tot verdriet van de jonge auteur Bos was toen 30 jaar net even te laat binnen gekomen om ze nog in de eerste druk te verwerken. In de tweede druk (1879) werd de Kongorivier (of: Livingstone) ingetekend. De samenstelling van de atlas is van meet af tevens een strijd om de actualiteit geweest. Met grote regelmaat volgden de druk ken elkaar op. In de afgelopen negen tig jaar is er gemiddeld om het jaar een nieuwe druk verschenen. Na 18 drukken ging de redactie over in han den van prof. dr. J. F. Niermeyer, wiens naam nog steeds aan die van Bos ver bonden is. Latere bewerkers waren B. A. Kwast en P. Eibergen en tenslotte dr. F. J. Ormeling, die de laatste vijf drukken heeft verzorgd: niet meer als buitenstaander", maar als hoofd van •en waar redactiekantoor. Er is, om maar eens een voorbeeld H noemen, een aparte man die zich bezig houdt met de materie van de ver keerswegen. Voor Europa vormen de E-wegen een belangrijk uitgangspunt. Bij de Verenigde Staten kan men op soortgelijke wijze te werk gaan. Voor Rusland, de Aziatische en Afrikaanse landen ligt de zaak echter veel moei lijker. Dat er veranderingen bij wegen no dig zijn, laat zich gemakkelijk verstaan, maar dat ook hoogten van Zwitserse bergtoppen gecorrigeerd moeten worden (in verband met een veranderde ver houding tussen N.A.P. en peil-Meer van Genève) zal menigeen niet uit zichzelf bedenken. Voor een herdruk van de atlas zijn soms meer dan 12.000 correcties nodig. Achter elke twee tekenaars staat een documentalist, die de meest recente gegevens moet zien op te sporen. Bij het bekijken van een kaart met de bonte verzameling van aanwijzingen voor de correcties hoe wordt iemand er wijs uit... gaat men pas beseffen hoe ontzettend veel er steeds maar weer in en aan de wereld verandert. Het cor rigeren van de laatste kaart van de Sowjet-Unie vergde 200 uur tekenwerk. En dan ging het alleen nog maar om „normale" correcties: wanneer een kaart werkelijk grondig gewijzigd moet worden, komt er nog heel wat meer kijken. De geschiedenis van „De grote Bos" vormt een boeiend stuk politieke, soci ale en economische geschiedenis. Men ziet de ontwikkeling van koloniale ge bieden, mandaatgebieden en vrije staten. Grenzen, die dan hier en dan daar lopen. Oerwouden die ontgonnen en mijnbouwgebieden die verlaten wor den. Steden die naar grootmachtigen genoemd worden en later weer hun naam verliezen. Enz. enz. Een grote kwaliteit van de oude heer Bos is geweest, dat hij ijverde voor een goed samenspel van de uitgever en de redacteur met het onderwijs. De gebruikers van de atlas hebben steeds hun wensen voor de inhoud kunnen in brengen. Het zal vaak wel allerlei moei lijkheden hebben meegebracht, maar de uitgeverij Wolters behoeft er geen spijt van te hebben: de atlas heeft thans een oplage van maar liefst 50.000 exem plaren, die grif worden afgezet, hoofd zakelijk voor gebruik op de scholen. In het verleden kon het voorkomen, dat de atlas in bepaalde opzichten vrij sterk verouderd was wanneer hij op de markt kwam: het drukproces vergde twee jaar. Dank zij geraffineerde nieuwe technieken is men er in geslaagd deze tijd terug te brengen tot zeven maan den. De „Grote Bos" is een schoolatlas. Het woord „school" staat er op het titel blad wel niet meer bij, maar de uitga ve is een leermiddel. Dit blijkt in de jongste druk al direct uit de volgorde van de kaarten. Men begint met de di recte omgeving op grote schaal en de onbekende verten komen eerst aan het slot op kleinere schaal. Er heeft zich een ontwikkeling vol trokken van een kijk- en opzoekatlas naar een denk- en combineeratlas, al dus prof. Ormeling. Dit betekent bij voorbeeld, dat in de atlas nu veel the matische kaarten voorkomen: over de industriële werkgelegenheid in ons land en het geboorte-overschot, de levens standaard in de E.E.G.-landen, de wa terwegen in West-Europa, de bevol kingsdichtheid in China enz. enz. Bijzonder sprekend is de kaart, die met Mondriaanse blokjes de oliecon cessies in de Noordzee in beeld brengt. Het gebied bij Nederland vormt nog een grote open plek Voor de didactiek spelen de kleuren van een atlas een grote rol. Ze zijn in deze jubileumdruk warmer dan vroe ger, maar ze zijn nu ook in alle bij kaarten gebruikt. Zwart-wit kaarten komen in de atlas niet meer voor. Alle hydrografie (zeeën, rivieren, meren, enz.) is mét de bijschriften blauw ge worden. De eerste atlas kreeg van zijn sa mensteller een citaat van Alexander von Humboldt mee: „Nur leer schei- nende Karten pragen sich dem Ge- dachtnisse ein". Prof. Ormeling is zeer gehecht aan dit motto. „Eigenlijk zou een kaart helemaal zónder namen het mooist zijn. Wij moeten steeds strijden tegen het zwart. De „beschrifting moet gelijken op een goede gastvrouw: over al aanwezig en nergens teveel". De Grote Bos wordt 't drukst gebruikt door de jonge mens: door het kind, dat op de atlas de wereld ontdekt. Die wereld bestaat niet uit een immense hoeveelheid namen". Vergelijkbare Duitse en Zwitserse atlassen bevatten 80.000 tot 100.000 na men. De „Bos" telt er 18 tot 20 duizend. Prof. Ormeling: „Voor het opzoeken van dat leuke kleine plaatsje in Italië waar familieleden zo gezellig op va kantie zijn geweest, moet men déze atlas niet nemen. Daarvoor zijn er an dere kaarten". Er wordt bij de beschrifting gestreefd naar het volgen van een „National Name Policy". Veelvoudige benamin gen zoals Venetië-Venedig-Venice-Ve- nezia werken de internationale verwar ring in de hand. De atlas geeft zoveel mogelijk de namen, die in het land zelf gelden. Wanneer in Nederland een andere naam gebruikelijk is gaat die voorop, maar staat ook de „plaatse lijke" naam er tussen haakjes bij. Bij voorbeeld: Delhi (Dilli) en Madras (Chennapattanam). Bij landen, die niet het Latijnse schrift gebruiken (Rus land en de Arabische landen, om van China maar te zwijgen) kan dit jammer genoeg niet. Over een atlas als ,,De Grote Bos" valt eindeloos veel te vertellen. De uit gever en de redacteur mogen het doen met enige trots. Enkele jaren geleden werd hun atlas op een internationale conferentie over schoolboeken genoemd als de op één na beste van de wereld. Dit zowel om de didactische als om de technische kwaliteiten. Een school atlas dus van zeer hoog niveau. Maar ook een uitgave, die bijzonder interes sant is voor wie de schooljaren achter de rug heeft. PROVO'S ZIJN ERG UITGEKOOKT HET IS HET LAATSTE JAAR he lemaal mis in Amsterdam. Er zijn constant rellen, er wordt voortdurend hard ingegrepen door de politie. Kunt u als psycholoog een verklaring geven voor deze onrust? Er zijn altijd wel jeugdrelletjes ge weest in Amsterdam. In 1956 hadden we ze op de Dam, in 1959 op het Leid- seplein. Er is een duidelijk verband te ontdekken tussen die rellen en de rellen die we de laatste keer gehad hebben. In 1959 vormde de Leidseplein- jeugd de kern van intellectueel be gaafde jongeren met daaromheen een hoop op sensatie en bravoure beluste nozems, nu vormen de provo's de in tellectuele kern. In 1959 is er ook ge zeten op het wegdek en gedanst op het Leidsebosje, toen hadden we alleen het woord happening nog niet uitge vonden. Ook in 1959 is er hard door de politie opgetreden. Het grote ver schil is echter, dat de rellen nu een bijzondere aandacht hebben gekregen en dat de mensen die ze veroorzaken een bijzondere aandacht hebben gekre gen. IS DE PUBLICITEIT dus eigenlijk de schuld van de onrust in Amsterdam? Ik begrijp waar u heen wilt. Ik wil niet zeggen dat de kranten met geen woord meer over de ongeregeldheden •moeten reppen. Ik constateer als psy choloog alleen, dat de grote publici teit en die is beslist veel groter dan vroeger een sneeuwbaleffect heeft, de aandacht na ieder weekeinde dat het onrustig is geweest, activeert. Als er geen aandacht meer aan geschon ken zou worden, dan zou het sneller afgelopen zijn dan men nu verwacht. Maar ik begrijp ook wel dat dat een heel moeilijke kwestie is. In een de mocratisch land als het onze moet er voorlichting zijn. Een krant, een ra dio en een televisie willen natuurlijk nieuws brengen. Maar de vorm waar in en de wijze waarop dit geschiedt is mijns inziens van enorm belang. HOE ZOU HET DAN KOMEN dat er nu aan de ongeregeldheden in de pers meer aandacht wordt geschonken dan een paar jaar geleden? Een van de oorzaken zou kunnen zijn, dat de provo's intelligent en han dig zijn en een uitgekookt gevoel voor public relations hebben. Ze hebben een verbale agressie die enorm aanslaat. Ze komen met bestaande en van an deren geleende maatschappij-proble men op de proppen, die zij op een slimme manier in de publiciteit weten te brengen. Dat trekt de aandacht. HOE ZIET U de psychologische structuur van de provo's? Als psycholoog ben ik van mening, dat het mannen en vrouwen, jongens en meisjes zijn, die er niet in geslaagd zijn tot een sociale aanpassing te ko men, gedragen door een eigen stijl. Een mislukking die leidt tot een nega tieve en provocerende levenshouding. Zij zijn er niet in geslaagd met de positieve en negatieve aspecten tot een vergelijk te komen. Ze staan voor al stil bij de tekortkomingen van de maatschappij. Het provocisme is daar om geen jeugdprobleem. Het is het probleem van de volwassene. Een punt dat verdoezeld wordt door ande re eigenschappen zoals hun intelligen tie, hun behoorlijke maar in wezen toch kinderlijke originaliteit, de rede lijke vormgeving van hun ideeën en hun uitstekende gevoel om de senti menten goed te bespelen. Het is een van de voornaamste pun ten bij de selectie. Ik durf er echt mijn hand voor in het vuur te steken dat de selectie in Amsterdam bijzon der zwaar is. Gemiddeld valt tachtig procent af. Een agent moet veel goe de karaktereigenschappen bezitten. Naast voldoende intelligentie: een goe de stabiliteit, aanpassing, instelling, incasseringsvermogen enz. Bij wat er overblijft is met redelijk succes te ver wachten dat het goede politiemensen worden. De Amsterdamse agent heeft meer zelfbeheersing dan de gemiddel de Nederlander. Kijk er kunnen zich later altijd veranderingen voordoen in het karakter. Door privé-omstandighe- den bijvoorbeeld. Maar zo iemand handhaaft zich dan niet lang. Een echt agressieve figuur wordt eruit ge haald. Er bestaat geen mentaliteit van „sla d'r maar op los". Ik wil niet ontkennen dat er op een groep van 40-50 agenten heus wel eens een bij is, die te ver gaat, die zich door vermoeidheid of emoties laat meeslepen. Maar dat is menselijk. Als ik een politiekorps uitrust met re volvers dan is te voorspellen, dat er vroeg of laat wel eens een ongeluk mee gebeurt. Waar en wanneer kan niemand voorspellen. ER GAAN GERUCHTEN, dat zich na de ongeregeldheden van het laatste jaar allerlei figuren bij de politie heb ben gemeld, die agent willen worden om de politie in haar strijd tegen de provo's te helpen. Er zijn er een paar geweest, maar echt geen hausse. Echt negatieve mensen solliciteren zelden of nooit. De grootste bedreiging voor dit beroep vormen op het ogenblik juist de rel len. De meeste politieagenten zien die rellen als de minder aangename kant van hun werk. Het is bij sommigen wel voorgeko men dat hun kinderen werden nage jouwd of dat de buurt tegen hun vrouw zei: „Vind je niet dat je man wel eens ander werk mag zoeken?" U SELECTEERT het politieperso neel op psychologische gronden. Heeft men de laatste tijd ook ooit uw hulp of advies ingeroepen met betrekking tot de ongeregeldheden? Als u een concreet advies voor con crete ongeregeldheden bedoelt, neen. Er is wel sprake van een psychologi sche begeleiding op langere termijn. Een kadercursus vindt plaats. Men streeft in de toekomst naar uitbrei ding ervan, aansluitend bij wat er vroeger heeft plaatsgevonden. In concrete adviezen geloof ik niet. Als ik zeg: zaterdag moet je zo optreden, dan zou dat geen direct effect heb ben. Ik geloof wel in de toepassing van de bedrijfspsychologie, gericht op de politie. IS DAAR sprake van? Nog niet concreet. Maar dat ligt ook een beetje moeilijk. Zo'n beslissing zou van het gemeentebestuur af moe ten komen. WAT ZOU ER NU in de nabije toe komst gedaan moeten worden om de rellen in te dammen en de onrust te verminderen? Er zou eens een politieke beleids uitspraak moeten komen welk optre den men volgt. Nu wordt er de ene keer wel opgetreden, de andere keer niet. Er moet consequent worden op getreden. De rechtspraak zou het poli- tie-optreden ook moeten sanctioneren. Wat voor straffen worden er nu ge geven? ER IS DE LAATSTE TIJD anders toch wel veel kritiek op de Amster damse politie. Er wordt met name ge klaagd dat de politie te agressief op treedt. Dat geloof ik beslist niet. De politie in het algemeen treedt niet agressief op, probeert iedere nieuwe situatie ge nuanceerd te bekijken. Er is echt geen sprake van een zekere vijandigheid ten opzichte van de provo's, zoals prof. Hulsman heeft beweerd. De po litie probeert de provo's te begrijpen. Ik heb hier wel agenten gehad die zei den, dat ze later nadat er provo's ge arresteerd waren, met deze jongens hadden gepraat en er dan op een ge geven moment helemaal niet meer uit kwamen. Men begrijpt ze niet zo goed, maar begrijpt u ze wel? GELOOFT U, dat het juist is om tegen deze groep geweld te gebruiken, gelooft u ook niet dat de Amsterdamse politie de laatste tijd veel geweld ge bruikt en te hard en te agressief slaat? Dat laatste geloof ik beslist niet. Er word* misschien hard geslagen, maar beslist niet onbeheerst. - Gebruik van geweld is natuurlijk nooit prettig, maar er kunnen zich nu eenmaal om standigheden voordoen, dat van geweld gebruik moet worden gemaakt. Het is geen prettig gezicht om een agent met een lange wapenstok te zien slaan. Het publiek is dan gauw geneigd om par tij voor het slachtoffer te kiezen. ZOU DAT LAATSTE misschien een verslechtering veroorzaakt hebben in de verhouding politie-burgerij? De verhouding politie-burgerij is over het algemeen niet slecht. Als u de gemiddelde Amsterdammer vraagt, wat hij van de politie vindt, dan is hij echt niet anti. Als men eenmaal af stand neemt van de zaken dan moet men ook wel tot die conclusie komen. De rellen geven van de politie een vertekend beeld. Men zou op een ge geven moment gaan denken dat de po litie er alleen maar is om er op los te slaan. Men heeft geen totaal inzicht in het beroep van de politieman. Men is er niet bij als een agent tot twee keer toe onder het ijs duikt om kin deren uit een wak te halen, men is er niet bij als een agent bij een ver keersongeluk optreedt, als hij een op stootje in de buurt van de Warmoes straat neerslaat. IK WA5 TOUWTJE AANT SWINGEN ALLES GING LEKKER... TOEN. WORDT ER BIJ de selectie van het politiepersoneel veel aandacht be steed aan de zelfbeheersing? [WAT (5 ER SALLY' WAT GEBEURT ER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 19