Tutoyeren hoort bij maasstedelijke folklore
Hot ter dammers hebben de ziekte
fe"*
MOSSELVROUWTJE
BOEK VAN W. A. WAGENER
Populaire schets var.
Rotterdamse houding
MAASSLU1ZERS OVER DREMPELVREES HELPEN
Primitieve kunst in Gouda
Leer mij ze kennen...
DE ROTTERDAMMERS
Rijnmond
palet
II
c
H 4dot
Leldkaatsie
Folklore
Schouwburgplein
wordt opgefleurd
\d
- DE maasbode
ZATERDAG JUNI 'Go/
5 D
Oordeelt
men de Rotterdam
ai\ nu' dan moet men be
llier» - da*- massa's Rotterdam-
Van horen-vertellen het
OUders U bennen waaruit hun
V0R o met de wind in de rug
strijd 0-n verbeten emancipatie-
2e ]a fflcb hebben opgewerkt. En
°f jj. n Vaak, als zij zelf werken,
fen aa Vertier zoeken, hun kinde-
?teHeM ?le ouders over, ze bloot
letje;, aan versjes, liedjes, spel-
°Uder Gn berispingen die zulke
En 2 s 11 h, hun steegtijd opdiepen.
d°orw 2a* steeg dus ook nog
het iR een groot deel van
%chtk°mende
Rotterdamse ge-
eiqe°tterdamrners bebben een
Tier- ■'ar9°n' waarin het onder
aer
GWe
RAI' 9oed schelden is. De
Wa"craamse journalist Wim
b0 ?ener vertelt er over in zijn
Rot "Leer mij ze kennen... de
e6n erbammers", waaruit wij
deel van een hoofdstuk
en overgenomen.
W'
'fm..
Het leven van Rotterdams alledag in de Zandstraat, de rosse buurt, ivaar het varensvolk zijn „danskroegen met de ballonnen" had en
,het leven" andere bronnen van bestaan schiep dan kramenzetten op de markt, vliegers plakken, kachelhout hakken, rolmopsen wikke
len of met een bedelkind erop uit trekken, allemaal aldus Wim Wagenaar in zijn boek: Leer mij ze kennen.De Rotterdammers.
SV'ak
.Ten
m#$sS
iS-Sgl
Ep,lA fes»
WS»
°Uh;f P0stplein van weleer, vlak bij de Oostpoort stond het mossel
die mosselen vers uit de schelp aanbood,
mosselen, zo vers, dat zij nog piepten.
Zeelandse
NADAT MEN heeft kunnen
kennis maken met Groningers,
Twentenaren, Noordhollanders,
Limburgers, Amsterdammers,
Friezen, Stichtenaren, Hagenaars,
en Brabanders kan men nu ook
de Rotterdammers leren kennen
aan de hand van de Rotterdamse
journalist W. A. Wag ener.
W. A. WAGENER
ADVERTENTIE
W. A. WAGENER:
f 7.90
■■I Boekhandel AUWERS, FABER en van RAAY N.V.
Fj3 ROTTERDAM-Z.
Een van de naieve kamerinterieurs van Jan Roëde die in
de kunstring te zien zijn.
lfekp fe fe"" °p een kinder
irdaTS,enals^-e(fraa^
I
V0°
m
en kunnen
harte
(Van
ftlep;
onze verslaggever)
Rotterdamse spraakgebruik va
Liw Srond is doorspekt van zin-
>6ttland a- op lichamelijk lijden.
Uis verwenst wordt kan kie
len Sen kelere (de cholera dus),
Pest, pleuris, tyfus, de tering
pot
van
hi
^e1' z'n minst kan hij het met
l'J 0o]^ e^te doen. Gewoon barsten kan
„e1 /ij, z9nder derrie-maken verrek
en), zin van het hoekje om-
h tri .'9- doodvallen althans de
0n~ steken. In alle kringen
kicu de
van
a laag, kan hij intussen van
vjdt G Pot op. Van de weeromstuit
h"? Pii"' ,scheldend, lichamelijk mee,
h6oben 'n m'n hoofd van iemand
V]°"erda°^ van iemand kotsen. Op alle
v Sen se kantoren heerst voorts bij
rf?°t o„.^e^azersteen, omdat men zich
^Pokkenzuur moet werken.
dan dan de zenuwen krijgen, of
w.Qhi 6-v.d. lopen, waarmee dan het
'Jlt v,Van de weerzin naar het gees-
uiuuai Jiicn Aiv-ii
pja" °f andere zak van een chef
h j°eh bankjes van de directie ver
in Pestrnoet het aPezuur of ook wel
'8h 'DOlf lfOr\7nii*< ivinot timvlrnr» DIG
dA'i
«r
wordt verplaatst. Tenslotte
in Rotterdam toch ook zaken
"Wijzer" van te worden.
■■j-Pa'it Vrouwelijke geëmployeerden
te 'dn et idioom van de afkeer om
j,^enIger ongerifif dan dodelijke ziek-
pPrk, e verwenste chef is bij hen een
kiu z&nit kwal, een zeur, een zuiger,
en er een sijbelaar, een nare kille
1 chef een klier. Maar treffen zij
bj^den - Vo°r wie ze door het vuur
K'sVemgaan> dan spreken ze van een
L eretl °f een spetter, vooral als hij
komplimentjes weet te
2^ »kin?et be6riPpen die „in" zijn
1 }yat zie je er pijlsnel uit".
man kan ervan
komplimentjes weet
%'n"koA ^at zle 3e
do, aan jfPümenteuze ma
°0s" hij „het einde" is, of „ein-
e limit, een amerikanisme).
De Rotterdamse zakenman die zo
graag wijs wordt van zijn werk is in
tussen als van ouds gul met het ver
strekken van attesten voor .opname in
een psychiatrische inrichting. In „Am
sterdam-Rotterdam, rivaliteit in eco-
nomisch-historisch perspectief" van
dr. John de Vries vindt men zelfs al
een Rotterdamse zakenbrief aan een
Amsterdamse relatie uit 1753die
luidt (let op 'you', zó verengelst was
Rotterdam toen): .Mijnheer, Dese is
alleen dienende als om you te seggen,
dat jij gek sijt, dag, dag, dag!
Toch kan men zelfs in Rotterdam
nog wel met het hoofd in de wolken
lopen zonder dat men onder de voet
raakt. In elk geval zijn er figuren van
gezag die geen krachtterm over de
tong zouden kunnen krijgen. Zo een
is er die, als noviet in het Leidse
studentenkorps onderworpen aan enige
aanslagen op zijn abstinentie inzake
kwajongenstaal, als vuilste woord na
diep nadenken opgaf wat een kind zegt
van een hoopje. Maar hij behield in
patz-icische kringen in Rotterdam wel
levenslang de bijnaam Hein Poep. Ter
beurze ontstaan bijnamen als vanzelf,
en ze zijn soms niet eens van geest
ontbloot, bijvoorbeeld als drie broers
met een prachtige aristocratische dub
bele naam met „vis" erin, één de pel
vis heet omdat hij in de rijstpellerij
''",0161
ijïpipjS sJSpw
:r#V :*jl
zit, een ander de stinkvis omdat hij
een groothandel in huiden heeft, en de
derde de goudvis vanwege zijn gala
als buitengewoon kamerheer van H.M.
de Koningin.
De Rotterdammer behoudt daar
naast nog altijd een jargon met een
eigen aroma. Het verschil tussen ken
nen en kunnen en leggen en liggen is
hem meestal volstrekt onbekend. En
hij spreekt van ik staat-ik sting en van
ik gaat-ik gong. Slecht onderwijs ge
noten? Geenszins. Maar ze raken hun
schoolse weetje voor de helft kwijt.
Met de Rotterdamse onderwijzer en
kunstenaar Piet Begeer had ik daar
over eens een gesprek. Het verwon
derde mij namelijk dat hij in zijn reeks
leesboekjes voor de lagere school zo
vér durfde te gaan. „Toch allemaal
woorden en begrippen waar ze op
school mee werken. Nee, wees maar
niet bang dat ik te -yer ben gegaan."
„Leren ze dan,later Zoveel af?", „Ont-,
zaglijk véélRebben' een veel' 'gri-*
ter woordenschat als ze van school
afgaan dan je jezelf nog weet te her
inneren. En toch worden ze in het le
ven pas wijzer." „Ja, een mens die
dénkt dat hij denkt, praat met woor
den. Echt denken dat wijzer maakt
gaat zonder dialoog." „Precies."
Taal is meer een flodderige mantel
die de naakten kleedt. Hij blijft dus
een sleets, al hangt hij breed-wappe-
derachtige appliqué's. De Rotterdamse
volkstaal is door veel migratie en
Engelse gerichtheid de donkerste plooi
en kwijt, en de appliqué's zijn soms wat
wonderlijk. De mantel is daardoor be
paald geen toga voor een literaat.
Maar de Rotterdammer zit de mantel
wel lekker. Hij kan er makkelijk mee
vooruit. Zijn bewegingen zijn er wat
bruusk en hoekig in, maar zijn bedoe
lingen laten aan duidelijkheid niets te
wensen over. Elegante bijvoeglijke
naamwoorden kan hij missen. Hij
kwalificeert de goede dingen des le
vens met „moord" en de slechte met
„rot" en vindt er zijn weg mee. De
nuances vindt hij in de toon en het
begeleidende gebaar en nogal expres
sieve mimiek.
Ook gesteld op het begaan van de
vergissing dat men hem aanziet voor
i.emand van beschamingspreekt hij van
lekkaatsie met een scherpe t en staat-
sion, van verekskuseeren ,,eksete-
ra meer", maar daarnaast godzalig
van hiero, waaro, daaro praat, van
hem z'n pet en de pet van zain, van
staande voet dat-ie het main vertellen
zal" in plaats van laat staan dat",
enz., of in analogie met „ik weet er
geen pest van" zegt, als hij iets wil
los laten: éne pest zal ik je vertel
len". ,,En moeven dan", zou hij erop
kunnen laten volgen, een anglicisme
voor „oprotten", ook een geliefd be
grip, als alle begrippen die met een
ras Rotterdamse ewrj van „rjot" af
geleid zijn. Hoogrjottedoms is daarom
ook: er geen rjeetin plaats van
geen „pest" van af weten. Maar dat
begrip is dan ook in geglazuurde krin
gen doorgekomen en kan dat hangt
van afstamming af dan met een
enorme rol-r uitgesproken worden. In
tussen heeft de Rotterdammer in,,van
maines" en „van jouwes" nóg een
Engelse trek. Hij zegt ook „ik gaat
naar moeders"
.?n, m'in kinderjaren pasten jongens
bij het knikkeren de overtollige s toe
in „piekes main", jou naks" (ik mag
pieken, jij niet: pieken: schieten van
de duim). Of „zegenes main, jou naks"
(ik mag zegenen, jij niet: zegenen:
zeggen ik win tóch niet, en intussen
veine hebben). Overigens praten man
nen zwaarder dan vrouwen. Vrouwen
spreken niet zo bonkig, telkens ook
met dat hee, maar zangerig. Van
iemand die weg is en men weet niet
waarheen zegt de man in een milieu
waar men geen blad voor de mond
neemt „hij is pissen", maar de vrouw
zegt dan „hij is met de muziek mee".
Ook een voorwerp kan pissen c.q. met
de muziek mee zijn. Vrouwelijk is
voorts, meer essen in haar zingzeggen
te verwerken.
Dat kan zelfs gaan tot iets als „guts
meits, houtsop, wattis-tat éng zeg, is-
set écht?" En dat echt met het Ant
werpse haaltje, dat langs de hele
Noordzeekust doorloopt. Vrouwen heb
ben ook iets hartelijks in hun tutoyeren
van n'importe wie. Vooral in winkels.
Ze zouden zich bepaald forceren als ze
dank u in plaats van dank je zouden
zeggen. Ze zeggen met dat vrijmoedi
ge hartje ook zo vriendelijk „dag"
als men de winkel verlaat. „Da-ag"-
Jen Ö3n niejs, en dan vervolgens
iets afzwakkêncl:' meneer of mevrouw
of juffrouw („dame" wordt geilukkig
minder), 't Is net of men getaxeerd
wordt maar dat is niet zo. Het is juist
heel argeloos. Het is in de binnenstad
even ingeburgerd als in de verste en
beschaafdste buitenwijken. Het is een
stukje Rotterdamse folklore. Men moet
er als „buitenlander" uit Amsterdam
of elders even aan wennen. En dan
vindt men het aardig. Het moet daar
om ook niet afgeleerd worden.
Intussen kunnen de Rotterdammers
van de „heffe" onder elkaar dan ook
toch geducht rauw zijn, met een voor
liefde van kl-klanken, van de kelere
krijgen tot gaat-u-maar-na. In de „be
tere" kringen evolueert klootzak tot
klummie en kluns. Maar het summum
van rauwheid is wel als een moeder
een dreinend klein kind toevoegt:
„Kreng haujebek. of ik schop je aupe!"
(Dit is authentiek).
Met dat al hangt de welvaart
die overigens alweer schijnt te rafe
len net als de taal te wijd om een
groot contingent Rotterdammers heen.
Zij bezitten de establishment nog niet
die in een stad als Amsterdam al on
behagen schept, een provoïsme aan
wakkerend dat in Rotterdam geen
kans heeft, of maar op een bescheiden
schaal wil lijken op het Amsterdamse,
en in feite ten onrechte is. Echter is in
Rotterdam het jongste scheldwoord:
Provolijer
In „Leer mij ze kennen... De Rot
terdammers" geeft Wagener een
schets van de Rotterdammers en
hun stad enerzijds gebaseerd op gro
te historische kennis en anderzijds
steunend op rijke eigen herinnering
en ervaring, die Wagener gebo
ren Rotterdammer en gepensioneerd
stadsjournalist voldoende voor
handen heeft om een uitermate le
vendig boek te schrijven.
De opzet van de serie „Leer mij
ze kennen..." is uiteraard geweest
om buitenstaanders meer te vertel
len over streek en grote stadsbe
woners. Op dit punt schiet Wagener
niet te kort, maar zijn boek is voor
al voor de Rotterdammers zelf in
teressant geworden omdat hij niet
volstaan heeft met het algemeen ken
schetsen en feiten. Veel eerder heeft
Wagener zijn stadgenoten willen la
ten zien hoe ze zijn, wat hem beweegt
zonder dat zij het zich vaak be
wust zijn en hoe zij voor de bui
tenstaanders over komen.
Wagener is hierbij niet bang de
Rotterdammers op de hak te nemen
of zelfs hier en daar tegen het zere
been te schoppen. Voorts komt hier
nog bij, dat Wagener journalist ge
noeg is om zelfs in het boek nog
nieuws te brengen, althans in die zin
nieuws dat hij keer op keer achter
grondinformatie geegft, die een vol
komen nieuw licht op tal van feiten
werpt.
Misschien besteedt Wagener iets
te veel ruimte in zijn boek aan de
lang vervlogen tijden hoewel natuur
lijk niet te ontkennen is, dat toen al
de basis is gelegd voor het dynami
sche Rotterdam van nu, dat echter
als wereldstad en grootste haven van
de wereld minder uit de verf komt.
Een excuus is natuurlijk, dat juist
in de afgelopen twintig jaar te veel
tegelijk en vlak achter elkaar ge
beurd is om te vatten in een boek
dat bedoeld is om vluchtig kennis
te maken.
„Leer mij ze kennen... de Rotter
dammers" is nog het best te om
schrijven met: een populair-histori-
sche schets van een mentaliteit, die
vooral verplicht gesteld zou moeten
worden voor iedereen, die van bui
ten komend in Rotterdam werkt en
woont en nog maar moeilijk aan de
Rotterdamse mentaliteit 4 Kan wen
nen.
Uit het boek van Wagener hebben
wij voor de stadspagina voor zater
dag een deel van het hoofdstuk
„Het Luizige Leven" gekozen, waar
in onder meer Rotterdams eigen
taaltje onder de loep wordt genomen,
een taaltje overigens waarover nog
al wat misverstanden bijvoorbeeld
op het punt van zingen blijken te
bestaan. De overgenomen passages
zijn representatief, zowel wat de
journalistieke schrijfwijze van Wa
gener betreft als voor de informa
tie. die de auteur geeft.
„Leer mij ze kennen... De Rotter
dammers" is uitgegeven bij A. W.
Sijthoff in Leiden en kost 7,90.
F. J. v. d. H.
(Van onze verslaggever)
ROTTERDAM, 2 juni. Er is grote
kans, als B. en W. een klein krediet
willen beschikbaar stellen, dat het
Schouwburgplein in de zomermaanden
een wat fleurig aanzicht krijgen. Dit
plein zal dan worden opgesierd met
vlaggemasten en wat bloembakken en
banken. Een Amsterdamse groep on
der leiding van een Londenaa rzal een
kilometerlange tekening vervaardigen
die, naar Londens en Amsterdams
voorbeeld, door het stadscentrum zal
gaan Ook Rotterdammers zullen hier
uiteraard aan meewerken zoals dat
ook het geval is met het oprichten
van een antiluchtvervuilingsmonu-
ment waaraan rokende schoorstenen te
pas zullen komen. Op het stadhuisplein
Tipo-Pti' 'tci een» dpmszichtige plastic bal-
7on* otp toujnjn bladen waarbinnen
gemusiceerd en waarop aan de buiten
kant geprojecteerd wordt. Daar wil
men ook andere sculpturen bouwen.
Het ziet er dus naar uit, dat er een
fikse Amsterdamse „culturele" injec
tie zal worden gegeven aan de Rotter
damse binnenstad.
Direct leverbaar door:
Karei Doormanstraat 135,
Telefoneer 14 18 58 en U heeft morgen Uw «wmplMr ln hul".
IN HET VOORBEELDIGE Ste
delijk Museum Het Catharina-
Gasthuis"dat iedere bezoeker van
Gouda blijft aanbevolen, exposeert
Lucila Engels. Zij is de echtgenote
van dokter Chris Engels, de man
die! op Curasao zoveel gedaan heeft
en nog doet voor de culturele ont
wikkeling van de Antillen. Hij
heeft niet zo lang geleden nog een
expositie gehad in het Schiedams
Stedelijk die geheel gewijd was aan
schilderijen en tekeningen van
paarden. De andere helft van dit
artistieke echtpaar, Lucila Engels,
is uitgebreid vertegenwoordigd. Zij
is in ons land geen onbekende. Al
in 1953 nam zij met een eigen in
zending deel aan de groepsexposi-
tie van Antilliaanse kunst „Cura
sao, schilderend en gechilderd" in
het Amsterdamse Stedelijk Museum.
Thr. Sandberg heeft ook het schu
ierende echtpaar samen onderdak
geboden.
De collectie die nu in Gouda te
zien is en die langs nog vijf mu
sea zal reizen onder auspiciën van
de Nederlandse Stichting voor Cul
turele samenwerking met Suriname
en de Nederlandse Antillen, is van
heel uiteenlopend kaliber en kwali
teit. Het eigen gezicht van deze
geboren AntilliaEinse wordt niet erg
duidelijk. Er is een sterke drang
naar veelkleurigheid waar te ne
men, gevat in naar het primitieve
neigende vormen. Maar men zou
zeggen dat ze wat veel naar illus
tere voorbeelden heeft gekeken:
men herkent gemakkelijk Appel,
Chagall, Picasso (blauwe periode),
Franz Marc en in de Kop van jong
paard zelfs haar echtgenoot. We ge
loven niet dat zij dit nodig heeft.
In een schilderij „Geit" dringt ze
ineens door tot de kern. Het dier
komt er stralend wit op, nukkig en
in een omlijsting van helle kleuren.
Dan krijgen we wat weke slappe
vormen spanning. Het is dan onge-
grijpeiijk hoe ze een Stilleven met
stoel kan maken of enkele kleine
werkjes die er eigenlijk niet mogen
hangen. Wat meer selectief vermo
gen had het beeld dat we van deze
schilderes krijgen, wellicht wat dui
delijker kunnen maken en kwalita
tief beter. Nu gaat de expositie on
der in technische manco's en ge
brek aan persoonlijkheid, terwijl er
aanwijzingen zijn die een andere
richting uitgaan. Tot 2 juli.
MAASSLUIS IS BEZIG IETS te
doen aan cultuur die op een ander
terrein ligt dan orgel- of koormu
ziek. Daarvan is het Gemeentemu
seum aan de Zuiddijk een voor
beeld. Temidden van een even
wanstaltige bebouwing als een
groot deel van oud-Maassluis mar
keert teken dat er aan het be
houd van enige stedelijk schoon ge
neraties lahS niets is gedaan is
binnen de muren van dit oude kan
toorgebouw een juweeltje van een
expositieruimte ontstaan. De ver
rassing die men ondergaat bij het
binnenkomen is dan ook volkomen.
Onder de hoede van de binnenhuis-
architecte mej.
wordt hier een
gewerkt die er duidelijk op gericht
is de Maassluizers over de drem
pelvrees heen te helpen. Na de ex
positie van de Rotterdamse teke
naars en aquarellisten, nu het kun-
stenaarsechtpaar Van Zanten. Ek
van Zanten heeft naam gemaakt
aansluiten bij traditionele vormen.
Vooral in zijn composities die be
trekking hebben op sportiiguren,
bereikt hij voortreffelijke resulta
ten. Rugby, handbal, basketball,
hockey en zwemmen boden Van
Van Westerhoven Zanten aanleiding tot boeiende
expositiereeks af- ruimtelijke verkenningen waarin
het niet alleen om de uitbeelding
van de figuren alleen ging, maar
waarin deze feitelijk ondergeschikt
zijn gemaakt aan de totale compo
sitie. In enkele verbeeldingen van
„Europa op de stier" laat hij zijn
voorkeur voor klassieke beeldhouw
werken evenzeer blijken als door
dat merkwaardige „Man op bed"
waarin zelfs de stofuitdrukking van
het gewaad waarin de liggende man
gekleed is, sterk aan de Griekse
voorbeelden doet denken.
Van Annemarie van Zanten-Eilers
hangen er vriendelijke landschap
jes, koetjes in de wei en bootjes
aan het strand in zuidelijke kleuren.
Werk zonder pretentie, onpersoon
lijk en dikwijls zonder enige ge-
met veel beelden die op de sport Stift jSf" g6~
betrekking hebben. Ook de grote ol z luu-
plastiek op het terrein van de ge- BILL HUTSON WERD IN 1836 in
meentelijke drinkwaterleiding „De San Marcos, Texas, geboren. Hij
Beerenplaats" in Rotterdam is door studeerde in Mexico, Los Angeles
hem vervaardigd. Deze leerling van en San Francisco. In de jaren 1963-
prof. V. P. Esser bewandelt geen 1965 woonde hij in Amsterdam en
experimentele wegen. Hij maakt daarna verhuisde hij naar Frank-
plastieken die geschikt zijn als tuin- rijk. Mickery. Loenersloot organi-
beeld of als begeleiding van archi- seerde de expositie die nu in Gale-
tectuur en die ook qua onderwerp rie De Haas te zien is. Die krijgt
overigens binnenkort de Kunstzaal
van Fenna de Vries uit Delft als
buur. Zo wordt het Eendrachtsplein
langzamerhand een centrum van
beeldende kunstzaaltjes. Hutsons
werk valt eigenlijk in tweeën uit
een. Er is een grote serie Dag
boekbladen naast schilderijen en
collages. De Dagboekbladen zijn
strikt chronologische reconstruc
ties van indrukken die opdoemen
bijvoorbeeld als hij Arnhem binnen
rijdt en het sneeuwt. Die groeien
uit tot zeer persoonlijke tekens in
sepiakleur die dan een grafisch
karakter krijgen. Het lijken lange,
verticale ontwerpen voor non-figu
ratieve wandtapijten. Datzelfde, iet
wat decoratieve treft men aan in
panelen met bladmotieven. In „te
gelreliëfs" komen ook collagetech
nieken aan bod waarvan de gecom
bineerde twee witte collages het
sterkst aanspreken. Tot 15 juni.
TENSLOTTE vraagt de Rotter
damse Kunstkring aandacht voor de
Amsterdamse beeldhouwer Hans
Verhulst en de schilder Jan Roëde.
Hans Verhuist exposeert plastieken
die hij Wrak, Vuurvogel, Vogelspin
of Insect noemt. Couzijn en Tajiri
lijken in de buurt te zijn, maar in
een portretkop van prof. Hamma-
cher toont hij tevens over een uit
stekende, geïnspireerde klassieke
vakbekwaamheid te beschikken
Ook in de stijl zijn er duidelijke
verschillen.
Bijzonder geestig is het werk van
Jan Roede. „Werk met een glim
lach noemt hij het zelf.
Hij zoekt het in het Zen-Boeddhis-
!TJLf,fn voor zan onbezorgde
lijke manier dringt hij binnen in
een wereld van mensen die je fron
taal aanstaren, met tafeltjes en
Tp°itrnVaa,S;'es' treintjes en beestjes,
leikens komt er een vogelfiguur-
nfeïerUg a1^ een teugje poëzie dat
licht ironisch over dit tere werk is
heengelegd. Soms heeft het iets van
Klaas Gubbels' tafelschilderijen,
verschrompelde werkelijkheden die
gereduceerd zijn tot enkele hoofd
elementen. In „The vehicle -of
truth" zit een oud uitziend hoofdje
ln.. een speelgoedautootje. Zouden
wijsheid en kinderlijke onbevangen
heid hier niet samen gaan? In Stil
leven worden de vazen figuren
die op het punt staan om te spre
ken. Een enkele keer plaatst hij on
samenhangende figuurtjes bijeen
zoals Klee dat deed: een vogeltje
een scheepje, vliegertjes en wat fi
guurtjes. Dwars door alle esthetica
heen vraagt Roëde aandacht voor
kunst als spel, kinderspel, maar
Totb2e5ejumdemS' Z° °°k bJj Eoëde'
HARRY willemsen