Tutoyeren hoort bij maasstedelijke folklore Hot ter dammers hebben de ziekte fe"* MOSSELVROUWTJE BOEK VAN W. A. WAGENER Populaire schets var. Rotterdamse houding MAASSLU1ZERS OVER DREMPELVREES HELPEN Primitieve kunst in Gouda Leer mij ze kennen... DE ROTTERDAMMERS Rijnmond palet II c H 4dot Leldkaatsie Folklore Schouwburgplein wordt opgefleurd \d - DE maasbode ZATERDAG JUNI 'Go/ 5 D Oordeelt men de Rotterdam ai\ nu' dan moet men be llier» - da*- massa's Rotterdam- Van horen-vertellen het OUders U bennen waaruit hun V0R o met de wind in de rug strijd 0-n verbeten emancipatie- 2e ]a fflcb hebben opgewerkt. En °f jj. n Vaak, als zij zelf werken, fen aa Vertier zoeken, hun kinde- ?teHeM ?le ouders over, ze bloot letje;, aan versjes, liedjes, spel- °Uder Gn berispingen die zulke En 2 s 11 h, hun steegtijd opdiepen. d°orw 2a* steeg dus ook nog het iR een groot deel van %chtk°mende Rotterdamse ge- eiqe°tterdamrners bebben een Tier- ■'ar9°n' waarin het onder aer GWe RAI' 9oed schelden is. De Wa"craamse journalist Wim b0 ?ener vertelt er over in zijn Rot "Leer mij ze kennen... de e6n erbammers", waaruit wij deel van een hoofdstuk en overgenomen. W' 'fm.. Het leven van Rotterdams alledag in de Zandstraat, de rosse buurt, ivaar het varensvolk zijn „danskroegen met de ballonnen" had en ,het leven" andere bronnen van bestaan schiep dan kramenzetten op de markt, vliegers plakken, kachelhout hakken, rolmopsen wikke len of met een bedelkind erop uit trekken, allemaal aldus Wim Wagenaar in zijn boek: Leer mij ze kennen.De Rotterdammers. SV'ak .Ten m#$sS iS-Sgl Ep,lA fes» WS» °Uh;f P0stplein van weleer, vlak bij de Oostpoort stond het mossel die mosselen vers uit de schelp aanbood, mosselen, zo vers, dat zij nog piepten. Zeelandse NADAT MEN heeft kunnen kennis maken met Groningers, Twentenaren, Noordhollanders, Limburgers, Amsterdammers, Friezen, Stichtenaren, Hagenaars, en Brabanders kan men nu ook de Rotterdammers leren kennen aan de hand van de Rotterdamse journalist W. A. Wag ener. W. A. WAGENER ADVERTENTIE W. A. WAGENER: f 7.90 ■■I Boekhandel AUWERS, FABER en van RAAY N.V. Fj3 ROTTERDAM-Z. Een van de naieve kamerinterieurs van Jan Roëde die in de kunstring te zien zijn. lfekp fe fe"" °p een kinder irdaTS,enals^-e(fraa^ I V0° m en kunnen harte (Van ftlep; onze verslaggever) Rotterdamse spraakgebruik va Liw Srond is doorspekt van zin- >6ttland a- op lichamelijk lijden. Uis verwenst wordt kan kie len Sen kelere (de cholera dus), Pest, pleuris, tyfus, de tering pot van hi ^e1' z'n minst kan hij het met l'J 0o]^ e^te doen. Gewoon barsten kan „e1 /ij, z9nder derrie-maken verrek en), zin van het hoekje om- h tri .'9- doodvallen althans de 0n~ steken. In alle kringen kicu de van a laag, kan hij intussen van vjdt G Pot op. Van de weeromstuit h"? Pii"' ,scheldend, lichamelijk mee, h6oben 'n m'n hoofd van iemand V]°"erda°^ van iemand kotsen. Op alle v Sen se kantoren heerst voorts bij rf?°t o„.^e^azersteen, omdat men zich ^Pokkenzuur moet werken. dan dan de zenuwen krijgen, of w.Qhi 6-v.d. lopen, waarmee dan het 'Jlt v,Van de weerzin naar het gees- uiuuai Jiicn Aiv-ii pja" °f andere zak van een chef h j°eh bankjes van de directie ver in Pestrnoet het aPezuur of ook wel '8h 'DOlf lfOr\7nii*< ivinot timvlrnr» DIG dA'i «r wordt verplaatst. Tenslotte in Rotterdam toch ook zaken "Wijzer" van te worden. ■■j-Pa'it Vrouwelijke geëmployeerden te 'dn et idioom van de afkeer om j,^enIger ongerifif dan dodelijke ziek- pPrk, e verwenste chef is bij hen een kiu z&nit kwal, een zeur, een zuiger, en er een sijbelaar, een nare kille 1 chef een klier. Maar treffen zij bj^den - Vo°r wie ze door het vuur K'sVemgaan> dan spreken ze van een L eretl °f een spetter, vooral als hij komplimentjes weet te 2^ »kin?et be6riPpen die „in" zijn 1 }yat zie je er pijlsnel uit". man kan ervan komplimentjes weet %'n"koA ^at zle 3e do, aan jfPümenteuze ma °0s" hij „het einde" is, of „ein- e limit, een amerikanisme). De Rotterdamse zakenman die zo graag wijs wordt van zijn werk is in tussen als van ouds gul met het ver strekken van attesten voor .opname in een psychiatrische inrichting. In „Am sterdam-Rotterdam, rivaliteit in eco- nomisch-historisch perspectief" van dr. John de Vries vindt men zelfs al een Rotterdamse zakenbrief aan een Amsterdamse relatie uit 1753die luidt (let op 'you', zó verengelst was Rotterdam toen): .Mijnheer, Dese is alleen dienende als om you te seggen, dat jij gek sijt, dag, dag, dag! Toch kan men zelfs in Rotterdam nog wel met het hoofd in de wolken lopen zonder dat men onder de voet raakt. In elk geval zijn er figuren van gezag die geen krachtterm over de tong zouden kunnen krijgen. Zo een is er die, als noviet in het Leidse studentenkorps onderworpen aan enige aanslagen op zijn abstinentie inzake kwajongenstaal, als vuilste woord na diep nadenken opgaf wat een kind zegt van een hoopje. Maar hij behield in patz-icische kringen in Rotterdam wel levenslang de bijnaam Hein Poep. Ter beurze ontstaan bijnamen als vanzelf, en ze zijn soms niet eens van geest ontbloot, bijvoorbeeld als drie broers met een prachtige aristocratische dub bele naam met „vis" erin, één de pel vis heet omdat hij in de rijstpellerij ''",0161 ijïpipjS sJSpw :r#V :*jl zit, een ander de stinkvis omdat hij een groothandel in huiden heeft, en de derde de goudvis vanwege zijn gala als buitengewoon kamerheer van H.M. de Koningin. De Rotterdammer behoudt daar naast nog altijd een jargon met een eigen aroma. Het verschil tussen ken nen en kunnen en leggen en liggen is hem meestal volstrekt onbekend. En hij spreekt van ik staat-ik sting en van ik gaat-ik gong. Slecht onderwijs ge noten? Geenszins. Maar ze raken hun schoolse weetje voor de helft kwijt. Met de Rotterdamse onderwijzer en kunstenaar Piet Begeer had ik daar over eens een gesprek. Het verwon derde mij namelijk dat hij in zijn reeks leesboekjes voor de lagere school zo vér durfde te gaan. „Toch allemaal woorden en begrippen waar ze op school mee werken. Nee, wees maar niet bang dat ik te -yer ben gegaan." „Leren ze dan,later Zoveel af?", „Ont-, zaglijk véélRebben' een veel' 'gri-* ter woordenschat als ze van school afgaan dan je jezelf nog weet te her inneren. En toch worden ze in het le ven pas wijzer." „Ja, een mens die dénkt dat hij denkt, praat met woor den. Echt denken dat wijzer maakt gaat zonder dialoog." „Precies." Taal is meer een flodderige mantel die de naakten kleedt. Hij blijft dus een sleets, al hangt hij breed-wappe- derachtige appliqué's. De Rotterdamse volkstaal is door veel migratie en Engelse gerichtheid de donkerste plooi en kwijt, en de appliqué's zijn soms wat wonderlijk. De mantel is daardoor be paald geen toga voor een literaat. Maar de Rotterdammer zit de mantel wel lekker. Hij kan er makkelijk mee vooruit. Zijn bewegingen zijn er wat bruusk en hoekig in, maar zijn bedoe lingen laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Elegante bijvoeglijke naamwoorden kan hij missen. Hij kwalificeert de goede dingen des le vens met „moord" en de slechte met „rot" en vindt er zijn weg mee. De nuances vindt hij in de toon en het begeleidende gebaar en nogal expres sieve mimiek. Ook gesteld op het begaan van de vergissing dat men hem aanziet voor i.emand van beschamingspreekt hij van lekkaatsie met een scherpe t en staat- sion, van verekskuseeren ,,eksete- ra meer", maar daarnaast godzalig van hiero, waaro, daaro praat, van hem z'n pet en de pet van zain, van staande voet dat-ie het main vertellen zal" in plaats van laat staan dat", enz., of in analogie met „ik weet er geen pest van" zegt, als hij iets wil los laten: éne pest zal ik je vertel len". ,,En moeven dan", zou hij erop kunnen laten volgen, een anglicisme voor „oprotten", ook een geliefd be grip, als alle begrippen die met een ras Rotterdamse ewrj van „rjot" af geleid zijn. Hoogrjottedoms is daarom ook: er geen rjeetin plaats van geen „pest" van af weten. Maar dat begrip is dan ook in geglazuurde krin gen doorgekomen en kan dat hangt van afstamming af dan met een enorme rol-r uitgesproken worden. In tussen heeft de Rotterdammer in,,van maines" en „van jouwes" nóg een Engelse trek. Hij zegt ook „ik gaat naar moeders" .?n, m'in kinderjaren pasten jongens bij het knikkeren de overtollige s toe in „piekes main", jou naks" (ik mag pieken, jij niet: pieken: schieten van de duim). Of „zegenes main, jou naks" (ik mag zegenen, jij niet: zegenen: zeggen ik win tóch niet, en intussen veine hebben). Overigens praten man nen zwaarder dan vrouwen. Vrouwen spreken niet zo bonkig, telkens ook met dat hee, maar zangerig. Van iemand die weg is en men weet niet waarheen zegt de man in een milieu waar men geen blad voor de mond neemt „hij is pissen", maar de vrouw zegt dan „hij is met de muziek mee". Ook een voorwerp kan pissen c.q. met de muziek mee zijn. Vrouwelijk is voorts, meer essen in haar zingzeggen te verwerken. Dat kan zelfs gaan tot iets als „guts meits, houtsop, wattis-tat éng zeg, is- set écht?" En dat echt met het Ant werpse haaltje, dat langs de hele Noordzeekust doorloopt. Vrouwen heb ben ook iets hartelijks in hun tutoyeren van n'importe wie. Vooral in winkels. Ze zouden zich bepaald forceren als ze dank u in plaats van dank je zouden zeggen. Ze zeggen met dat vrijmoedi ge hartje ook zo vriendelijk „dag" als men de winkel verlaat. „Da-ag"- Jen Ö3n niejs, en dan vervolgens iets afzwakkêncl:' meneer of mevrouw of juffrouw („dame" wordt geilukkig minder), 't Is net of men getaxeerd wordt maar dat is niet zo. Het is juist heel argeloos. Het is in de binnenstad even ingeburgerd als in de verste en beschaafdste buitenwijken. Het is een stukje Rotterdamse folklore. Men moet er als „buitenlander" uit Amsterdam of elders even aan wennen. En dan vindt men het aardig. Het moet daar om ook niet afgeleerd worden. Intussen kunnen de Rotterdammers van de „heffe" onder elkaar dan ook toch geducht rauw zijn, met een voor liefde van kl-klanken, van de kelere krijgen tot gaat-u-maar-na. In de „be tere" kringen evolueert klootzak tot klummie en kluns. Maar het summum van rauwheid is wel als een moeder een dreinend klein kind toevoegt: „Kreng haujebek. of ik schop je aupe!" (Dit is authentiek). Met dat al hangt de welvaart die overigens alweer schijnt te rafe len net als de taal te wijd om een groot contingent Rotterdammers heen. Zij bezitten de establishment nog niet die in een stad als Amsterdam al on behagen schept, een provoïsme aan wakkerend dat in Rotterdam geen kans heeft, of maar op een bescheiden schaal wil lijken op het Amsterdamse, en in feite ten onrechte is. Echter is in Rotterdam het jongste scheldwoord: Provolijer In „Leer mij ze kennen... De Rot terdammers" geeft Wagener een schets van de Rotterdammers en hun stad enerzijds gebaseerd op gro te historische kennis en anderzijds steunend op rijke eigen herinnering en ervaring, die Wagener gebo ren Rotterdammer en gepensioneerd stadsjournalist voldoende voor handen heeft om een uitermate le vendig boek te schrijven. De opzet van de serie „Leer mij ze kennen..." is uiteraard geweest om buitenstaanders meer te vertel len over streek en grote stadsbe woners. Op dit punt schiet Wagener niet te kort, maar zijn boek is voor al voor de Rotterdammers zelf in teressant geworden omdat hij niet volstaan heeft met het algemeen ken schetsen en feiten. Veel eerder heeft Wagener zijn stadgenoten willen la ten zien hoe ze zijn, wat hem beweegt zonder dat zij het zich vaak be wust zijn en hoe zij voor de bui tenstaanders over komen. Wagener is hierbij niet bang de Rotterdammers op de hak te nemen of zelfs hier en daar tegen het zere been te schoppen. Voorts komt hier nog bij, dat Wagener journalist ge noeg is om zelfs in het boek nog nieuws te brengen, althans in die zin nieuws dat hij keer op keer achter grondinformatie geegft, die een vol komen nieuw licht op tal van feiten werpt. Misschien besteedt Wagener iets te veel ruimte in zijn boek aan de lang vervlogen tijden hoewel natuur lijk niet te ontkennen is, dat toen al de basis is gelegd voor het dynami sche Rotterdam van nu, dat echter als wereldstad en grootste haven van de wereld minder uit de verf komt. Een excuus is natuurlijk, dat juist in de afgelopen twintig jaar te veel tegelijk en vlak achter elkaar ge beurd is om te vatten in een boek dat bedoeld is om vluchtig kennis te maken. „Leer mij ze kennen... de Rotter dammers" is nog het best te om schrijven met: een populair-histori- sche schets van een mentaliteit, die vooral verplicht gesteld zou moeten worden voor iedereen, die van bui ten komend in Rotterdam werkt en woont en nog maar moeilijk aan de Rotterdamse mentaliteit 4 Kan wen nen. Uit het boek van Wagener hebben wij voor de stadspagina voor zater dag een deel van het hoofdstuk „Het Luizige Leven" gekozen, waar in onder meer Rotterdams eigen taaltje onder de loep wordt genomen, een taaltje overigens waarover nog al wat misverstanden bijvoorbeeld op het punt van zingen blijken te bestaan. De overgenomen passages zijn representatief, zowel wat de journalistieke schrijfwijze van Wa gener betreft als voor de informa tie. die de auteur geeft. „Leer mij ze kennen... De Rotter dammers" is uitgegeven bij A. W. Sijthoff in Leiden en kost 7,90. F. J. v. d. H. (Van onze verslaggever) ROTTERDAM, 2 juni. Er is grote kans, als B. en W. een klein krediet willen beschikbaar stellen, dat het Schouwburgplein in de zomermaanden een wat fleurig aanzicht krijgen. Dit plein zal dan worden opgesierd met vlaggemasten en wat bloembakken en banken. Een Amsterdamse groep on der leiding van een Londenaa rzal een kilometerlange tekening vervaardigen die, naar Londens en Amsterdams voorbeeld, door het stadscentrum zal gaan Ook Rotterdammers zullen hier uiteraard aan meewerken zoals dat ook het geval is met het oprichten van een antiluchtvervuilingsmonu- ment waaraan rokende schoorstenen te pas zullen komen. Op het stadhuisplein Tipo-Pti' 'tci een» dpmszichtige plastic bal- 7on* otp toujnjn bladen waarbinnen gemusiceerd en waarop aan de buiten kant geprojecteerd wordt. Daar wil men ook andere sculpturen bouwen. Het ziet er dus naar uit, dat er een fikse Amsterdamse „culturele" injec tie zal worden gegeven aan de Rotter damse binnenstad. Direct leverbaar door: Karei Doormanstraat 135, Telefoneer 14 18 58 en U heeft morgen Uw «wmplMr ln hul". IN HET VOORBEELDIGE Ste delijk Museum Het Catharina- Gasthuis"dat iedere bezoeker van Gouda blijft aanbevolen, exposeert Lucila Engels. Zij is de echtgenote van dokter Chris Engels, de man die! op Curasao zoveel gedaan heeft en nog doet voor de culturele ont wikkeling van de Antillen. Hij heeft niet zo lang geleden nog een expositie gehad in het Schiedams Stedelijk die geheel gewijd was aan schilderijen en tekeningen van paarden. De andere helft van dit artistieke echtpaar, Lucila Engels, is uitgebreid vertegenwoordigd. Zij is in ons land geen onbekende. Al in 1953 nam zij met een eigen in zending deel aan de groepsexposi- tie van Antilliaanse kunst „Cura sao, schilderend en gechilderd" in het Amsterdamse Stedelijk Museum. Thr. Sandberg heeft ook het schu ierende echtpaar samen onderdak geboden. De collectie die nu in Gouda te zien is en die langs nog vijf mu sea zal reizen onder auspiciën van de Nederlandse Stichting voor Cul turele samenwerking met Suriname en de Nederlandse Antillen, is van heel uiteenlopend kaliber en kwali teit. Het eigen gezicht van deze geboren AntilliaEinse wordt niet erg duidelijk. Er is een sterke drang naar veelkleurigheid waar te ne men, gevat in naar het primitieve neigende vormen. Maar men zou zeggen dat ze wat veel naar illus tere voorbeelden heeft gekeken: men herkent gemakkelijk Appel, Chagall, Picasso (blauwe periode), Franz Marc en in de Kop van jong paard zelfs haar echtgenoot. We ge loven niet dat zij dit nodig heeft. In een schilderij „Geit" dringt ze ineens door tot de kern. Het dier komt er stralend wit op, nukkig en in een omlijsting van helle kleuren. Dan krijgen we wat weke slappe vormen spanning. Het is dan onge- grijpeiijk hoe ze een Stilleven met stoel kan maken of enkele kleine werkjes die er eigenlijk niet mogen hangen. Wat meer selectief vermo gen had het beeld dat we van deze schilderes krijgen, wellicht wat dui delijker kunnen maken en kwalita tief beter. Nu gaat de expositie on der in technische manco's en ge brek aan persoonlijkheid, terwijl er aanwijzingen zijn die een andere richting uitgaan. Tot 2 juli. MAASSLUIS IS BEZIG IETS te doen aan cultuur die op een ander terrein ligt dan orgel- of koormu ziek. Daarvan is het Gemeentemu seum aan de Zuiddijk een voor beeld. Temidden van een even wanstaltige bebouwing als een groot deel van oud-Maassluis mar keert teken dat er aan het be houd van enige stedelijk schoon ge neraties lahS niets is gedaan is binnen de muren van dit oude kan toorgebouw een juweeltje van een expositieruimte ontstaan. De ver rassing die men ondergaat bij het binnenkomen is dan ook volkomen. Onder de hoede van de binnenhuis- architecte mej. wordt hier een gewerkt die er duidelijk op gericht is de Maassluizers over de drem pelvrees heen te helpen. Na de ex positie van de Rotterdamse teke naars en aquarellisten, nu het kun- stenaarsechtpaar Van Zanten. Ek van Zanten heeft naam gemaakt aansluiten bij traditionele vormen. Vooral in zijn composities die be trekking hebben op sportiiguren, bereikt hij voortreffelijke resulta ten. Rugby, handbal, basketball, hockey en zwemmen boden Van Van Westerhoven Zanten aanleiding tot boeiende expositiereeks af- ruimtelijke verkenningen waarin het niet alleen om de uitbeelding van de figuren alleen ging, maar waarin deze feitelijk ondergeschikt zijn gemaakt aan de totale compo sitie. In enkele verbeeldingen van „Europa op de stier" laat hij zijn voorkeur voor klassieke beeldhouw werken evenzeer blijken als door dat merkwaardige „Man op bed" waarin zelfs de stofuitdrukking van het gewaad waarin de liggende man gekleed is, sterk aan de Griekse voorbeelden doet denken. Van Annemarie van Zanten-Eilers hangen er vriendelijke landschap jes, koetjes in de wei en bootjes aan het strand in zuidelijke kleuren. Werk zonder pretentie, onpersoon lijk en dikwijls zonder enige ge- met veel beelden die op de sport Stift jSf" g6~ betrekking hebben. Ook de grote ol z luu- plastiek op het terrein van de ge- BILL HUTSON WERD IN 1836 in meentelijke drinkwaterleiding „De San Marcos, Texas, geboren. Hij Beerenplaats" in Rotterdam is door studeerde in Mexico, Los Angeles hem vervaardigd. Deze leerling van en San Francisco. In de jaren 1963- prof. V. P. Esser bewandelt geen 1965 woonde hij in Amsterdam en experimentele wegen. Hij maakt daarna verhuisde hij naar Frank- plastieken die geschikt zijn als tuin- rijk. Mickery. Loenersloot organi- beeld of als begeleiding van archi- seerde de expositie die nu in Gale- tectuur en die ook qua onderwerp rie De Haas te zien is. Die krijgt overigens binnenkort de Kunstzaal van Fenna de Vries uit Delft als buur. Zo wordt het Eendrachtsplein langzamerhand een centrum van beeldende kunstzaaltjes. Hutsons werk valt eigenlijk in tweeën uit een. Er is een grote serie Dag boekbladen naast schilderijen en collages. De Dagboekbladen zijn strikt chronologische reconstruc ties van indrukken die opdoemen bijvoorbeeld als hij Arnhem binnen rijdt en het sneeuwt. Die groeien uit tot zeer persoonlijke tekens in sepiakleur die dan een grafisch karakter krijgen. Het lijken lange, verticale ontwerpen voor non-figu ratieve wandtapijten. Datzelfde, iet wat decoratieve treft men aan in panelen met bladmotieven. In „te gelreliëfs" komen ook collagetech nieken aan bod waarvan de gecom bineerde twee witte collages het sterkst aanspreken. Tot 15 juni. TENSLOTTE vraagt de Rotter damse Kunstkring aandacht voor de Amsterdamse beeldhouwer Hans Verhulst en de schilder Jan Roëde. Hans Verhuist exposeert plastieken die hij Wrak, Vuurvogel, Vogelspin of Insect noemt. Couzijn en Tajiri lijken in de buurt te zijn, maar in een portretkop van prof. Hamma- cher toont hij tevens over een uit stekende, geïnspireerde klassieke vakbekwaamheid te beschikken Ook in de stijl zijn er duidelijke verschillen. Bijzonder geestig is het werk van Jan Roede. „Werk met een glim lach noemt hij het zelf. Hij zoekt het in het Zen-Boeddhis- !TJLf,fn voor zan onbezorgde lijke manier dringt hij binnen in een wereld van mensen die je fron taal aanstaren, met tafeltjes en Tp°itrnVaa,S;'es' treintjes en beestjes, leikens komt er een vogelfiguur- nfeïerUg a1^ een teugje poëzie dat licht ironisch over dit tere werk is heengelegd. Soms heeft het iets van Klaas Gubbels' tafelschilderijen, verschrompelde werkelijkheden die gereduceerd zijn tot enkele hoofd elementen. In „The vehicle -of truth" zit een oud uitziend hoofdje ln.. een speelgoedautootje. Zouden wijsheid en kinderlijke onbevangen heid hier niet samen gaan? In Stil leven worden de vazen figuren die op het punt staan om te spre ken. Een enkele keer plaatst hij on samenhangende figuurtjes bijeen zoals Klee dat deed: een vogeltje een scheepje, vliegertjes en wat fi guurtjes. Dwars door alle esthetica heen vraagt Roëde aandacht voor kunst als spel, kinderspel, maar Totb2e5ejumdemS' Z° °°k bJj Eoëde' HARRY willemsen

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 7