MINISTER VERINGA NIET BANG iLioe krijgt slag met Als na gezond ruzie maken beslissing is gevallen, ben ik hard Reuk-oorlog Toepassing eigen wapen [Wegen in Frankrijk raken overbevolkt ffcjb DE TIJD ZATERDAG 24 JUNI 1967 3 Gesprekken met nieuwe mi nisters. Na het interview met de minister voor volkshuisves ting en ruimtelijke ordening ir. F. J. Schut, thans een gesprek met de opvolger van de „bloem rijke" Diepenhorst: Dr. Ger hard Heinrich Veringa. Ziet u er tegen op impopulair te worden Nee. Het antwoord komt spontaan, maar als tweede reactie volgt nog: „Nou ja, je wilt natuurlijk een goed minister zijn; als men nu maar inziet, dat je gewetens vol je beslissingen neemt..." Gewetensconflicten Rust in spelling Dr. G. H. VERINGA IN LABORATORIA, verspreid over de wereld, en ook in Nederland, wordt een ge heel nieuwe wijze van oorlogsvoering tegen het insect voorbereid. Insectenkenners en landbouwkundigen proberen er door te drin gen tot de meest versluierde, geheimzinnige levensfuncties van vlinders, luizen en vlie gen om vanuit die kennis nieuwe mogelijk heden te openen voor hun verdelging of ter voorkoming van hun bestaan. De opzien barendste nieuwe mogelijkheid lijkt te zijn de nabootsing van de liefdesgeurtjes, die vrouwelijke insecten afscheiden om een huwelijkspartner te lokken. Ir. A. K. MINKS studie over insectenhormonen P. VAN DER EYK TON ELIAS PEKING, juni. EEN GOED LID van de com munistische partij behoort, als het nodig is,, allerlei wanbegrip en vernederingen te kunnen ver dragen zonder zich verbitterd te tonen. Toen in 1939 de latere Chinese president, Lioo Tsjao-sji, deze woorden richtte tot de stu denten van het marxistisch-leni- nistische instituut van Jenan, waartoe toen bijna alle tegen woordige machthebbers behoor den, kon hij niet bevroeden, dat de door hem gesproken woorden ooit op hem zelf van toepassing zouden worden. LIOE TSJAO-SJI Gerhard Heinrich Veringa heeft een gans andere manier van spreken dan zijn voorganger Diepenhorst. Minder bloemrijk, minder stemver heffingen en -dalingen, minder de standpunten verpakkend in hoofd en bijzinnen. Men noemt hem Gro nings-nuchter. Daar zit iets in, maar als prof. Chorus zegt, dat de Gro ninger zich niet gemakkelijk uit, dan gaat dat voor minister Veringa niet op. Hij heeft kennelijk geen behoefte aan omslachtigheden, maar hij praat vlot. Zijn vader was inspecteur van po litie. „Voordien veenarbeider, wonend in een hut opgebouwd van veenpollen" is ergens geschreven. „Een te schil derachtig verhaal. Mijn grootvader had een boerderij in Barger-Compas- cuum", aldus de minister. Dr. Verin- Sa heeft in New York gestudeerd en ook gedoceerd: sociologie van mis daad en straf. Of dit verband houdt 'het het beroep van zijn vader? „Ik 'denk meer met het assistentschap dat ik toen vervulde, maar je weet natuurlijk nooit precies hoe gezinsin vloeden doorwerken". Met onderwijszaken had hij voor hij op O. en W. kwam, vrij weinig te maken gehad. Zijn oudste zoon, Jan bezoekt het Lodewijk Makeblijdecolle- ge in Rijswijk; Frans heeft zo pas toelatingsexamen gedaan, Lieke zit op de lagere school, Paul gaat er naar toe en Trees is nog thuis. Hij interes seerde zich gewoon als vader voor de scholen van z'n kinderen, maar ver der was hij tot voor kort vooral de man van het gevangeniswezen. Wel heeft hij zich in de gemeenteraad van Rijswijk met onderwijs en cultuur be zig gehouden. Als buitengewoon hoog leraar in het penitentiair recht te Nij megen kwam hij op het terrein van het wetenschappelijk onderwijs, „maar dat stelt natuurlijk wat betreft de on- derwijs-problematiek niet zo erg veel voor". Dr*. Schmelzer heeft gezegd, dat toen er een minister van Onderwijs ge leverd moet worden, de KVP meteen kon putten uit eigen reservoir Dr. Veringa: „Ik zou niet weten hoe dat nu precies in z'n werk is ge gaan. Ik heb in m'n Groningse tijd KVP-pamfletten rondgebracht, ik ben in Rijswijk voorzitter van de afdeling geworden en toen voorzitter van de statenkring Delft en de rijkskieskring Dordrecht. Dan krijg je vanzelfspre kend allerlei contacten..." Heeft u bepaalde financiële eisen ge steld voor u minister werd? Het antwoord luidt ontkennend. In onderwijskringen vindt men het Vreemd, dat bij de kabinetsformatie over de grootste post van de begro ting niet of nauwelijks gesproken is, blaar de minister meent, dat men dit ook positief kan uitleggen: iedereen is overtuigd van het belang van het onderwijs. Wat bedoelt de Regeringsverklaring biet de uitspraak dat de onderwijsre- Selingen kritisch onderzocht moeten Oiorden op hun doelmatigheid en kos- tenveroorzakende aspecten? .,Ik geloof niet, dat men mag zeg den dat er geen koster.besef is, maar ive hebben nog te weinig inzicht in he vraag wat de diverse onderwijs voorzieningen nu eigenlijk kosten". Zou het niet van belang zijn ook na te gaan wat het onderwijs oplevert? hoeveel procent van het nationaal in namen moet men aan het onderwijs °esteden voor een optimale ontwikke- irtg van het land? .Ik wil njet beweren, dat een der- gelijk onderzoek geen zin zou hebben, hiaar voor men er aan begint, moet h>en zich wel afvragen of er in re- rijkheid een duidelijk resultaat van e verwachten is". .Dp de vraag of de problemen die 'j als minister heeft aangetroffen em mee- of tegengevallen zijn, ant- °ordt dr. Veringa: „De hoeveelheid J/Oblemen is mij niet tegengevallen, !/aar wel is moeilijk dat er bijna «een onderscheid te maken is tussen o°fd- en bijproblemen. Je kunt haast 'et zeggen: dit gaat voor en dat bj?.6t maar wachten, want alle zaken k 'Jken belangrijk te zijn. Financiële ufherkingen kunnen dan ook tot ge. taculair zijn en waar geen pressie groepen achter staan en die ik toch zwaar moet laten wegen neem bij voorbeeld een of ander belangrijk we tenschappelijk onderzoek. Als een mi nister van Onderwijs alleen maar po litiek zou denken, dan zou hij over eeil verhoging van collegegelden of over een numerus clausus nooit moe ten peinzen!" Denkt hij daar dus wél over? „Wanneer dat het geval is, is dat niet nieuws: het is ook in het verleden gebeurd. Maar we zijn er nog niet over uitgedacht. Ik zeker niet". De minister brengt met nadruk naar voren, dat de moeilijkheden bij het we tenschappelijk onderwijs niet zijn eni ge zorg zijn. „Ik moet het onderwijs in zijn geheel zien. Om maar eens iets te noemen: het tekort aan gym nastieklokalen bij de lagere scholen is evengoed een belangrijke zaak. Laat daar geen misverstand over bestaan. Maar het vraagstuk van het stijgen de aantal studenten is inderdaad een levensgroot probleem. Mag ik zo eer lijk zijn om te zeggen, dat ik nog niet weet wat ik hiermee aan moet! Ik weet na twee maanden alleen, dat we heel hard moeten denken over een herstructurering van het wetenschap pelijk onderwijs". Dr. Veringa zegt, dat zijn voorgan gers Bot en Diepenhorst te kort aan het bewind zijn geweest om de hele problematiek van de verplichte pro- paedeuse, tweetraps-studie, de studie duur in het algemeen enz. enz. op te lossen. „Prof. Diepenhorst heeft eens gezegd, dat er misschien twee minis ters zullen sneuvelen voor de nodige veranderingen tot stand zullen komen, maar dat de derde ze erdoor zal krij gen". Zou u hieraan uw politieke leven verbinden? „Wel wat vroeg om dat nu al te zeggen! Wanneer ik te zijner tijd met een complex van maatregelen zou kunnen komen, zou het natuurlijk on zinnig zijn bij voorbaat te verklaren: en daar mag nu niets in veranderd worden. Maar wanneer de essentie van 'n herstructurering afgewezen zou worden dan zou ik daar, denk ik, wel consequenties aan moeten verbinden. Een kwestie van „persoonlijke zinde lijkheid". Men zegt dat u hard is. U heeft enige studenten uitgenodigd om maar eens „gezond ruzie" te komen maken. „Het klinkt misschien wat ijdel zo in de geest van „kijk mij eens, de soepele minister" maar ik meen het eerlijk wanneer ik verklaar open te staan voor redelijke wensen en wij ze kritiek. Vandaar dat „gezond ruzie maken". Maar als daarna de beslis sing genomen is, dan ben ik ook hard. Het is natuurlijk veel plezieriger als minister de mooie mijnheer uit te han gen, maar er zullen ook vervelende dingen aanvaard moeten worden. Als ik niets doe, is het niet goed. En als ik wel wat doe, dan kunnen sommi gen op goede gronden vinden, dat dit ook niet goed is, maar dat zou even zeer tv-* geval zijn als ik wat anders deed". De minister hoopt wel het volgend jaar wat meer armslag te hebben. „Misschien is de wens de vader van de gedachte, maar als je niet eens met de wens zou beginnen... De cij fers van de Onderwijsbegroting zijn de laatste jaren met sprongen omhoog gegaan, maar daar zit een zeker „optisch bedrog" in. Een groot deel .i-"4 van de kostenstijging bestaat uit ver hoogde autonome uitgaven: salarissen e.d. Er moet voor het onderwijs stel lig nog heel veel gebeuren'" De Regeringsverklaring spreekt over verdere democratisering van het on derwijs. Waar slaat dit op? „Ik denk bij het vraagstuk van de ontwikkeling van talenten vooral aan het verschijnsel, dat er kinderen zijn, die bij het begin van de lagere school al de boot missen niet door een te kort aan intelligentie maar door een manco in hun verbale uitrusting". Minister Veringa noemt zijn taak op het departement „fascinerend". Tot de vele onderwerpen, waarmee hij te maken heeft, behoort ook de kwestie van de spelling. Hij is in zijn vrije tijd alles aan het lezen wat hierover gepubliceerd is. Zijn standpunt heeft hij nog niet bepaald, maar hij wil wel zeggen, dat hij streeft naar een regeling, die rust in de spelling brengt. „We kunnen niet na vijf of tien jaar weer aan de spelling gaan dokteren". De gehele dag besprekingen voeren nu: vooral over de begroting; „een goede manier om de gehele problema- ^et, *i. wwoonfüeten leiden. Br zijn voon» «Ho misschien VERLIEFDHEID WORDT INSECTEN FATAAL Deze geurtjes hebben zo'n aantrekkingskracht op de mannetjes dat deze zich over vaak kilo meters afstand naar het wijfje reppen nadiat zij met hun antennes, de sprieten op de kop, lucht van een wijfje hebben gekregen. Wanneer het lukt het lief desparfum" na te bootsen, zo dachten entomologen, moet het mogelijk zijn de manne lijke insekten te lokken met alle spectaculaire kansen van dién. Een verraderlijk middel mis schien, maar nu de insecten worden beschouwd als onze doodsvijanden, die de gezondheid en de voedselvoorziening bedreigen, is alles gerechtvaar digd. Een nieuwe aanpak bij de insectenbestrijding is noodzakelijk geworden nu de zwaar giftige che mische middelen, die sinds de ontdekking van de DDT tegen het schadelijke gedierte worden ge bruikt, zich behalve tegen de insecten, meer en meer tegen de mens zelf en tegen zijn omge ving gaan richten. De verontrusting over de ver storing van het toch al wankele biologische even wicht is wereldwijd. Voornamelijk via bespoten planten, waarop nog resten van het gif zijn blij ven zitten en via besmette soortgenoten sterven vogels, zoogdieren en ook niet-schadelijke insec ten. Want de van DDT afgeleide bestrijdingsmid delen en de zogenaamde fosfor-ester, zoals para- thion, slaan toe zonder aanzien des insects. Een andere belangrijke noodzaak om de bestrijding op een geheel andere wijze aan te pakken is de er varing dat steeds meer insecten door erfelijke eigenschappen immuun worden voor de bestrij dingsmiddelen waaraan eerst hun soortgenoten zo prompt stierven. Die resistente exemplaren zijn in staat zich met bij insecten gebruikelijke vruchtbaar heid in zeer korte tijd tot enorme legioenen uit te breiden, die zich niets van de giftige stoffen aantrekken. Men is thans al een eind op weg om de op gestelde theorieën over de „reuk-oorlog", die ge voerd zou kunnen worden, waar te maken. Kost bare experimenten, vooral in Amerika en Duits land, hebben aangetoond dat men op de goede weg is. Ook in Nederland is men sinds kort bezig na te gaan welke mogelijkheden het liefdespar fum de bestrijding biedt. Op het Laboratorium voor Insecticidenonderzoek in Wageningen is spe ciaal voor dit onderzoek aangetrokken ir. A. K. Minks, een landbouwkundig ingenieur van 33, ge specialiseerd in de entomologie. Welke gedetailleerde studies van het eindeloos ingewikkelde mechanisme, dat een insect is, er worden gemaakt mag blijken uit het feit dat ir. Minks na zijn studie voor landbouwkundig inge nieur in de gelegenheid is gesteld een vier jaar durend wetenschappelijk onderzoek te doen naar de hormonen van insecten, een onderwerp waarop hij dezer dagen is gepromoveerd tot doctor in de landbouwkunde. „Ja", zegt hij, „wanneer je jarenlang met zo'n gedetailleerd onderwerp bezig bent, moet je jezelf er wel toe dwingen het grote verband te blij ven zien." De opdracht die hij nu op het labo ratorium in Wageningen heeft gekregen houdt geen rechtstreeks verband met die studie. Zijn taak is het na te gaan welke mogelijkheden er zijn om een in Nederland voorkomend, schadelijk insect, bij voorkeur de uienvlieg of de bladroller een vlindertje dat de fruitteelt veel schade be rokkent door middel van „sex-attractantie", zo als de methode officieel genoemd wordt, te be strijden. Hij is nog maar enkele maanden met het onder werp bezig. Het staat nog geenszins vast dat deze methode ook in Nederland kan worden toe gepast. Het is hem inmiddels wel duidelijk ge worden dat er omvangrijke, kostbare experimen ten nodig zullen zijn. Zo zal hij bij voortzetting van het project voor de noodzaak komen honderd duizenden bladrollers te kweken, het insect waarop hij vermoedelijk zijn onderzoek wil toespitsen. Deze enorme aantallen zijn nodig omdat de hoeveel heid lokstof die de insecten aanmaken zo gering is dat er legioenen vrouwtjes nodig zullen zijn om van hen samen nog maar een nauwelijks waar neembare hoeveelheid te verkrijgen. Deze is no dig om het te kunnen analyseren en synthetisch na t« maken. Bij onderzoekingen in het buiten land bleken meer dan driehonderdduizend achter lijven van vrouwelijke insecten nodig te zijn om een tiental milligram lokstof te verkrijgen. De ongeloofwaardige gevoeligheid van de reuk zin van de insectenmannetjes mag gerust een glanzend wonder van de natuur worden genoemd; het is jammer dat de uitdrukking versleten is'. Onderzoekingen hebben uitgewezen dat 0,000.000.000.00001 milligram lokstof, opgelost in een milliliter vloeistof, genoeg is om het mannetje te prikkelen. Aangenomen mag worden dat het vrouwtje niet meer liefdesparfum aanmaakt dan strikt nodig is. De stof zweeft dan ook op niet meer dan moleculair niveau in de lucht, maar het is genoeg voor het mannetje om hem op grote afstand op het spoor van het verliefde vrouwtje te zetten. Het zal een grote opgave zijn voor het labo ratorium de belangrijke lokstof van de bladrol ler te isoleren. Het is gemakkelijk zich een voor stelling te maken van de moeilijkheden bij het opzetten van een kweek van honderdduizenden vlinders. Wanneer men driehonderdduizend wijf jes wil hebben zullen er over de miljoen vlin ders gekweekt moeten worden, omdat al ongeveer de helft, de mannetjes, afvalt. Daarnaast zullen er honderdduizenden nodig zijn om de kweek voort te zetten. In deze belangrijke onderzoekingen is het tof nu toe voornamelijk de overheid die er zich voor inspant. Het bedrijfsleven is nauwelijks geïnteres seerd in deze nieuwe vorm van bestrijding omdat zij te specifiek op één enkele insectensoort is ge richt, waardoor grote omzetten in de eventueel aan te maken aantrekkingsstoffen niet te ver wachten zijn. Bovendien: de omzet van de nu nog gebruikte chemische bestrijdingsmiddelen ach ten de fabrikanten zeer bevredigend. Ir. Minks vertelt welke toepassingsmogelijkhe den er zijn voor de insectenbestrijding wanneer men eenmaal de beschikking over de sex-attrac tantie heeft. Zo kan de kunstmatig nagemaakte lokstof op verschillende plaatsen in het veld worden uitgezet om een inventarisatie op te maken van het betrokken insect. Aan de hand van de aan tallen mannetjes die op de stof afkomen kan be slist worden of, en zo ja in welke mate, de toch weer chemische maar meer gerichte bestrij ding moet worden aangepakt. Een effectieve toe passing is ook, de aantrekkingsstof te combine ren met gif of met een sterielmakend middel. De geheimzinnige aantrekking betekent in dat ge val de nagenoeg definitieve uitroeiing van het soort. In afgesloten gebieden, waar geen aanvul ling van het bestand mogelijk is, is dat een bruik bare methode om het aantal insecten van een soort tot een aanvaardbaar minimum te beper ken, zoals op de Hawaii-eilanden al is gebleken. Als vooralsnog theoretische mogelijkheid is ge opperd het fatale liefdesparfum in een door een bepaald insectensoort druk bezocht gebied zo mas saal te verspreiden dat de mannetjes letterlijk niet meer weten waar ze het (vrouwtje) zoeken moeten. Ze raken bij die overmaat van geur niet op het spoor van het wijfje, zodat geen bevruch ting kan plaats vinden. Zo wordt er hard gestu deerd om straks het verliefde insect bij de neus te nemen. Het kon weieens fataal voor hem wor den. spe®" tiek van het departement te leren ken nen" heeft tot gevolg dat er iedere dag 's avonds stukken mee naar huis gaan. „Dat klinkt als gewichtigdoenerij. Zo bedoel ik het niet. Ik hoop als ik in gewerkt ben meer vrije tijd te krij gen. Maar staatssecretaris Grosheide zegt, dat ik mij hierover maar geen illusies moet maken". Evenals zijn voor-voorganger Cals heeft dr. Veringa druk in de verkenne rij gezeten. Hij was kroonverkenner („met alle lintjes"), hopman en com missaris. Kamperen doet hij echter niet meer. Hij kan volgende maand niet met zijn gezin mee op vakantie naar Vlieland. Zijn liefste vrijetijdsbe steding is lezen. Nog even een blik in het boek over „De Nederlander" van prof. Chorus. „Voor het opbouwen en nog meer voor het in stand houden en uitbreiden van een bedrijf, zaak of onderneming is de Groninger onovertroffen". Maar de Groninger is ook op de penning... Dr. Veringa: „Het zal niet mogelijk zijn het ieder naar de zin te maken". (Van een bijzondere correspondent) Misschien herinnert hij zich wel zijn eigen woorden als hij thans dag en nacht het geschreeuw tegen hem hoort van al die mensenmenigten voor de Tsjoeng Nan-han-poort, de zetel van de regering in Peking, waar hij naar men aanneemt nog steeds verblijft. De in oktober geopende en in maart plechtig door „De Rode Vlag" (het theoretische partij-orgaan) overgeno men campagne tegen de man, die in naam staatshoofd blijft, heeft thans een mate van woede en van kracht bereikt, die doet denken aan de som berste jaren van na de wereldoorlog, die van 1948 tot 1950, kort na het uitbreken van het Joegoslavische schis ma, toen iedere volksdemocratie zijn eigen Nummer Twee moest slachtof feren op het altaar van het stalinisme: Rajk in Hongarije, Slanski in Tsjecho- slowakije, Kostov in Bulgarije. De veroordeling van Lioe zou zich niet alleen beperken tot het tegen woordige meningsverschil over de or thodoxe lijn. Men wil ermee aantonen dat Lioe, wiens verknochtheid aan het communisme, evenals die van Mao Tse-toeng, teruggaat tot 1921, het jaar van de oprichting van de Chinese communistische partij, al die jaren een „verrader" is geweest in een zeer belangrijk opzicht: hij wilde het kapi talisme beschermen en het later her stellen, aldus de zaak van het impe rialisme dienen en de revisionisten in Washington en Moskou in de kaart spelen. Wat is daarvan waar? VOOR EN TIJDENS de oorlog tegen Japan, van 1936 tot 1945, preekte hij de capitulatie; vanaf de overwinning in 1945 de samenwerking met de Kwo- mintang en de Amerikanen, vanaf de machtsovername door de communisten die hij blijkbaar, ondanks al zijn moeite niet heeft kunnen voorkomen, stelde hij zich in dienst van de groot grondbezitters en rijke woekeraars. Als een ware „Chinese Chroestsjew", verklaarde hij in 1956 in navolging van de Russische destalinisatie, dat de klassenstrijd in China geen enkele be staansreden meer had; vervolgens ver zette hij zich tegen de „Grote Sprong Voorwaarts" en tegen de volkscommu nes, daarbij dankbaar gebruik makend van de moeilijkheden, die in 1960 wa ren ontstaan door het zich terugtrek ken van de Russische technici en de natuurrampen. Lioe's echtgenote, Wang Kwang-mei, schijnt zo mogelijk een nog zwar tere ziel te hebben. En op haar wordt dan ook fysiek de grootst mogelijke pressie uitgeoefend. Iedereen in Pe king kent wel een stadgenoot, die on langs heeft deelgenomen aan de be ruchte bijeenkomst van de Universiteit van Tsin-Hoea, waar de eerste vrouw van China voor een brullende menigte van 200.000 man verscheen, belache lijk opgedirkt met een groene jurk en met een grote strohoed, die zij droeg ter gelegenheid van het officiële bp- zoek, dat zij in 1963 met haar echtge noot qan Indonesië gebracht heeft. MAAR VOLGENS de aanplakbiljet ten heeft Wang Kwang-mei het spel meegespeeld. Zij verdedigde haar echt genoot, verzekerde, dat hij altijd trouw geweest is aan Mao Tse-toeng. Lioe zelf weigert hardnekkig zijn de banvloek over Lioe Tsjao-spi poli tiek op te heffen. Het belangrijkste is, dat men aan deze verstoting van Lioe een karakter van onverdraagzaamheid wil geven om aldus, zelfs na de ver dwijning van Mao Tse-toeng van het politieke toneel, de mogelijkheid uit te sluiten, dat het revisionisme, waarvan Lioe terecht of ten onrechte de per sonificatie is, nog zal terugkeren. Het zal voortaan weinig uitmaken welk lot hem persoonlijk of zijn beide lotgenoten, de secretaris-generaal Teng Hsiao-ping en de voormalige propagan- dachef van hef centrale comité, Tao- Tsjoe zal treffen. Belangrijk is, dat de veroordeling niet uit hoge partij kringen afkomstig is, maar wordt uit gesproken door de „massa". De hoge re autoriteiten zullen dit vervolgens slechts hoeven goed te keuren als dit al niet gebeur<J, is, wat men zou kun nen afleiden uit onthullingen over de beroemde bijeenkomst van de perma nente commissie van het Politburo, waarop Lioe met slechts één stem ver schil, die van Mao Tse-toeng, een ne derlaag geleden zou hebben. De actie werpt in elk geval reeds vruchten af: want voortaan wordt op de schouders van Lioe Tsjao-sji de schande van alle excessen en dwa lingen geladen. ftjeer dan ooit vraagt men zich na een jaar culturele revolutie af wat nu wel haar werkelijke doelstellingen zijn. De sleutel tot die oplossing is buiten Mao in handen van Tsjoe En-Lai, de Chinese premier, die, onverstoorbaar, alle stormen doorstaat en al degenen, die eens zijn naaste collega's waren, de een na de ander ziet verdwijnen. (Van een correspondent) PARIJS, f juni Het aantal mo torvoertuigen in Frankrijk is in de periode 1965-1966 met bijna een mil joen toegenomen. Die toename is veel groter geweest dan men in het vijfde economische plan had voorzien. Zij is ook groter in verhouding tot de tota le bevolking van het land dan, met uitzondering van Zweden, elders in Europa het geval is, namelijk 23 per elke honderd inwoners. De helft van alle Franse echtparen heeft nu een auto. Vijf procent van hen heeft er zelfs twee. De gemidelde afstand die door de tien miljoen particuliere auto's in Frankrijk is afgelegd, was daarente gen minder groot dan in welk ander Europees land ook en zelfs de kortste van de hele wereld. Terwijl de gemid delde Duitse auto 18.000 km. aflegde, bracht de Franse wagen het gemid deld maar tot 10.000 km. De oorzaak hiervan is voornamelijk de uitzonder lijk hoge benzineprijs in Frankrijk. Deze gegevens zijn gepubliceerd door de Franse bond van weggebrui- kers, waarbij alle belanghebbenden in het wegvervoer zijn aangesloten. In zijn verslag over 1966 zegt de bond, een particuliere organisatie, dat ter wijl men in de Verenigde Staten de totale opbrengst van de benzineac cijns ten goede laat komen aan de verbetering van het netwerk van we gen, in Frankrijk slechts 13 procent van die opbrengst voor de wegen bouw bestemd is. Op Denemarken en Engeland na wordt in Frankrijk het laagste percentage van het nationale inkomen voor de wegenbouw uitge trokken. In 1966 gaven de Franse weggebruikers bijna 125 miljard francs aan belastingen op benzine en hun voertuigen op de „Autoroute de l'Est" twee miljard francs ten goede aan de wegenbouw. Het wegverkeer neemt gestadig toe, terwijl de wegenbouw hierbij steeds meer achterblijft" heeft George Gallienne, de voorzitter van de Union Routière onlangs verklaard. „Er is nog niets gedaan voor de verbetering van Montelimar en van de route tussen Aix- en Provence en Le Luc, hoewel die op een grote in ternationale snelweg liggen (namelijk, die uit het noorden van Italië komt). Men moet thans 's morgens iedere ochtend en avond een uur uittrekken om van Rocquencourt (nabij Versail les) naar het Bois de Boulogne te rij den. De „Autoroute de l'Ouest" ver werkt dagelijks 82.000 voertuigen. Haar verzadigingspunt is hiermee bereikt. De „Autoroute du Sud™ is met al haar bruggen en onderdoorgangen am per zeven jaar na haar in gebruik- stelling al weer te klein geworden." Ten westen van Parijs verschijnen uitgestrekte woonwijken, die weldra voor een toevloed van nog eens 10.000 voertuigen op de „Autoroute de lEst" zullen zorgen. De centrale markthal len van Rungis (nabij Orly, waarheen de „Halles" zullen worden verplaatst) zullen een toevloed van 400 vracht- en 5000 personenwagens veroorzaken. Op het vliegveld Orly. zullen binnen af zienbare tijd 22.000 mensen werken in plaats van de 10.000 van thans en 15 miljoen in plaats van vijf miljoen pas sagiers worden afgehandeld. De verkeersopstoppingen op de „Autoroute du Sud", die naar Orly voert, waren er vorig jaar Kerstmis de oorzaak van, dat vele passagiers hun vliegtuigen misten en dat de luchtvaartmaatschappijen gedwongen waren de vertrekuren te verlaten. „De wegen zijn opnieuw opgeofferd" bena drukte Gallienne. Er zUn nog steeds 2000 „zwarte plekken in het Franse nationale we- ^nftJ^eigering van de autoritei- ten om 1000 viaducten voor voetgan gers te bouwen en hun besluit om de breedte van de rijstroken in een be paald gedeelte van de Autoroute du Sud van 3.50 meter tot 3 meter in te Krimpen om er in beide richtingen e ln plaats van twee te kunnen aanleggen, noemde Gallienne een van de door hem aangehaalde zelfmoord maatregelen van de overheid. Het bevorderen van het wegverkeer staat gelijk met het bevorderen van de economische ontwikkeling, vond hij Gallienne is tegen tolheffingen op autowegen, parkeermeters in de ste den en verhogingen van de accijns op benzine met een hoger octaangehalte, waartoe de regering plannen schijnt te hebben. „Benzine van een hogere kwa liteit is niet langer de brandstof van de rijken, maar een eerste vereiste voor motoren met een modern intern verbrandingssysteem" zei hij. In plaats van jaarlijks 200 km. auto wegen te bouwen, moet de regering ait getal trachten te verdubbelen. Zij kan dit met behulp van de belastin- gen die de weggebruikers betalen. Weliswaar hoeft dit niet in de mate zoals m de Verenigde Staten het ge val is, maar tenminste 50 procent van die belastingopbrengst moet aan de wegenbouw ten goede komen. De ex. tra inkomsten die de staat nodig heeft, moeten zijns inziens niet ver kregen worden door een verhoging van de accijns op benzine, maar door een expansie van het wegvervoer, dat de economische welvaart zal bevorde ren.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1967 | | pagina 17