Rijnmond
palet
Mr. G. E. van Walsum
tegen uniformiteit
HOOFD VAN GEMEENTE MET TOP-AMBTENAREN
RITMISCHE COLLAGES TEGEN ZWART FOND
Burri: schilderen met vuur
„FANTASIE EN WERKELIJKHEID"
Jubilerend Dordrechts museum
geeft schets van een tijdsbeeld
PROVO-PRENT UIT 1834
OE TIJD - DE MAASBODE
ZATERDAG 24 JUNI 1967
5b
ALBERTO BURRI IS een Ita
liaanse kunstenaar die zijn car
rière als arts heeft afgebroken
en zich volledig heeft gewijd aan
de materiekunstIn Boymans-
Van Beuningen is een uitgebrei
de expositie gewijd aan zijn
oeuvre dat werken bevat uit de
periode van 1948 tot 1962. Het
zijn 61 werken geworden waarin
men de mogelijkheden ziet, die
deze expressievorm biedt.
HARRY WILLEMSEN
Mr. G. E. VAN WALSUM:
in 1962 al bezorgd.
Vergadering van het college van burgemeester en wethouders ofwel: van het hoofd van de gemeente met zijn top-ambténaren. Aan het
hoofd van de tafel burgemeester W. Thomassen. Verder met de wij zers van de klok mee: loco-secretaris J. C. Timmermans en de wet
houders mr. H. Polak, J. Reehorst, G. Z. de Vos, J. Worst, H. W. Jettinghoff en drs. J. G. van der Ploeg, vervanger van wethouder
R. Lan gerak.
Mr. Dr. S. W. COUWENBERG.
DORDRECHT, vrijdag
Het Dorddrechts Museum is
125 jaar geleden ontstaan. Over
die periode tussen 1830 en 1850
gat de zeer uitgebreide expositie
die de rake titel: „Fantasie en
werkelijkheid" heéjt gekregen.
In de romantische omgeving van
voor opruiming rijpe krotten en
de boomrijke aanplant voor het
museum zelf, komt deze exposi
tie wel heel goed tot haar recht.
Deze prent heeft van de maker Daumier geen titel meegekregen
maar is later „De dronkaard" genoemd. Het is géinspireerd op ge
beurtenissen in 1834 toen er tijdens de regering van Louis Philippe
interpellaties in de Kamer waren over het provocerend en hard
handig optreden van politie en burger. Ook de regering gébruikte
het woord „provocerend" in verband met jeugdig schorriemorrie.
Het woord provo is op de prent terug te vinden.
ROTTERDAM, 24 juni De
discussie over de al of niet be
vredigende werking van de de
mocratie heeft zich de laatste
tientallen maanden, onder in
vloed van actuele gebeurtenissen,
toegespitst op de vorming van
de landsregering en op de positie
van de burgemeester. Zo is bij
voorbeeld het aanstellen van een
burgemeester via verkiezingen
binnen de belangstellingssfeer
gekomen. Dat wét houders en
seniorenconvent een woordje
meegesproken hebben bij de be
noeming van een nieuwe burge
meester van Amsterdam, bete
kent reeds een niet geringe ver
andering. Toch blijft bij alle dis
cussies de werking van de plaat
selijke democratie nog zo'n beet
je buiten spel, hoewel men het
er over eens kan zijn dat de
positie van wethouders en raads
leden en de verkiezingen van de
gemeenteraad best eens kritisch
bekeken mogen worden.
„Verkopen'
Geen detailwerk
Na de grote Kurt Schwitters-expo-
sitie zou men dit een modern ver
volg kunnen noemen van de Merz-
bilder van Schwitters. Het eerste hier
geëxposeerde werk van Burri sluit
hier direct bij aan. Er zitten stukken
gescheurde tekst als collage tussen,
door vette lijnen omrand. Een pro
beersel zonder eigen gezicht. Maar
Burri is daar snel van afgestapt.
Bij hem geen boodschappen, geen
ageren zoals ,,dada" of Schwitters
zelf. Burri blijft een echte Italiaan
die in het gebruik van zijn materiaal
een helder gevoel voor harmonie, en
een voortdurend tasten naar verdere
mogelijkheden verraadt.
Het opvallende is dat Burri die in
1915 geboren werd in Perugia en in
een Amerikaans krijgsgevangenkamp
begon te schilderen, toch in staat is
iets van zijn visie op de werkelijkheid,
zijn dromen en gevoelens weer te ge
ven in weerbarstig materiaal. Daar
bij laat hij vuur inwerken op hout,
op ijzer op plastic zelfs. Hij scheurt
jutezakken, schildert ze grijs of zwart,
naait ze aan elkaar of geeft ze een
reliëfeffect mee. Zo komt hij tot rit
mische collages van geschroeide hou
ten fineerstroken tegen een zwart
fond. Als de kraterachtige materie
schilderijen van Jaap Wagemaker,
maar verfijnder plooit en doorsnijdt
hij de jute weefsels. Soms springt
uit deze half vergane wereld van ver
val en sterfelijkheid een bloedrode
kleurvlek door, een hevig signaal van
een kunstenaar die door blijft zoeken
naar de mogelijkheden van het ma
teriaal waarmee hij als een alchemist
experimenteert. Men zou kunnen zeg
gen dat Burri een constant gevecht
levert met de aard van zijn mate
riaal.
Hij teistert het, vernietigt het bijna
om het dan in een nieuwe composi
tie als het ware nieuw leven te ge
ven. Een zuiver creatief proces. Het
begrip schoonheid is hierbij niet van
toepassing. Wel ritme, een uitermate
gevoelige herschepping. Het sterkste
effect leveren zijn plasticcollages op.
Grote vlakken worden beplakt met
vele lagen plasticfolie die gebrand,
gesmolten en geperforeerd worden.
Een wonderlijke dramatiek van het
cleane materiaal dat tot vergane stof
wordt „verlaagd". Burri neemt geen
genoegen met het gefixeerde beeld
dat wij hebben van plastic, van glan
zende metalen platen of vormeloze
jutezakken. Er komt een wereld uit
die verwant is met de geheimzinnige
glazuren van de keramist die kleuren
in klei brandt, die zijn vloeibare dek
lagen laat doordringen in zijn scha
len, vazen en kommen. En zijn werk
laat zich voor allerlei theorieën span
nen zoals blijkt uit de inleiding op
de fraaie catalogus van Bernd Krim-
mel. Die spreekt zelfs over claustro
fobie over paotropaeische, afwerende
betekenis. Hij ziet er zelfs een be
dreiging in door de boze geesten van
de nacht. We laten dat graag voor
zijn rekening.
Ons heeft bij Burri de gevoeligheid
getroffen waarmee hij met een ein
deloze fantasie neutrale stoffen tot
media maakt van zijn intuïtief gevoel
voor compositie en structuren zonder
dat deze het karakter hebben gekre
gen van een anti-kunst. Het is eer
der een exploreren van terreinen waar
door hij wordt beschouwd als een der
grondleggers van de zogenaamde art
brut. Maar Burri blijft voor ons de
estheet zonder weekheid, een zeldza
me combinatie in de sector der ma-
teriekunst.
WIE VIA BOYMANS TERECHT
komt bij de Schiedamse Galerie Punt
4 zal hier de ervaring opdoen, dat
er relaties zijn tussen wat Krijn Gie-
zen laat zien en wat Burri gemaakt
heeft. Alleen noemt Giezen zijn werk
wandtapijten, terwijl men bij Burri
gemakkelijk spreekt van materieschil
derijen. De 27-jarige kunstenaar, die
in 1956 de Jacob Marisprijs kreeg
voor schilderkunst, heeft al op diver
se buitenlandse biënnales meegedaan.
Terwijl men in de medaillons nog kan
spreken over wandtapijten waarbij het
jute toch wel hoofdbestanddeel is, ko
men de lichtere werken veel meer
als materiecollages naar voren, pij
beschildert het jutemateriaal zelfs zo
dat er mengingen ontstaan van schil
derij en wandtapijt. Ook bij Giezen
gaat het alleen maar om de kleur
schakering en de compositie. Hij wil
zijn weerbarstig, onesthetisch materi
aal dwingen tot een nieuwe harmo
nie. Vooral in de grijsgetinte werken
speelt er een lichte toets mee, terwijl
in de donkere „tapijten" waarin het
medaillonmotief terugkeert, de gloed
van gebrandschilderd glas de 4«>n
bepaalt.
DE EXPOSITIE VAN TEKENIN
GEN die Dolf Henkes in Graz heen
gehad is nu met enkele aanvullingen
uitgestald in de grote expositiezaal
van De Doelen. Het is na de over
zichtstentoonstelling van enkele jaren
geleden in Boymans-Van Beuningen
ditmaal een chronologisch gerangschik
te expositie geworden van zijn teke
ningen. De eerste dateert van 1932
en de laatste is van heel recente da
tum. Opnieuw de confrontatie met het
grillige kunstenaarschap van deze ge
boren en getogen Rotterdammer. Bij
zonder uiteenlopend werk, soms iro
nisch, droevig, spits of beschrijvend,
dan weer bot of mysterieus. Hij ex
poseert een bijzonder matige tekening
als Het oude bootwerkershok (58)
naast die bekende, geïnspireerde Ver
roeste haven.
Maar dit laatste werk met zijn
verbogen rails en geknikte haven
kraan blijkt vorig jaar nog herhaald
te zijn in een veel zwakkere compo
sitie met een kind erbij of als Ko
len zoeken in oorlogstijd (71). Zo
wordt het decor voor iets anders, een
duidelijke kwaliteitsvermindering. In
Wilde hond komt hij dicht bij de
trefzekerheid van de Japanse dierte-
kenaars en in een reeks havenschet-
sen uit 1953 zet hij in enkele streken
brokken Rotterdam neer waaraan hij
zijn hart zo verpand heeft. Enkele
portretten van Richard en Gerrit (1951
en 1953) doen verlangen naar meer
van dit werk dat zijn vakbekwaam
heid ook op dit terrein bewijst. Een
rondgang op de expositie bewijst weer
eens overduidelijk hoe veelzijdig deze
kunstenaar is die zich echter de laat
ste jaren niet meer vernieuwt wat zijn
tekenkunst betreft. Dat hebben we wel
in zijn schilderijen aangetroffen, waar
zijn recente portret van Luc Lutz een
vreemde, bijna surealistische primiti
viteit ademt.
WIE DAN TOCH IN DE DOELEN
is geweest moet even binnenwippen
bij de Centrale Discotheek waar Ma
rijke van Epen, echtgenote van Rob
Figee, enkele gewassen tekeningen en
etsen exposeert. Zij heeft zich duide
lijk verdiept. Zij is afgekeerd van de
wat liefelijke romantiek die eerder
werk soms bezielde. In strakke com
posities blijkt zij geïnspireerd door
kosmische gegevens. Een modeonder-
werp dat zij bijna ingetogen aanpakt.
Zo wordt die kosmos een microkos
mos. Zij haalt de maan letterlijk
dichtbij, maar verwerkt dit alles nog
niet tot iets waaruit haar relatie blijkt
met die kosmos. Het is nog geen ech
te ruimtevaart geworden. Tot 1 aug.
(Van onze verslaggever)
ROTTERDAM, 24 juni De
toenmalige burgemeester van Rot
terdam roerde in 1962 reeds de
zijns inziens onbevredigende wer
king van de plaatselijke democra
tie aan, toen hij weggestemde" en
daardoor vertrekkende raadsleden
toesprak, Hij zei toen onder meer,
,,dat het hoe langer hoe duidelij
ker wordt, dat de stembusuitslag
bij de gemeenteraadsverkiezingen,
althans in de grotere gemeenten
geheel beheerst wordt door de con
stellatie in de landspolitiek"
„Zij die om deze reden hun ze
tel moeten verlaten", zo vervolg
de hij, „behoeven dan ook in de
uitspraak van de kiezers geen oor
deel te zien over hun optreden
als raadslid. Dit moge voor de
betrokkenen troostvol zijn, voor
het gemeentelijk bestel geeft het
naar mijn mening te denken. En
mogelijk is het nog tekenender dat
er, voor zover ik weet, geen sijmp-
tonen van bezorgdheid daarover
zijn waar te nemen".
„Voor de bestuurders is het in
tussen weinig inspirerend, dat bij
de verkiezingen waardering of af
keuring van hun beleid niet tot
uitdrukking komt. Het is blijkbaar
voldoende, dat zij zich goede admi
nistrateurs betonen". Tot zover bur
gemeester Van Walsum toen. Nu,
zo'n vijf jaar na die uitspraak, de
bezorgdheid hier en daar toch ma
nifest wordt, spreekt ex-burgemees
ter Van Walsum onder meer via
publikaties weer en nog mee in
de discussie.
Ook hij stelt, dat men de ge
meentelijke democratie niet geï
soleerd kan behandelen, evenmin
trouwens als de „landelijke". De
beperking van speelruimte van de
gemeentelijke democratie, doordat
hogere overheden taken tot" zich
trekken, beschouwt hij als een van
de oorzaken van het afnemen van
de animo bij degenen die geroe
pen worden een zetel in de gemeen
teraad te bezetten. Mogelijk wor
den mensen die voor zo'n zetel
geschikt zouden zijn door dit alles
Weerhouden.
„Het laat zich niet aanzien, dat
de mist die over de plaatselijke
democratie ligt, spoedig zal op
trekken" zegt nu ex-burgemeester
Van Walsum. Dat klinkt weinig op
timistisch. Toch is hij op langere
termijn gezien niet pessimistisch.
De heer Van Walsum voelt het
meest voor een aanpassing van de
wet waarmee niet alle gemeenten
over één kam geschoren worden.
Rekening moet gehouden worden
met de uiteenlopende betekenis die
de gemeenten in het kader van de
nationale economie hebben.
Dat „over één kam sheren" is
ook altijd zijn grotebezwaar ge
weest ten aanzien van de toepas
sing van wetten die de financiële
verhouding regelen. Die regeling
in principe heeft hij altijd voorge
staan en aan de totstandkoming
ervan heeft hij destijds veel bijge
dragen. De eenvormige toepassing
heeft hij tijdens zijn burgemeester
schap herhaaldelijk met zoveel
woorden verfoeid, terwijl hij on
langs nog te kennen gaf dat zijn
ambtsperiode „een idylle" te noe
men is tegen de achtergrond van
de financiële moeilijkheden waar
mee het gemeentebestuur tobt.
Het kan dan ook geen verwon
dering wekken, dat hij toejuicht
dat de wetgever de gemeenten
praktisch de vrije hand heeft ge
laten bij decentralisatie. Of een bur
gemeester benoemd dan wel geko
zen moet worden, daarover doet
hij nog geen definitieve uitspraak.
Als men al een gekozen burge
meester wil propageren, wat vol
gens hem nadelen heeft dan geldt
volgens hem ook hierbij: „Laat de
uniformiteit los en laat de gemeen
ten zelf de keus o fzij een benoem
de of een gekozen burgemeester
willen".
acht de heer Couwenberg het ge
wenst, de praktijk niet te negeren.
Met name moet men zijn ogen niet
sluiten voor het feit dat de beslissingen
in feite in de ambtelijke sfeer worden
genomen door mensen die geen publie
ke verantwoordingsplicht hebben. Deze
mensen moeten dan ook in het open-j
baar kunnen meedicussiëren zoals dat
ook wel gebeurt in de openbare com-1
missievergaderingen bij de begrotings
behandeling. Dan blijft het veelal bij
.aangeven" als de wethouder er niet
helemaal meer uitkomt maar in de
nieuw gedachte situatie zouden de amb
tenaren wat meer aan het woord kunnen
komen. Naast een gemeenteraad die op
bovengeschetste wijze tegenspel moet
bieden en die volgens algemeen politie
ke beginselen is samengesteld, zou er
een complex van functionele raden of
commissies opgebouwd moeten worden.
Dat kan zonder veel juridische moei
lijkheden op basis van de wet van 9 juli
1964. In kringen van gemeenteraadsle
den wordt evenwel tegenover die
functionele commissies een wat afwe
rende houding aangenomen. Men vreest
uitholling van het raadswerk. In feite
bestaan er in Rotterdam al allerlei ge
meentelijke stichtingen voor speciale
doeleinden (Raad voor de Lichamelijke
Opvoeding bijvoorbeeld) die vrij een
voudig zijn om te zetten in de de bedoel
de functionele bestuurscommissies. De
aanstelling van commissieleden zal ove
rigens via stringente regels moeten ge
schieden om „vriendjespolitiek" zoals
die nu wel bij sommige bestuurscolle
ges voorkomt, te weren.
De gemeenteraad wordt op die ma
nier van allerlei functionele rompslomp
bevrijd en kan toezicht houden óp de
functionele bestuurscommissies die be
stuurlijke bevoegdheid moeten krijgen
en die in het openbaar zullen moeten
vergaderen. De gemeenteraad krijgt
dan meer formeel het karakter van een
parlement wat de raad nu in feite al
heeft. Dit alles kan niet los gezien wor
den van activering van het politieke
burgerschap, waarbij te denken valt
aan onder meer plaatselijke en regio
nale televisiestations. Oprichting daar
van acht de heer Couwenberg in het ka
der van de verbeteringen, van zeer
groot belang. Voorts is te denken aan
„hearings" voor de burgerij als er be
langrijke zaken aan de orde zijn.
Het partijwezen dient zich op plaat
selijk niveau te heroriënteren, zodat er
weer een duidelijk verband komt tus
sen partij-indeling en fractievorming
enerzijds en het gemeenteraadswerk
anderzijds. Benoeming van een burge
meester ziet de heer Couwenberg als
een problematische zaak. Een gekozen
burgemeester lijkt hem meer in over
eenstemming met de huidige situatie
waarin deze figuur veel meer dan de
gemeenteraad als hoofd van de gemeen
te wordt gezien. Aan degenen die bij dit
alles bevreesd zijn voor uitholling van
de functie van de gemeenteraad geeft
de heer Couwenberg ten antwoord:
„Een dergelijke uitholling is al lang aan
de gang en is tot op zekere hoogte on
vermijdelijk".
(Van onze verslaggever)
Het is niet alleen een uitstalling van
schilderijen geworden uit dit tijdperk
der romantiek, maar evenzeer een
schets van een tijdsbeeld dat hier gaat
herleven aan de hand van meubels, ju
welen, boekwerken, caricaturen, ge
bruiksvoorwerpen en dergelijke. Zelfs
enkele stijlkamers en kostuums dragen,
er toe bij dit beeld zo veelzijdig moge-I
lijk uit te laten vallen. We hebben er
alleen nog de passende muziek bij ge-1
mist. Daar had men Chopin bij moeten
horen, Schumann, Liszt of Brahms'
Wie deze expositie bezoekt, moet ech
ter met verwachten dat men alleen1
maar met zoete rozigheden wordt ge-'
confronteerd. Daarvoor staat ook het
tweede deel van de titel borg. Want bij
alle gezapigheid die bij ons in de Came
ra van Hilóebrand in v. Lenneps verha
len of in Rijnvis Feiths huilerige ro
mans tegemoet komt, waren er revolu
ties in embryo aanwezig. Er gistte iets.
Scherpe geesten signaleerden die ook in
hun kunst. Men kent de aanleiding tot
de Belgische opstand in 1830, de voor
stelling van de opera De stomme van
Portici van Auber. Maar Chopins storm
achtige Polonaises, de heldenverende j
vlammende schilderijen van Delacroix
en voor alles de puntige caricaturen
van Daumier horen hier ook bij. Deze
laatste commentarieert met een onge
loofwaardige spitsheid, merkwaardig
heden van zijn tijd.
„De dronkaard", een prent die be
trekking heeft op relletjes in Parijs
anno 1832, komt het woord provo"
voor. Dat slaat op de houding van de
politie die hier hardhandig was opgetre
den.
Hij maakt het opkomend fotografe
ren belachelijk in een prent met de
lange tekst: „De gemakkelijkste hou
ding. om een mooi portret in daguer-
reotijpie te krijgen". De man wordt dan
tussen klemmen gezet om zo lang on
beweeglijk te blijven staan tot de foto
gemaakt is. Van dit type primitieve
foto zijn enkele briljante exemplaren
aanwezig.
Het door Napoleons veldslagen ver
armde Europa komt langzaam weer tot
een zekere weelde. Maar in 1830 is het
nog niet zover. Dat bewijzen bijvoor
beeld de curieuze juwelen, armbanden,
oorhangers en halskettingen, gemaakt
van goedkoop gietijzer, maar dan in
een neo-gotische stijl.
Men moet zeker niet verzuimen de
uitgebreide collectie haarjuwelen te be
kijken. Het zijn juwelen gemaakt van
het haar van een geliefde. Ze worden
in strengetjes opgeplakt op prentjes die
weer in medaillons worden gevat. Boe
ketjes en boomkruinen worden dan uit
blonde of bruine lokjes gevormd. Maar
uit diezelfde tijd stammen ook de kost
bare filigrainjuwelen. Ragfijne goud
en zilverdraden tot armbanden, broches
of oorhangers gevlochten. Koning Juli
ana heeft uit haar collecties verschil
lende juwelen afgestaan uit deze tijd.
Er is een armband van koningin Anna
Paulowna waarop het portret van ko
ning Willem II voorkomt. Op de aparte
schakels zijn de veldslagen gegraveerd
waaraan hij had deelgenomen. De
prachtige miniatuurtjes van vorstelijke
personen in deze armbanden gevat, zijn
een even kostbaar als kleurig familie-
Album.
De romantiek is echter het meest dui
delijk af te lezen uit de schilderijen.
Genretaferelen van Joseph Bles, kerk
interieurs van Bosboom, fraaie land
schappen van Corot, twee bijzonder op
merkelijke, eigenlijke moderne schilde
rijen van Rousseau, de weke, bleke hei
ligenbeelden van de Dordse Ary Schef-
fer, de robuuste stadsgezichten van
Nuyen en de deftige portretten van va
der en zoon Pieneman rijen zich in ein
deloze reeksen aaneen. In de laatste
zaal zijn ze zelfs volgens de toen gang
bare methode aan een wand boven en
naast elkaar gehangen. Een bonte men
geling van meesterwerken en grote of
kleine middelmatigen.
Maar zowel de dromen als de reali
teit, uiteenlopend van 'n schipbreuk op
het Scheveningse strand van Nuyen tot
een klassiek fijnschilderij van een dood
vogeltje door Frederik Kruseman ko
men er royaal in tot uitdrukking.
In een aparte zaal treft men ook en
kele kostelijke boekwerken aan waartus
sen wie zal dit beseffen een eerste
uitgave in het Duits van het communis
tisch manifest van Karl Marx. Denkt
men er wel eens aan dat het verschij
ningsjaar 1848 was
TE WEINIG BELEID IN EEN
QUIZ-SPELENDE" RAAD
(Van onze verslaggever)
In 1962 heeft de toenmalige burge
meester, mr. G. E. van Walsum, de
„werking van de plaatselijke democra
tie" aangeroerd (zie elders). Nu dreigt
in de discussies de gemeentelijke de
mocratie al evenzeer en opnieuw door
de, landspolitiek verdrongen te worden
als bij de verkiezingen, hoewel men bij
eventuele reorganisaties de landelijke
eh de plaatseiijkë „werking"' eigenlijk
niet kan scheiden. Ook de politieke par
tijen houdén die'scheiding aan. Zij -be
delen de gemeentelijke démocratie! at
een even geïsoleerde plaats toe in de
discussie als voorheen in het gehele be
stel en in dé (verkiezings)propaganda.
Juist door die nauwe samenhang kun
nen de gemeenteraden zelf de kwestie
nauwelijks meer dan terloops aanroe
ren omdat het in feite een zaak is die
centraal door de landsregering geregeld j
moet worden.
Dat men er toch nu en dan in de raad
over spreekt, bewijst in ieder geval dat
de bezorgdheid over de situatie veld
wint. Toen onlangs in de Rotterdamse
raad gediscussieerd werd over de pre
sentiegelden, was het mr. dr. S. W.
Couwenberg die liet blijken bij de be
zorgden te horen. Uit interrupties bleek
intussen weinig bijval voor de enkele
denkbeelden die hij toen summier weer
gaf en die hij nader heeft toegelicht in
onder meer „Problemen der democra
tie", een onder zijn redactie verschij
nend periodiek. Tijdens een gesprek
met hem blijkt, dat hij niet terug wil
naar de „oervorm", maar dat hij in
tegendeel de „oerwetgeving" aange
past wil zien bij de in de loop van
de jaren gegroeide praktijk.
,.pe gemeentewet van Thorbecke be-
ttwoordt niet meer de praktijk van
ze tijd",- zo ticht hij toe. „Volgens
deze is de gemeenteraad het hoofd van
de gemeente en juridisch is dat nog al
tijd juist. Sociologisch en feitelijk is er
echter al lang sprake van een verschui
ving van hei zwaartepunt van het ge
meentelijk beleid van de gemeenteraad
naar het college van burgemeester en
wethouders én het ambtelijk apparaat.
Daar wordt het beleid gemaakt. Het
college doet weinig anders dan aan de
raad verkopen" wat de technici heb
ben uitgewerkt. Daardoor is de gehele
gemeente-politiek een vrij technische en
zakelijke affaire geworden. Bij velen
rijst dan ook de vraag of ,,de politiek"
in de gemeenteraad nog wel enige rol
kan spelen".
„Als men daarbij denkt aan partij
politiek in engere zin en dat doet
men meestal dan moet die vraag in
derdaad ontkennend beantwoord wor
den. Als men politiek ziet als het vast
stellen van een beleid voor de gemeen
schap, dan kan de gemeenteraad wel de
gelijk politiek bedrijven, al heeft dat
niets te maken met scheidslijnen die
door de politieke partijen heenlopen".
Nu is het een feit dat de kiezer óók bij
de gemeenteraadsverkiezingen zich ba
seert op juist die scheidslijnen, die ech
ter geen enkele relatie meer hebben tot
het werk van de raad en dat is ook de
situatie waarop burgemeester Van Wal
sum destijds doelde. „Als het in de raad
zou kunnen gaan om een werkelijk rich
ting bepalen wanneer het gaat om meer
dan een mogelijkheid, kan er echt nog
wel politiek gemaakt worden", zegt de
heer Couwenberg.
Hij haalt de kwestie van het Schouw
burgplein als voorbeeld aan. Het ging
toen om een keuze tussen een „open" of
een „besloten" plein. „Dat is een poli
tieke keuze waarbij de raadsleden zich
op gelijk niveau bewegen als de ge
meentelijke deskundigen en technici.
Zo gauw de raad zich in details gaat
begeven worden de raadsleden de min
deren van die technici. Wil de raad
zich handhaven tegenover het deskun-
ij ambtenaren-apparaat en wil ZÜ
voldoende tegenwicht kunnen bieden,
dan moet zij zich tot de hoofdhjnen be
palen. Geen quizspelletje van vraag-
en antwoordspelen maar fundamentele
beleidsprincipes aangeven. Op dat punt
kan een raad van „amateurs" mans ge
noeg zijn en een gelijkwaardig tegen
speler van de technici".
„Dat geldt bijvoorbeeld als het er om
gaat vast te stellen, dat de sociale di
mensie in Rotterdam te weinig aan bod
gekomen is. Aan het weerleggen van
die gedachte met argumenten van tech
nische aard heeft men de handen vol
en het is het „apparaat" dan ook eigen
lijk nooit gelukt". Hoe dat zij, in de
huidige situatie zijn de beslissingen
verschoven van de amateurs naar de
deskundigen met volledige dagtaak; de
ambtenaren en., de wethouders, die
meer en meer top-ambtenaren gewor
den zijn, hetgeen onder meer tot uit
drukking komt in de opbouw van hun
wedden. „Het wethouderschap is van
een politieke en in zekere zin ere-
functie verzelfstandigd tot een volle
dige baan die men alleen al daarom
moeilijk opgeeft, hoewel roulering ver
frissend zou werken".
Zou men de raad nog werkelijk in de
oude zin als hoofd van de gemeente wil
len zien, dan zou ook het raadslidmaat
schap een volledige betrekking moe
ten worden. Reëler is het volgens de
heer Couwenberg, in de huidige situatie
te denken aan omschakeling van ere-
functie in part-time-job, waarbij het
hem dan meer gaat om het principe
dan om de financiële kant van de zaak.
Op die manier behoeft het trouwens niet
per definitie duurder te worden dan bij
het huidige stelsel van presentiegeld.
Het duurder worden kan intussen nooit
een argument zijn om vernieuwingen
terug te houden. Om tot een meer aan
gepaste werkwijze te komen en om de
belangstelling van de kiezers (opnieuw)
te trekken want dat laatste staat cen
traal bij het denken aan hervormingen