Sch iedams museum gr oeide verder
dan bestuurder en wel lachten
jVa schutterig begin
STADi 3
CL y.:L
L*.
gCHlEDAMSCHE COURANT WOENSDAG 22 OKTOBER
IJdele mensen en wie is helemaal vrij van ijdelheïd? knabbelen graag wat van hun leef
tijd af. Instellingen pronken juist bij voorkeur met een eerbiedwaardige ouderdom. Zo gaat
nu het Stedelijk Museum te Schiedam zijn zeventigste verjaardag vieren, ai zou men kunnen
betogen dat het eigenlijk veel jonger is.
Zeker, er bestaat een raadsbesluit van 24 oktober 1899, waarbij een Stedelijk Museum werd
opgericht Maar van een museum, zoals wij ons dat nu voorstellen, had die instelling heel
weinig. Er was een verzameling, dat wel. Er was zelfs een „provoost", die de spullen moest
onderhouden. Maar te bezichtigen was de verzameling niet.
Het was begonnen met een liefhebberij van de heer Frans van Waas, luitenant-adjudant van
de Schiedamse schutterijDeze trof op de zolder van het voormalige Blauwhuis aan de Lange
Kieuwstraat een aantal hellebaarden, spontons en partesan en aan. In een van de boven
kamers van De Doelen, waar de schutterij was gevestigd, richtte hij daarmee een wapen
kamer in. Gerrit Visser, majoor van de schutterij, spande zich in om die kleine verzameling
aan te vullen met wapentuig van de gemeente en van particulieren. Later werden ook
voorwerpen opgenomen, die voor de stad van oudheidkundig belang waren.
De heer "Visser, die tevens wethouder was, slaagde er dus in 1899 in om zijn collectie in de Doelen, tot
Stedelijk Museum verklaard te krijgen. Er werd een commissie benoemd, die in het doen van aan
kopen en het inrichten van de verzameling een tijdverdrijf vond. Het was een liefhebberij die met
een minimum aan deskundigheid, maar ook aan kosten, werd beoefend. „Is lang niet alles kostbaar
het is echt", besloot een. jaarverslag van 1927.
RAPPORT MET VISIE
Pat bracht de heer C. H. Sehwagermann in het geweer, die als kunsthandelaar, taxateur en veiling
houder in Schiedam gevestigd was. Hij had al eerder aangedrongen op reorganisatie en verplaatsing
van het museum en hij wees er op, dat allerlei pseudo-antiek was aangekocht.
In 1926 had Sehwagermann jn een rapport aan de
heer Duikelaar destijds lid van. de S.D.A.P.-
fractie zijn inzichten uiteengezet. Hij stelde
in dat rapport voor, het verzamelde over te
brengen naar een vleugel van het St. Jacobs-
gasihuis, nadat de prullaria uit de collectie ver
wijderd zouden zijn. Het goede deel van de ver
zameling zou overzichtelijk gegroepeerd ten
toon gesteld moeten worden. Hij pleitte ook
voor een catalogus, alsmede voor een zaaltje
voor tijdelijke tentoonstellingen óók exposi
ties van moderne kunst! Daar zouden tevens
lezingen moeten worden gehouden. Zijn voor
stellen voorzagen ook in de oprichting van een
vereniging van vrienden van het museum,
onder meer om schenkingen los te krijgen. In
1927 werd Sehwagermann op voorstel van het
commissielid mr. A. Dirkzwager als custos
van het museum aangesteld. In hetzelfde jaar
kwam het eerste gedrukte jaarverslag uit,
waarop de commissie van de custos een brief
ontving met de mededeling;
,,Tot mijn spijt moet ik U berichten, dat in strijd
met de laatste alinea van het jaarverslag niet
alles echt is. Onder „andere het tweehands-
zwaardde ruiterpistolen, de géuzenzivaardjes,
het radslotgeweer, de romaanse kandelaar met
cle heilige Christoforus (die men in de catalogus
als een ridder met een kind op zijn arm heeft
beschreven), het Delftse kaststel, de 18de
eeuwse commode en verscheidene porseleinen
voorwerpen zijn niet antiek
Op deze brief kwam geen officieel antwoord,
maar mondeling kreeg Sehwagermann. toe
stemming om alles, dat niet echt was, te ver
wijderen. Zijn reactie: „Dan. zal ik maar een.
vrachtwagen bestellen".
COMMISSIE
Met uitzondering van mr. Dirkzwager, vond de
commissie het helemaal niet zo gunstig, dat
een kunsthandelaar-veilinghouder tot custos
was benoemd. Het jaarbudget, inclusief het
salaris van de heer Sehwagermann, beliep 750,
Om een goed gehonoreerde be
trekking kon het de kunsthan
delaar dus niet begonnen zijn.
De commissie wilde uitsluiten,
dat hij zich op een andere ma
nier bevoordelen kon: alles wat
hij voor het museum zou kopen,
zou hij voor eigen rekening en
risico moeten aanschaffen. Ver
volgens zou de commissie wel
beslissen, of de aankoop voor
het museum geschikt was.
In beginsel bood deze regeling de
heer Sehwagermann een vrij
heid en een slagvaardigheid,
die museumdirecteuren in de
regel missen. Belangrijke aan
kopen moeten altijd eerst aan
de betrokken commissie wor
den voorgesteld. Sehwager
mann daarentegen kon ogen
blikkelijk toeslaan, wanneer
zich een goede kans voordeed
maar hij liep anderzijds een
risico. De commissie kon „nee"
zeggen, en dan zat hij zelf met
zo'n aankoop. Als handelaar til
de hij daar niet zwaar aan: hij
wist wat hij kocht. Maar als
museumman was hem er alles
aan gelegen, de collectie op ni
veau te brengen. En daarbij
kon .een eigengereide, bedil-
zuchtïge en wantrouwige com
missie een grote hinderpaal
zijn. De eerste keer, dat hij in
zijn functie naar de Doelen
ging, werd hij door een com
missielid weggestuurd met de
mededeling, dat men bezig was
de voorwerpen schoon te ma
ken en op te stellen. „Mijnheer,
u zou hier hoogstens in de weg
kunnen lopen".
Met zijn eerste commissie heeft
Sehwagermann het doorlopend
moeilijk gehad. Hij kocht voor
het museum een. 17de eeuwse
Utrechtse toogkast voor f 210.
Na veel geharrewar accepteer
de de commissie deze aankoop
i
WJ '-iMft'.
0 Hellebaarden (vroegste fase van de museum
collectie),
Karei Appel: „De wilde jongen" (Onder D. Sehwagermann
begonnen de aankopen van moderne kunst).
Majoor in uniform.
niet. Sehwagermann verkocht
de kast door aan de Schiedam
se industrieel Marius van De
venter, in wiens familie de kast
nog steeds als een duizenden
guldens waard zijnd erfstuk
wordt bewaard. Hetzelfde ge
beurde met een voor f 25 ge
kochte wandvitrine: de com
missie zei ,mee" tegen de cus
tos. Het Rotterdamse museum
voor oudheden zei voor een veel
hoger bedrag „ja" tegen de
handelaar Sehwagermann.
EIGENLIJKE BEGIN
Twaalf jaar na het rapport van
Sehwagermann hierover, be
sloot de gemeente inderdaad,
het museum over te brengen,
naar de rechtervleugel van het
St. Jacobs Gasthuis. Men zou
daarom kunnen stellen, dat het
huidige museum eerst 31 jaar
oud is, want destijds ging het
meer functioneren als een pu
bliek instituut. Het gebouw was
„in werkverschaffing" proviso
risch opgeknapt en de officiële
opening als museum kwam pas
in 1940 wat van het Stedelijk
Museum een 29-jarige maakt!
Bij die openingsplechtigheid zei
burgemeester Van Ha aren:
„Moge te zijner tijd dit gebouw
in zijn geheel een tempel der
kunst worden, die met beide ar
men stadgenoot en vreemdeling
steeds nader tot zich trekt".
Die wens is weer later in de ja
ren vijftig geleidelijk aan in
vervulling gegaan. Maar in elk
geval blijkt uit de woorden van
Van Haaren, dat in 1940 het
museum was „ingesleten", als
blijvend instituut voor de bur
gerij was aanvaard.
Het St. Jacobs Gasthuis „ter ar
mer behoef" wordt al vermeld
in 1286, in een oorkonde die be
paalt dat elke Schiedamse bur
ger bij zijn overlijden zijn beste
kledingstuk aan. het gasthuis
moet vermaken. In 1786 werd
besloten, het middeleeuwse ge
bouw totaal te vernieuwen. De
opdracht ging uiteindelijk naar
Francesco Giudici, een Ita
liaanse architect die in Rotter
dam was "gevestigd als inspec
teur-generaal van 's Lands ge
bouwen van de Armirahteit op
de Maeze.
door
Dolf
Welling'
De, wat Giudici noemde, „lastige
arbeidt" werd uitgevoerd door
de meester-timmerman Gerrit
Bakker en was in 1788 gereed.
De armlastige bejaarden zullen
er onder een streng beheer heb
ben gestaan. De witte gewel
ven, waar het nu zo aangenaam
toeven is, dienden als gijzelka-
mers en cachotten. Na de mo
derne restauraties, die m 1938
begonnen, is uit dit onvriende
lijke gasthuis een museuir.ge-
bouw ontstaan dat zich tenmin
ste zo goed als voor exposities
gebouwde musea leent voor het
tonen van zelfs de modernste
kunst.
MODERNE AANKOPEN
In 1952 werd de heer Sehwager
mann opgevolgd door zijn zoon
Daan, die als conservator een
salaris van f 170 per maand
ontving. Met daarboven een
budget van f 7000 per jaar voor
het gehele beheer, inclusief on
derhoud en aankopen, ging
Sehwagermann moderne kunst
kopen. De gemeente Schiedam
werd voor weinig geld eigena
resse van. werken van Karei
Appel, Comeille, Jacob Nannin-
ga en andere kunstenaars, wer
ken waaronder sommige nu elk
voor zich méér zouden, kosten
dan het totale jaarbudget. Het
museum was niet langer alleen
een locale oudheidkamer meer,
maar een cultureel centrum
voor de gehele omgeving.
LANDELIJK BEKEND
In 1956 verliet de heer D. Sehwa
germann voor een ande e mu
seumfunctie (hij is nu adjunct
directeur van het Frans Hals
museum te Haarl'em}.Hij werd
opgevolgd door Pierre Janssen,
die zich ontplooide als een lan
delijk bekende televisie-per
soonlijkheid. Het gevolg van
die roem was, dat het Schie
damse museum belangstelling
uit heel het land ging trekken.
De restauratie van het gebouw
werd in die tijd met energie
voortgezet.
DUIDELIJK BELEID
De heer P.L.A. Janssen nam in
1962 ontslag. Zijn opvolger, de
heer J. Paalman, beleefde de
voltooiing van de restauratie.
Hij ontwikkelde een zeer ge
richt verzamelbeleid, zodat het
museum naast de vroege „Co-
fa ra "-collectie van schilder
kunst thans een sterke verza
meling heeft van wat men de
„koele" abstracte kunst noemt.
Als instituut voor nieuwe kunst,
heeft het Stedelijk Museum te
Schiedam aldus een zelfstandi
ge functie naast het „rijke"
museum Boymans-Van Beunln-
gen te Rotterdam.
Van grote betekenis voor het
Rijnmondgebied is de periodie
ke „Salon van de Maassteden"
gebleken, een schepping van de
heer Paalman die het kunstle
ven in dit gebied sterk stimu
leert. Maar ook in het bijzonder
voor Schiedammers tracht het
museum, binnen het bereik van
de beperkte middelen, optimaal
te functioneren, onder meer
door de kunstklassen voor jong
en oud en door museumconcer
ten.
De jubileumviering zal vooral
zinvol zijn, wanneer de raad
kan besluiten, de wonderlijke
en waardevolle ontwikkeling
van deze voormalige wapenka
mer en speelplaats voor nota
belen, te honoreren met een
budgetverhoging, welke de mu
seumstaf een groter armslag
zal geven. Het naoorlogse ver
leden heeft wel bewezen, dat
uitgaven voor dit museum een
voortreffelijke investering zijn.
Dat slaat niet alleen op de hoge
marktwaarde van de voordeli
ge aangekochte kunstwerken,
maar vooral op de vormende
invloed die het museum heeft
op cultureel ontvankelijke
Schiedammers.
'Jp, ■- -Vj'
y-v'v f'4
0 De oude Doelen.