Oud-Ontvanger P. J. M. Meijer een trouwe wandelaar door Oud- Scliiedam mm 11 Goris Knipschaar, Gekke Janus, IJzeren Leen en Hein de Poep Zakkendragers en brandersknechts in onderbroek STAP! v* "7 - - tflEDAMSCHE COURANT ZATERDAG 1 NOVEMBER 19G9 Schiedam Het is voor de heer P. J. M. Meijer, oud-ontvanger van onze gemeente, nooit een probleem geweest, wat bij zou gaan doen na de laatste medaille. Hij heeft er een stuk of vier, daar niet van, de een nog mooier dan de andere. Maar toen hij negen jaar geleden definitief een streep zette onder zijn ambte lijke werkzaamheden, is hij gewoon doorgegaan met zijn wan delingen door oud-Schiedam. Hij wandelt van ansichtkaart naar ansichtkaart, van stadsgezicht naar stadsgezicht, van album naar album. Dat is niet vermoeiend en geeft er je leven een dimensie bij. Een dimensie van tijdcloosheid. Zo was het omstreeks 1900, zegt de heer Meijer, en kijk, zo was het toen ik naar de lagere school ging, en heeft u dat plaatje daar gezien? zo is het tegen woordig, Ik kan me nog herinneren, dat Schiedam eindigde bij het Rode Hek bij de Groenedijk, richting Smulders, maar de sloten van Broersvest en Kreupelêtraat dat was voor mijn tijd. Ik heb er zeven albums mee gevuld, ongeveer 2000 a 3000 prentbriefkaarten. En dan nog de prentbriefkaarten van alge mene aard, met opgeplakte veertjes, glassplintertjes, stukjes satijn, vrijende paartjes, romantische landschappen. ïk verzamel alles: van medailles tot eerstedagsenveloppen. Ziet u maar eens: daar zitten zeldzame stukken bij, die je met 75 gulden per stuk nog te laag waardeert. Maar mijn aardigste postzegel. EUFROSEVES 75000 STEKEN Maar dat is dan een verhaal apart, waar we beter mevrouw Eufrosine Meijer-Van Dijk, zijn echtgenote, naar kunnen vragen, een paar jaar jonger dan haar man, maar ook al in de zeventig. Zij maakt alles: borduurwerk, geknoopte tapijten, gobelins, appheatiewerk, schilde rijtjes. Meneer Meijer verzamelt; mevrouw Meijer- spreidt. Haar negen, kinderen en achttien kleinkinderen zitten overal in liet land in Groningen, in Enschede, in Noord-Brabant waar niet al. Laatst had ze een gobelintje gemaakt van de eigen woning aan de Waranda en dat bij de andere stukken in de doos gelegd. Twee van haar dochters zagen het en maakten er bijna ruzie om: O, dat zou ik graag willen hebben... Nee, ik!, daar heb ik altijd al naar verlangd. Het gevolg wat dat mevrouw Meijer negen kopieën heeft gemaakt en die over al haar kinderen heeft verdeeld. Dat is dan negen maal 75.000 stekenze heeft ze bij een van haar stukken eens geteld: het waren er 78.240. Nu ja, ge teld heeft ze een vierkante cen timeter en de rest toen bere kend. Eufrosine heet ze, d.w.z. „blijmoedigheid", de naam van een van. de drie gratiën. Schil derstukken maakt ze: nog elke tondag twee )p Vaderdag heeft ze de meisjes fhaar dochters zijn uiteraard al lang volwassen, vrouwen) een schilderijtje laten 'afgeven bij de burgemeester, zijn portret in mooie sprekende kleuren. Omdat de burgemeester im mers burgervader is en ze hem wel mag met die grappige slim me oogjes. Heer Roelfsema heeft niet gerust voor hij er achter was, wie hem met dat stukje vereerde en schreef toen een heel aardige dankbrief; te gelijk een gelukwens met hun 45-jarig huwelijksfeest. JONG BEGONNEN ja, hoe ze aan elkaar gekemen waren? Hah ascho onv a de r Meijer stookte zijn. zoontje al jong op. Eufrosine zat nog in de kinderstoel toen vader en 3Va jarige zoon langs voeren met een schuit spoeling voor het vee. Toe jong, zei hij, zwaai eens naar dat meisje in de kin derstoel. En d!at deed-de. Zo is het begonnen. Nou ja, zegt me neer Meijer, die vaders wisten het wel: die van jou klampte me later aan en zei: Jong, spaar jij postzegels? Kom dan eens bij ons langs, want mijn zoon heeft een hele verzame ling. Dan kun je ruilen. Dat heb ik gedaan. En ik ben met de mooiste postzegel gaan strij ken.... Dat zijn ze dan: meneer P. J. M. Meijer en zijn Eufrosine. Wist u en meneer komt be drijvig aandragen met een na- m en overzicht dat bij een on derzoek in tien gemeenten in Nederland met in totaal 2Vs miljoen inwoners de Meijers tot de meest voorkomende namen horen? Eerst Meijer, dan De En zo beginnen wij de wandeling S Dc nude boerderij aan de Sehie, waar de heer M ctfer zijn jeugd heeft doorgebracht. .Tong, Bakker, Van Dijk. Smit, De Groot, Muller, Bos, Vos, Hendriks, Dekker, de Graaf en Mulder. In de omgeving van Rotterdam komen de Vissers op de tweede plaats en de Van Dijks op de derde. In Amster dam staan de Jansens voorop, dan de Meijers en de Bakkers nil zo wisselt dat wat met de gemeente. Maar ik heet dan Meijer en mijn vrouw Van Dijk. Haar voornaam is geluk kig zeldzaam. Mijn geslacht heeft sedert twee eeuwen ge woond op een boerderij aan de Schie. Kijk. hier heb ik er nog een ansichtkaart van. iloor Oud-Schiedam. Door de laantjes, de Diefhoek, naar de molen bij de boerderij van Huiskens aan het Hoofd, m 1901 afgebroken, omdat er een gara ge moest komen voor de paar- detram. In dit andere album beginnen we bij de komtnie-zen- huisjes. Er stond er een op de Rotterdamsedij-k. En ook bij andere invalstratcn. Buiten de wallen was het brood twee cent goedkoper dah in de stad en daarom probeerden de jongens het brood naar binnen te smok kelen, langs de kommiezen m die huisjes. Op allerlei manie ren probeerden ze die te ver- schalken. Ze maakten bv. een geweldige slaande ruzie. Ze vochten als leeuwen tot de kommiezen kwamen aanlopen om bloedvergieten te voorko men. En als ze dan bezig waren met het uit elkaar halen van de vechtersbazen vlogen de ande ren met de broden onder de arm de stad in. Of ze probeer den het met een bootje. De kommiezen stapten langs de wal om het bootje op te vangen en ondertussen gingen de jonge smokkelaars achter hun rug om. de stad in. Het gesmokkel de brood werd gebakken op de hoek van de Emma straat en Overschiesestraat bjj bakker Kapitein, een volksnaam na tuurlijk. Later kwam er bakker v.d. Berg met een stokoude winkeljuffrouw Hendrien Drek- traan en die naam was echt. Wat was Schiedam in die dagen nog oud en naargeestig. De Sta tionsstraat goor en ongezellig, de Rotterdamsedijk met bene- dendijkse putten aan beide kan ten van dc Buitenhavenweg tot het Rode Hek en met de Rotter damse tram hoog en laag. On geveer bij dat Rode Hek ging het aan de andere kant via een smal \veggetje met de naam „de Hoekplankjes" naar de Hoge Bomen waar nu het Mar- coniplein is: een dijkje tussen de weilanden, gegarneerd met knotwilgen. Er zullen maar weinig Schiedammers zijn, die zich die naam nog herinneren. Ik kan me de Lange Sm gel straat nog herinneren in de oude staat: een voetpad links, twee meter breed, dan een sloot van twee meter, dan een voortuintje en een pad van goed een meter non de andere kant. Nu lijkt het behoorlijk breed nu het water weg is. Ach weet u wat zo aardig is? Toen m 1934 cio He ma werd ge bouwd stond er op de belenden de muur met grote letters ,,Stem Colijn, lijst 33 no 1". Men heeft er zo tegenaan ge bouwd. Als de Hema ooit eens zou worden weggebroken, komt deze verkiezingsleuze weer te voorschijn... Schiedam Eerst recht op hun praatstoel komen de heer en mevrouw Meijer als ze het hebben over de dorps typen uit hun jonge jaren. In zijn boek over Schiedam rond de eeuwwisseling" be schrijft Hans van der Sloot een van hen, die de naam Janus Goedvolk droeg. Dat was dan Gekke Janus, bijge naamd de Zevenstap of Stap Allemachtig van een halve eeuw terug. Nee, die Janus was beslist geen dron- kenlap. Je vond hem in de oude stad, niet in de Gorzen. Hij was een beetje getrou- bleerd en als hij iemand zag met een sigaar dan zei hij: Janus hebben? En hij hield niet op voor hij het peukje had gekregen. Hij deed ver der niemand kwaad; hij liep maar wat te sjokken. Toen zijn moeder dood ging, brachten ze hem naar een inrichting, waar hij in of om streeks 1920 is overleden. De heer Meijer herinnert zich, dat men hem eens naar een stembureau sleepte met het aanbod om hem bij het uit brengen van zijn stem te helpen. Maar dat was alleen toegestaan voor lichamelijk gehandicapten en het mocht dus niet. Een socialistische propagandist maakte er be zwaar tegen en het kostte de ambtenaar die het proces verbaal moest opmaken, heel wat moeite om de juiste formulering daarvoor te vin den. Een andere dorpsfiguur was Gorls Knipscbaar» eigenlijk Goris Schipper. De jeugd vermaakte zich ermee om hem te plagen. In het speel kwartier kwam hij langs het schoolgebouw en dan liepen ze zwijgend langs hem heen, alleen met de vingers een knippende beweging ma kend. Dan werd hij ziedend en ging tekeer en de onder wijzers verbaasden zich over het driftige mannetje. Goris woonde in een huisje aan de Dam en was een ont zaglijke vuilpoets. Hij was „goed van innemen", zoals dat heet, maar echt dronken zag je hem niet. Hij hield ko nijnen, maar op een goede dag waren ze alle verdwe nen en in de plaats van ko nijnen zaten er twee katers in zijn hok. Hij naar de po litie, maar toen die kwam kijken, waren natuurlijk ook de katten verdwenen. „Het laatste was ik van Goris gezien heb", aldus de heer Meijer, „dat was in januari 1914. Goris stond op de markt en ik zat in het Stad huis. De mensen stonden om hem heen en telkens lichtte hij zijn pet op om te laten zien; een geweldige dot ver band, met leucoplast vastge hecht. Hij had een steen op zijn hoofd gekregen: zo'n gat en dan ging die pet weer omhoog. Kort daarna is hij ziek geworden. Hij werd opgenomen in het ge meenteziekenhuis aan de Achterweg en voor de eerste keer van zijn levens eens he lemaal schoongewassen. De arme kerel heeft dat niet overleefd. Hij is kort daarop gestorven". Er waren nog meer typen. Bij voorbeeld Hein de Poep, ei genlijk Hein Strijl. Die tim- merde niet hoog. Hij was veedrijver van beroep en ie dereen heild hem voor de gek. In wezen was het een goeie sul. Hij kwam eens op een winterdag in de herberg, want hij lustte hem nog al en hij zag er voor zijn doen bijzonder proper uit. Ja, zei hij, ik heb een bijzonder pro pere vrouw. Kon nou, zeien ze, je zit eenvoudig onder de plak. En ze daagden hem uit met zijn mooie pakkie in het ijskoude water te springen om te bewijzen, dat hij niet onder de pantoffel zat. Hij deed hel ook nog. Hij sprong in de vuile Schie en verdien de daarmee de gulden van de weddenschap. De plagerijen van de jeugd be stonden uit het naroepen van Goris Knjjpschaar, een be kend straattype uit Oud- Schiedam. zijn scheldnaam. Hij liep met een stuk of drie koeien aan een touw, een kwajon gen schreeuwde Hein de Poep en dan zou hij es wel op af willen, maar kon niet, omdat hij de drie koeien moest vasthouden. Een mooi verhaal is dat van die ande re weddenschap Hij ging met de andere veehandela ren naar Den Bosch. Ze zei den; Hein, wat heb je een mooie snor voor drie gul den willen we hem kopen. Goed, zei Hein en hij begon zijn snor af te knippen. Maar halverwege zeiden /c - Hier heb je alvast anderhal ve gulden. De rest krijg ie de volgende week. Zo liep Hein een hele week rond niet een halve snor, om ook chc tweede anderhalve gulden te kunnen opstrijken, Hij ging vaak met de boot en lag dun 's nachts te slapen. Toen heb ben zijn collega's ongemerkt 2ijn hele gezicht zwart ge maakt. Bij het uitladen van het vee lachte ieder hem uit en hij ergerde zich blauw, tot een agent vertelde wat er aan de hand was. Hij is op een nacht plotseling gestor ven. Men vond hem 's mor gens dood op bed, maar de 200 gulden, die hij van een slager aan een leverancier betalen moest, zaten in zijn vestzak. Zie je wel, zeiden de lui die hem vonden, hij is eerlijk als goud. Hij heeft het niet verzopen. Nog zo'n type Kees van der Meer; een beetje getikt. Hu liep altijd met de orgels mee. Als jongen verstopte je je dan, aldus de heer Meijer, en je riep vanuit je schuil plaats. Kees En hij maar kijken en zag natuurlijk niets. En dan IJzeren Ler-n, een bedelares, piet eens le lijk, fors gebouwd, met een knot grijze haren op h^t hoof. Heel erg vies en ze kon vloeken als een ketter. Men senkinderen nog eens toe; de spaanders vlogen er jf Ze heeft haar einde gevon den in het St.Jacobs Gast huis in de Hoogstraat En dan diehar ingkoopman uit Vlaardingen. Dat was rl..n wel geen. dorpstype, maar voor ons toch wel interes sant. Hij heette Bosboom. Hij kwam wandelend uit Vlaardingen met een karre tje met een ton met groene haring, gekleed in vest zon der jasje, de mouwen opge stroopt en op zijn hoofd een garibaldi; een zeildoeken schort om het lijf gebonden. Hij maakte de haringen voor je schoon als je dat wou. Het was de haringboer van de familie van mijn vrouw maar hij had een ventver gunning nodig en kwam bij mij op het Stadhuis. Ik was pas getrouwd en vroeg hem0 Kom je niet op de Warande 4 Dat wilde hij dan wc! hi; had er nog een klant: de dochter van Van Dijk. On derweg, met mijn haringen in een papiertje, wist ik al, wat ik zou doen. Ik kwam m de keuken en daar lagen de haringen, netjes door mijn vrouw schoongemaakt. Toen heb ik er mijn haringen, die nog niet waren schoonge maakt er voor m de plaats gelegd. Toen zc begreep, hoe het in elkaar zat, hebben we er de grootste lol over ge had,,. Schiedam anno 1914: het toegangsbruggetje van de Algemene Begraafplaats aan de Singel, tegen over de huidige brandweerkazerne. Schiedam Het leven in de jon ge jaren van onze nu tien jaren gepensioneerde gemeenteont vanger, de heer P.J.M.Meijer, was nog helemaal gebaseerd op de brandersindustrie. De enke le vreemde bezoekers vonden het maar een rare vertoning: De brandersknechts Hepen rond in roodbaaien hemden, blauwe onderbroek en een sloofje van zeildoek. En de zakkendragers liepen in even mallekledij over straat: ook in onderbroek en met slobkousen aan om het graan uit hun schoenen te hou den. Maar de zakkendragers waren voor een deel van betere stand: die hadden niet van die ordinaire blauwe onderbroeken, maar WiUe. Ze stonden maat schappelijk in hoger aanzien: Als je de jongens op school vroeg wat hun vader was en ze zeiden dan: Zakkendrager! dan keek je ze vol res pekt aan. Maar aJs je hoorde, dat het maar een gi.vtkladder was, dan trok je de neus op. Die naam werd later dan ook veranderd m gist werker of gn>tverpakker. VIJFTIG KG OP JE NEK Die zakkendragers hadden ook wel net zwaarste karwei. Denk je dat eens in: met vijftig kilo op je nek tegen een ladder op, som<j naar de derde of vierde zolder van zo'n pakhuis. En zelfde verschil als tussen de be roepen was er tussen de ver voermiddelen op straat. Vijftig jaar geleden was de Warande pas bestraat: er stond bij de in gang een bord met het op schrift; Verboden voor spoe ling-, molen- en sleperswagens. De verschillende wijken van de stad hadden ook heel bijzondere namen. Zo had je bij het station de Rodekoolbuurt. heel gewone arbeiderswoningen, zoals men in Schiedam heel veel had. aan de Xoordvestsingel had men de Komjnenbuurt; daar stonden achteraan een paar heel mooie huizen met een prachtig uitzicht over het land. En er woonden ook heel behoorlijke families. Bij de Koemarkt had je de Draaikooi. Daar woonde slonzig volk en als we een boodschap moesten doen, zei moeder: Denk eraan - niet langs de Draaikooi. Bij de Broersvest was de Pilobuurt en dan aan de Lange Nieuwstraat tot aan de Nieuwe Haven de Bergbuurt, een soort hofje. Bij het huidige Emmaplein heette het nog tot 1893 officieel het Bokkeneiland. geen mens weet waarom.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1969 | | pagina 3