CORNELIA FLOOY 28 JAAR VROEDVROUW JEUGDJAREN TUSSEN DE HUTTENBENGELS Moeilijke aanloop voor Cornelia S3 Tsfm svocrtEm0etiUwfer<fdtf£L hegenduizend babies op de fiets Kraam kloppertje? en de ooievaar SCHIEDAMSCHE COURANT ZATERDAG la NOVEMBER 1969 li Schiedam Toen juffrouw Cornelia Plaoy ïn 1920 haar werk als vroedvrouw begon, bestond Schie dam nog goeddeels uit hofjes en gangetjes en in al die oude huisjes had men een kamer en een bedstee beneden, terwijl verder alles op zolder sliep. Juffrouw Plooy heeft heel wat kraamvrou wen in die bedstee geholpen; als het zover was ging de kraamvrouw overdwars; was lu*L een moeilijk geval, dan moest ook juffrouw Plooy dc bedstee ïn om de kraamvrouw een spuitje te geven. Als alles goed liep lag dan de volgende dag moeder en kind triomfantelijk bij elkaar en regelde de kraamvrouw haar huishoudentje van- Uit die bedstee. KRAAMVROUW in DE STEGEN VAN OUD-S CHIEDAM „Ik kende al die oude steegjes op een prik", zegt juffrouw Plooy, ,,en fietste kris-kras door de bin nenstad. Op mijn deur was er een bordje: ben naar de Liduinastraat 25 of naar de Parallelweg, al naar het uitkwam en een keer kwam er, toen ik was weggeroepen, een oud vrouwtje aan mijn deur. Zc kon niet lezen. Ze belde bij een buur: Och, zegt u eens waar ze naar toe is. O, de Pa- mijn dochter ralleïweg? Gelukkig! Dan is ze dus toch naar Een andere keer kwam ik op de Grofbaan 's nachts drie uur, ik zag ergens licht branden en stapte naar binnen, Wat zie ik? Geen kraam vrouw, maar twee bejaarde mensen, die daar thee zaten te drinken. O, dat is juffrouw Plooy, zeiden ze: u moet in dat andere hokkie wezen. Theedrinken midden in de nacht? dat doen we altijd als we niet slapen kunnen Een ander gezin, een allang afgebroken zijstraatje van de Kreupelstraat: twaalf kinderen en de kraam vrouw in bed, bezig de kinderen te helpen en haren te kammen. Als het weer gebeurt, ga je naar het ziekenhuis, zei ik. Twaalf kinderen maar Philips heeft het hele gezin „opgekocht" en nu hebben ze het rijk". DEUR OP SLOT „Ik werd 's nachts dikwijls voor niks weggeroepen. Dan moest ik van het ene eind van de stad naar het andere fietsen, altijd de zware tas met instru menten bij me. Begin daar niet mee, zei juffrouw Dulfers, een. oudere collega, „niks dan nieuwig heden daar houd ik niet van". Maar ik had het geleerd en deed zorgvuldig allerlei vooronder zoek, bloeddruk en al die dingen meer. Kwam ik ook eens bij een kraamvrouw, che er nog lang niet aan toe was. Maar haar oude moeder dic teerde: Je blijft hier we doen do deur op slot. Maar ik liet me niet commanderen en zei: Als je me niet laat gaan sla ik de ruiten in. Toen moes ten ze wel. Later zei het mens tegen mijn vader: Die dochter van je, die durft nog al wat. We waren tenminste bang voor haar» Maar toen het kind er was, waren ze dankbaar cn zonden bloemen. Was natuur lijk bang voor haar dochter: la ter zijn we beste maatjes ge worden. Een arm gezin uit de Kreupelstraat. y" r^^V.. -- H De uitgedoste ooievaar. DOOR G. LUTKE MEIJER Schiedam Behalve de be schuit met muisje» en de kraamhulp die do leden van de Vereniging van Huisvruu- wen boden in de vorm van het warme eten voor de kraamvrouw en haar huisge noten, was er niet zo heel veel volksgebruik rondom de komst van een jonge Schie dammer. De aanspreker deed, zoals we reeds eerdei vertelden. het rouwfloers van zijn hoge hoed en deed een feeststrikje voor als hij Ie geboorte in de buurt be kend ging maken. En verder was cr in de eerste jaren van de 2uste eeuw hier en daar misschien nog het ge bruik van het kraamklop pertje, waarmee de buren tot stilte werden aange maand. Zo'n kraamklopper tje vonden we althans nog in de historische verzameling van het Stedelijk Museum, evenals de kinderstoel in de vorm, die hij in die jaren had. Hei kraamkloppertje was ai bekend inde jaren van Eras mus; men tooide er van Zeeland tot ver in Nooi'd- Holland de huizen mee, De verraste vader van een drieling. waar zo jui-t can kind ter wereld was gekomen. De klopper of de knup van -de deur werd met linnen of wil le zijde omhuld, men dra peerde er nog een kapje van rozenrode zijde overheen en overt tok de compositie ten slotte met een strookje kant. Misschien ook m Schiedam was dan het gebruik op een planke tot stilte te manen en een mededeling tc doen van de welstand v.m kraam vrouw en kind. Eertijds luid de zoiets dan „De Kraam vrouw is dodelijk zwak. het kind is redelijk" Dat hielp dan doorgaans om de aan loop wat te minderen en de ieveianciers tot wat voor zichtigheid en stilte aan te manen. In de wijken, waar juffrouw Plooy hu ar werk heeft verricht, za! men ver geefs naar kraamkloppertjes hebben moeten zoeken. Zoveel te meei zullen in die tijd tie prentbriefkaarten zijn rondgezonden, die met behulp van plaatjes \mb de o Die vaar het heugelijke feit hebben bekend gemaakt. Men zag zc m allerlei vorm. Ooievaars met hoge hoed en een fee-iel ijk vlindei strikje, ooievaars mei de baby op zijn rug, ooievaars met een mand vol bloemen, ooie vaars ciio bezig varen blote hubtrs uit het water te- vis sen of ergens uit een rode kool. Daarnaast waren er prentbriefkaarten mot een ïiefdehjk beeld van kraam vrouwen in kanten onderjurk en slaapmuts, de baby in een met rose of blauwe strikjes en dan de oubollige humor vr,n vaders: c-en bsbv geluk kig, twee babies bedenkelijk, een drieling radeloos, waarvan wij hierbij een becla kunnen geven: een prentbriefkaart van de jaren tussen 1910 cn 1920. krisisjaren. Ik had een aanstel ling bij de gemeente voor 400 gulden per jaar met tien gulden voor elke verlossing. Maar toen kwam wethouder Piet de Bruin en zei: We moeten het verlos geld met 25% verlagen, Neemt u daar genoegen mee? Ik zei: Nee, dat doe ik niet. Ik moet toch ook omlaag, zei hij. Ja, maar hij had 5000 gulden en hij voelde het dus niet. Juffrouw Duif er wilde wel genoegen ne men, want ze hield er toch gauw mee op. Ik heb nog gezorgd, dat ze eten kregen. Er was in die dagen een Vereniging van Huisvrou wen, die bij de kraamvrouwen eten bracht. Of brengen, nee, ze moesten het zelf halen. Mijn fietsenmaker had een vrouw die ook meedeed. Hoeveel kin deren zijn er in het gezin, vroeg ze. Zes? O, dan zal ik zorgen Voor mij werd de verlaging ech- voor een extra pannetje pap. ter tot 10% teruggebracht. La- TIEN PCT MINDER Mijn fiets was onmisbaar. Ik liet hem elke week door Poppe- zijn nakijken, Een keer ben ik er doorheen gezakt en ging ik met een nieuwe fiets naar mijn kraamvrouw. Het frame werd gelast en een. andere kraam vrouw van me bleek naderhand mijn karretje te hebben ge kocht. Een ander keer was het zo glad, dat ik bij het afstappen van mijn fiets viel. Gelukkig was de baby er toen al". P,Nog erger werd de armoe in de ter kwamen er aüerlei verbete ringen; ik kreeg steun van de vereniging tot bescherming van zuigelingen. Ik kreeg zelfs een spreekuur in het Gemeente Zie kenhuis, waar ik gemakkelijk alle vooronderzoek kon verrich ten. En ook de kraamvrouw kreeg gemakkelijk toegang tot het ziekenhuis. Ik heb nog eens een tangverlossing meege maakt op een keukentafel, er gens in het Spinhuispad. De kraamvrouwen zelf vonden het onderzoek maar verschrikke lijk; ze vonden het naar hun buik te laten zien. Nou, ze wa ren dikwijls ook vies, soms erg vuile voeten en dan die vlooien. Een keer zelfs wandluizen. De kraamvrouw zei toen: Mens, dat je daar zo'n drukte over maakt, 't is toch maar zo'n beessie, Eén wa& er zo vies, dat ik zei: Nee, ik help je niet. Laat de vroedvrouw van de wijk waar je woont het maar doen. Toen kreeg ik het Leger des Heils op bezoek: Als wij nu zor gen dat ze schoon is, doet u het dan? En toen kon ik niet an ders. Maar dat bijgeloof van voorheen is er nu wel uit, u v/eet wel, dat je een kraam vrouw niet mag wassen, omdat ze dan doodgaat... ARME KRAAMHEREN De kraamheren vormen 'n hoofd stuk apart. Ik probeerde ze doorgaans wel in te schakelen, maar als 2e te dronken waren, en dat gebeurde wel, dan zond ik ze naar de buurvrouw. Een van die heren liet ik de kraam vrouw ondersteunen, maar plotseling ging hij onderuil. Ik legde een kussen onder zijn Schiedam Misschien heeft Cor nelia Plooy het aan haar moe der te danken dat ze vroed vrouw is geworden. Dat was een halve eeuw geleden nog een heel ding voor een meisje en moeder was er op tegen. Ze SCHIEDAMSCHE COURANT tevens bijkantoor Rottercarrsch Nieuwsblad Broersvest 3 Administratie en abonnementen telefoon. 26.80.9t Redactie: telefoon 26,25,66 Klachten dienst: telefoon 2fi.17.13 van 18 00—20.00 uur Zaterdag van 17.00—19.00 uur Deze Krant wordt uitgegeven door de Sijthoff Pers NV was streng voor haar dochters en eiste van alle vier, dat ze zich terdege zouden bekwamen m de huishouding. Ze zijn dan ook allemaal wat anders ge worden: Cornelia vroedviomv en de drie andere verpleeg sters. „Ik moest als kinder meisje bij een bekende Schie- damse familie gaan werken voor één gulden per week. La ter kwam ik in een dienst voor honderd gulden per jaar: dat was tenminste beter; toen kon ik wat gaan leren. DE GROTE PORDER Er waren 125 meisjes die de tweejarige opleiding wilden vol- gen. Ze moesten, examen doen bij dokter De Snoo, de latere professor in UI recht. Ik was er ook bij. Mijn schriftelijke exa men was prima. Ze lazen het gedicht van Mien de Porstcr voor, die aan het eind van haar leven wordt gehaald door tie Grote Porder. Het pakte me en ik heb er een mooi verhaal van gemaakt. Van de 125 kwamen er twaalf in aanmerking voor het mondeling examen. Ik was er ook bij. Maar ondertussen had mijn moe der gezegd, dat ze het zo ver schrikkelijk vond, dat ik vroed vrouw wilde worden. Ik trok het me zo aan, dat ik op liet mondeling examen geen sikke pitje meer wist. „Vraag maar mets meer", zei ik wanhopig, „ik weet het toch niet". De Snoo liet me na het examen komen en vroeg: „Je schriftelijk was zo goed. Waarom verprutste je dat mondeling?" Ik vertelde hem alles van mijn moeder en toen ik uitgepraat was, zei hij: „O, is het dat. Nou, kleed je maar uit voor de keuring". Tussentijds werd later de twee jarige cursus driejarig. Ik heb toen met mijn cursusgenoten een beroep op De Snoo gedaan en die regelde het zo dat wij er met onze twee jaren mee klaar waren. Ik heb dus nog al wat aan professor De Snoo te dan ken". hoofd en hielp de kraamvrouw. Later kreeg ik een grote kerstkrans van hem: Omdat u me liet slapen tot het afgelopen was, juffrouw Plooy... Ook de vader van de drieLing heb ik in geschakeld. Het leek erop een tweeling te worden en ik wist opname in het ziekenhuis te be werkstelligen, maar daar wer den het er drie. Je had zijn ge zicht moeten zien, toen ik het hem vertelde. Later kwam cr nog een keer een tweeling. Heb ben het nu allemaal even goed getrouwd en helemaal tevre den". .Later ging ik samenwerken met een katholieke vroedvrouw. Zo kregen, we ieder om de twee weken een vrij weekend. Zij nam mijn patiënten en ik de hare over m die vrije dagen. Dat kwam alleen wat laat. Ie der jaar nam ik oen assistente en ging ik drie weken met va kantie. Overal geweest, zelfs een keer met de Kneisenau m Indie: Ceylon, Java. Ball en Su matra. Werden overal met het Wilhelmus ontvangen en thuis werd er ook weer een feest aan gericht. Ik zei mijn assistente, dat ik 65 heerlijke dagen had gehad. En ik neb 65 kinderen in de wereld geholpen, zei ze, elke dag één. MILITAIR GELEIDE Moeilijk waren de oorlogsjaren. Ik kreeg een band met het woord „Hebamme" er op en mocht ook 's nachts op straat Een keer trof ik op straat op een bankje een man met een wit hondje. Mag jp dat, zr:i ik. Ik ben porder, zei hij, ik moet iemand om drie uur porren en dan nog een paar om vier uur. Kan ik toch niet naar huisgaan. Soms zag je ook nog dronken bruiloftsgasten; dan riepen ze: Juffrouw Plooy, er komt weer werk aan de winkel. Maar het mooiste was dat luchtalarm. Ik moest in de Gordonstraat zijn voor een te vroege bevalling. Een Duitser douwde me in de schuilkelder bij het Postkan toor. Ik wil er uit, zei ik. Ik kwam net op tijd in de Gordon straat en nam het kind mee naar het ziekenhuis. Een Duitse soldaat ving me op met open armen: Was haben Sic da? Is het een jongen? Dan breng ik u veilig door de stad. Zo ben ik onder bescherming van de ge wapende macht met mijn kost bare vrachtje naar het zieken huis gebracht. Als het een meisje was geweest, had hij dat niet gedaan Schiedam Juffrouw Cornelia Plooy ziet thans vanuit de hoog te op haar levenswerk neer. Ze woont namelijk op de achtste verdieping van het Francois Haverschmidlhuis en als ze van de wandelgang op de stad om laag kijkt, denkt ze glimla chend: Daarvan heb ik er nu tienduizend in de wereld gehol pen. Nou ja, denkt ze even la ter, niet helemaal tienduizend; ik had er ongeveer 300 per jaar en dat maal 28, want ik ben in 1920 begonnen en even na de oorlog opgehouden, omdat ik toen die hernia diaphragmatica kreeg, dat scheurtje in mijn middenrif. Laat zien, dat zou- der er 8.400 zijn. Nou, 8.400 is het ook nog niet, want die eer ste jaren vonder ze me nog te jong en kreeg ik nog geen 300 kinderen per jaar. Maar juf frouw Plooy is een juffertje precies: het zal zo lussen 8000 en UOOO zijn, want ik had ouk wel eens jaartjes met méér. En noe vaak gebeurt net niet, dat ze iemand tegenkomt, die zegt: Hu, die juffrouw Pioov. mens, ken je me met meer? en je hebt me nog wel drie maai gehol pen. Zie, die had zc dan kenne lijk niet meegeteld. Juffrouw Plooy gaat nug elke vrijdag naar de markt op het Broep veld, want daar ontmoet ze lou ter ouwe kennissen en blijft dan op de hoogte: ja, die derde van me, U weet wel van toen, die heeft er nu zelf al weer een hele schoot voi en de oudste is al weer getrouwd. Ja, ja, dc tijd staat niet stil. Mal dat ze nu in eens aan die glasfabriek moet denken. Daar staan nu geweldige machines en elke drie seconden een fles, rood gloeiend cn aan de lopende band. Haar eerste contact met het kinder tjeskrijgen dateert van voor 1920, toen ze zeif nog Cornelia heette Corrie zei haar moeder, breng dit warme bief stukje eens naar nummer 15: de vrouw van de glasblazer heeft een baby gekregen. Zo ging dat in die tijd. Keurig ge zin - bedstee, kamer, zolder en in de bedstee kraamvrouw en pasgeborene. Dat werd dan doorgaans beschuit met muis jes. NIEUWSTICHT „We woonden in het Nieuwsticht; mijn vader was daar opzichter. We hadden de enige woning daar met een bel. Het was geen gemakkelijk volk. Je had er van alles onder; drr waren er bij die ontzaglijk zopen. Som migen verdienden toen al zestig gulden m de week en de fat soenlijke lui konden daarvan zoveel sparen, dat ze er een ei gen huisje van konden kopen. Maar er waren er bij, die draaiden er alles door. Mijn moeder ging 's avonds nooit al leen de 3uitenhavenweg af: er waren van die „huttenbengels" die vielen een vrouw lastig en spogen haar koffiedik in haar gezicht. De bode van het stad huis wilde niet de Buitenhaven- weg op met de aanslagbiljetten. Waarom niet, vroeg zijn chef, het is toch gewoon je rayon? Ze schelden me uit, zei hij, en ze gooien me na met vuil en ste nen GEBLAKERDE TRONIES Het was zwaar werk, Cornelia Plooy geett het onomwonden toe. Ze stonden half naakt voor die hete ovens, waarin je van het dijkje lussen het rode Hek en Smulders /o omlaag kon kij ken; ze werken er de halve nacht, bolle wangen van het blazen, bruine, geblakerde, ge rimpelde ge/.iehten. Ik ben wel eens mee geweest met een glasbla/ersvrouw om zo eten to brengen. Ontzettend, che gloeiende hitte. Geen wonder dat de jongens veel aten en dronken. Achter de glasblazers stonden de aandragers, die de blaaspijp met dc gloeiende droppol glas moesten aanrei ken; uN daar lucht in was ge blazen maakten zij er hel mo del in door do rood hete bel te draaien in een houten ma!. -» Avonds als ze dionkvn waren maakten /.tj de BuiL nhuven- weg onveilig. Als wo naar (ie school in de Tuin! a an moesten, gingen we over met het pontje. Het Nieuwsticht was voor Schiedam een eerste poging om wat betere woningen te ver schaffen aan de Jui uit du i,.- brieken. Het waren eenvoudige huisjes: je lichtte dc klink op en stond binnen. RUWE GRAPPEN ,Ons huis is nu afgebroken» maar ik herinner het me best. We waren met vier meisjes en vier broers. De meisje^ sliepen in een kamertje op zolder en de jongens sliepen aan de buiten kant. Vader kwam 's avonds om te in spekte ren of alles goed was. Achter het Nieuwsticht be gon het weiland. Je kon er heerlijk spelen en 's winters schaatsrijden. Maar dat was gevaarlijk, omdat het gemaal wel eens werd aangezet en dan werd het bom ijs. Mijn zusje is er een keer doorgezakt; hele maal nat! We durfden zo niet naar huis en hebben haar laten drogen op eon hete plaat in de Zuursloffabnek. Maar 's avonds zei moeder: Wat stinkt hierzo? Dat was natuurlijk de prut uit de sloten en zo kwam. alles toch uit. Er was ook een veldwachter, waar we ontzet tend veel mee beleefden. Hij liep ons na als we kattekwaat uithaalden. Ik herinner me nog, dat kwajongens eens een grap uithaalden in de krotjes van de Oranjestraat. Ze haalden een paard uit de wei en se no ven het dier m de gang van een van die huisjes. Daarna nepen ze „Volk", proes tend om net verbaasde gezicht dat het oude vrouwje in het huisje zou zetten. Helaas, liep de grap wat uit de hand. Het paard zakte namelijk door de houten vloer van het gangetje en brak zijn poten, Hel arme dier moest worden afgemaakt en dat was natuurlijk niet de bedoeling geweest. Rauwer was de graji op de glasblazerij, waai do huttenbengels een veertienjarige aandrugcr vol goten met drank. Ook hij be kocht het met de dood„In mijn jonge jaren," aldus be- slwot Comr-Iia Plooy, „kwamen dr eerste machines in de glas- blazer!Zo werkte een tijd lang oud en nieuw naast elkaar. De huttenbengei-, bliezen de flessen er' de machines maak ten de fijnere dingen". Glasblazer aan de arbeid, adem blazend in een dr uppcl gloeiend glas.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1969 | | pagina 3