De jeugd heeft het niet plezierig meer! Bakker Antoniusvan den Berg: HOOS EENS HIER STAD tang SCHIEDAMSCHE COURANT DONDERDAG 15 JANUARI 1970 kwam er een pan op tafel, maar je kreet; geen bord. Alle maal een vork en dan ging je gezellig me: z\n allen uit die pan zitten oten; En was het klaar, dan ging de pan weg, en kwamen de borden op tri fel... Ik denk: wat krijgen we nou' Maar Loon kregen we allemaal een bord pap, maar de rest moest je maar uit de pan eten. Je zag cv buiten in de verste verten niemand, ik dacht: née ik ga dood als ik hi Cr blijf. Xou moet ik maken dat ik wegkom. Ik zji toen in tie ondergrondse, mr-t bonkaarten en allerlei rom melden jen". ballen met de jongens in do Overschieschestraat. Een eind je? verder woonde 'n jongen die noemden we Ting Tang. want die had een broer en die was bestuurder van de paarde- tram. En als hij die tram zag, dan ging hij er hard naast lo pen en dan riep hij ting-tong. ting-tang. Xou ja, prompt word hij Ting Tang genoemd! Hij moest trouwens 's avonds als er kerk was ook de kiok lui den". „Nou ja. dan gingen wc voetbal len, en Ting Tang er ook bij! Nu en dan kreeg er weieens een een schop tegen de benen, nou dat ging met klompen, of je kreeg een klomp naar je hoofd. Dat cr een een balletje schopt"1 en dan meteen z'n klomp mee vloog. Maar we wisten precies hoe In at de politie-agent hun ronde maakten en welke route ze na men. We legden gewoon even het spel neer tot hij voorbij was! Maar er kwam er ook weieens een op de fiets tussen door en die pikte clan toch het balletje af! ,'We hadden hier in do buurt ook een jongen en die noemden we Lange Gerrit. Nou ja, die was niet erg snugger. We gingen zo mers weieens vissen, een stok met een draadje eraan en een lucifertje als dobber. Op een dag staan we hier bij de bor st elfabri ek met de hengels, en toen zegt hij zo: zullen we doen wie het eerst in de Sehie ligt? Hij bedoelde met het simmetje. Ik zeg: ja kom op! En wij lopen maar hij liep regelrecht de Schie in en hij kwam niet meer boven ook! ik zag hem niet. meer dus ik aan het porren met die stok in het water. En toen had ik hem ineens aan een been beet! Toen heb ik hem eruit ge haald, maar hij kreeg thuis op z'n bliksem!" PLEZIER „En ruitentikker! je spelen! 't Was 's avonds donker, ik zeg; kom op! Hebben wc een groot stuk glas gehaald van een ka potte ruil. Die mensen zaten toen stil de krant te lezen want televisie had je toen nog niet, en de een gsf een harde klap op de ruit en de ander gooide dat stuk glas op straat kapot! Nou, dat was boem-kleun! En dan kwam dat mens naar huilen. Eerst bleven we. staan, en daar kwam ze aanvliegen! Ze heeft ons achterna gezeten tot aan het slation toe. Nou, toen konden we niet meer van de lach. Ze liep maar van; jongens, jon gens, blijf toch staan, jullie hebben 'm!n ruit gebroken! Op het laatst bleven we staan en hebben we het verteld. Toen heeft ze staan lachen... ,Och, ik heb eigenlijk altijd wel plezier gehad. Toen bij bakke rij De Geer werkte ik ook met plezier. Ik heb een goeie jeugd gehad, een prettige jeugd, wat de jongelui tegenwoordig niet meer hebben vind ik. Nou ja, xe gaan tegenwoordig naar vereni gingen en duns en, maar net zoals wij op straat spelen... Je had altijd wal. Dal kennen ze :iu niet meer. Je had allemaal van die rare typetjes zoals Hein de Poep dc koeiedrijver, en Gekke Dorussie... Zulke figuren zijn er tegenwoordig toch niet meer! ,Als ik het allemaal nogeens over zou moeten doen, dan zou ik toch geen bakker meer wil len worden. Nee, ik vind dat je elke dag te hing bezig bent. Niet dat ik 'n hekel aan werken heb, verre van dat want ik was er helemaal in opgegroeid. Ik heb er nooit een hekel aan ge had. Maar toentertijd, ik zal het nooit vergeten, ik was uit dienst gekomen en toen had ik gesolliciteerd bij de militaire politie" REKKEN ,,En toen kreeg ik bericht dat ik me hier op de gemeentesecre tarie moest laten meten. Ik moest minimaal 1,75 lang we zen. fk er naar toe. Die vent meten! Toen was ik 1,74 en 8 millimeter, dus dat scheelde twee millimeter! Maar hij wou er toch geen 1,75 opzetten. Hij zegt: kom volgende week nog maar eens terug, dan ga je maar een beetje aan de rekstok hangen, die paar milimetcr die rek je wel uit!" Jk de andere week weer terug. Hij weer gemeten: 1,74,8! Ik ben er drie keer geweest, maar de 1,75 kon ik niet halen! Maar hij gaf me een goeie raad. Ik moest me in de kazerne in Rot terdam achter de Hoogstraat laten meten. Dus ik gauw op de fiets naar Rotterdam. Ik kom daar: 1,74,7! Die man zegt: hoé ben je hier gekomen? Ik zeg: op de fiets! Nou, zegt'ie, dan moet je over een. paar dagen te rugkomen, maar dan met de tram. Want door dat fietsen dan krimp je! Ik naderhand te rug, met de tram. Hij weer me ten: 1,75,4!" ,Hij zegt: zie je nou wel! Door dat fietsen ben je gekrompen! Dus hij schreef het op, en ik dacht: nou heb ik het voor el kaar hoor! Toen moest ik na derhand naar Den Haag komen om gekeurd te worden en het eerste wat ze deden was me ten... Ilc denk: ojee, daar krijg je het! Toen was ik haast 1,76 tiaar! En toen werd ik afge keurd. wegens een te slecht ge bit! Nou, toen ben ik maar weer bij de bakkerij gaan wer ken, m'n oude vak 3 Schiedam Bij de geboorte krijgt ieder mens een voornaam en j een achternaam om het leven mee door te gaan. Vroeger veel I meer dan nu, bleef het daar niet bij. Zodra de nieuwgeborene oud genoeg was om alleen de straat op te gaan, bedacht de een of andere buurtgenoot een bijnaam die weldra alom werd gebruikt. Een voorbeeld daarvan is het kleine jongetje in de kinderwagen links op de hierbij afgedrukte foto. Zijn trotse ouders gaven hem de naam van Willem van den Berg, maar weldra kende de buurt en zijn vriendjes hem als De Stugge. Nog later, toen vele Schiedammers hem als broodbe- zorger dagelijk tegenkwamen, werd dat Antonius, omdat zijn kale kruin deed denken aan de heilige Antonius van Pa- Zijn vader dreef op de hock van de Emmastraat, waar de heer Van den Berg nu nog woont, een bakkerij die eigenlijk Schiedams eerste supermarkt geweest moet zijn. Boter, kaas, melk, eieren en kruidenierswa ren maakten bijvoorbeeld ook cleel uit van. het assortiment in de bakkerij. Dat dat soms ook aanleiding gaf tot moeilijkhe den, vertelt de oud-broodbezor ger in zijn huiskamer aan de Emmastraat, waar aan de overkant een dag of veertien geleden een serieus begin is ge maakt met het slopen van de huizen. „ik ben zelfs nog een keer voor het Kantongerecht geweest om dat we teveel melk in het brood hadden gedaan! We verkochten wel isv/aa r waterbrood, maar omdat we zelf ook melk ver kochten, deden we de melk die we overhadden maar in het brood. En toen kwamen ze van de Keuringsdiénst van Waren het brood keuren, en daar zat natuurlijk toen veel te vec-1 vet in! 't Werd gelukkig maar een kleine boete, maar het mocht in ieder geval niet. Toen mijn va der overleed, toen was ik 24 jaar. had je die hevige concur rentie. Ik zag er toen geen brood in om in die oude zaak door te gaan. Toen ben ik voor mezelf gaan rijden en daarna ben ik 24 jaar bij bakkerij De Geer geweest". r „Ik heb ook in de bakkerij ge staan. 's Morgens vroeg in dc bakkerij en nog met ouderwet se ovens: stoken met krullen. We hadden hierachter een tim merfabriek en die brachten hier de krullen, ze waren blij dat ze er af warenEn ze brachten hier ook van die hoe- pelbossen, die zaten om die ha- ringvaatjes heen. En daar stookten we de oven mee. Als 3® t in de oven brood ge bakken had, dan moest je eerst weer gaan stoken om de tem peratuur weer op peil te krijgen en dan kon je weer verder gaan. Als je klaar was met •bakken, dan kon je om half tien de straat op. Ik had een wagen tnet een hond eronder. Des Avonds om een uur of zes had 'je zo'n beetje de hele stad ge daan". OOM AGENT »»Ik heb van m'n dertiende af ■langs de Schiedamse straten gelopen, tot nou twee jaar te rug. Toen kreeg ik vernauwing van de bloedvaten en nou mag ik niks meer doen. Ik ken heel wat Schiedammers, en heel wat verhalen ook. Een van de leuke dingen uit die tijd, ik weet niet of ik het mag vertellen, want het gaat over de politie... Nou ja, als het 's winters koud was, dan kwamen al die agen ten die hier de wijk hadden bij ons achterom om zich zoge naamd. even. te warmen bij de oven. Dan een paar glaasjes melk drinken cn dan was het van: ik moest toch eigenlijk nog even slapen ook! En dan zetten we ze ergens in een gang op een stoel en we moesten ze over drie kwartier weer wak ker maken. Maar in die tijd kwam er dan weer een ander door HENK LENSINK die niet wist dat z'n collega' er ok zat. Die kwam zich ook even warmen en een glaasje melk drinken. Tussenbeiden za ten er wel drie te slapen. Een tje binnen, daar één en eentje daar, en van elkaar wisten ze het niet!" ,Toen ik zo'n jaar of elf v;as, moest ik in de Sinterklaastijd al tijd boterletters bezorgen. Maar voor die boterletters ge bakken werden, begonnen we al in oktober amandelen te pellen. Dat moest allemaal met de hand gedaan worden: panne tjes water op tafel, op het vuur, en daarna pellen. Dan zaten de dienstmeid en de knechts en wij 's avonds amandelen te pel len. Kwam je uit school: aman delen pellen! En dan ging je met Sint Nicolaas die boterlet ters wegbrengen. Dat ging alle maal met zo'n mandje en clan liep je heel Schiedam door, want fietsen waren er niet. Maar dan had je je groen en geel gelopen, door de sneeuw of de kou, en de andere dag was het Sint Nicolaas! Een stukje boterletter Nou, er is niks meer, alles was óp. Nou, dan. had je zelf nog geen stukje bo ter! etter gezien „Ik kom op straat honderden mensen tegen die me kennen: dag bakker l Ik weet vaak niet eens wie het zijn. Ze noemen me een enkele keer Antonius, •dat komt omdat ik vroeg kaal geworden ben. Ze zeggen dat het komt omdat je vroeger ai- tijd voor de oven gestaan hebt met dat hete vuur en dat is slecht voor je haar. Maar in ie der geval, toen ik in militaire dienst zat had ik een prachtige kop met haar, al zeg ik het zelf. en een hoop waren er jaloers op. Maar met die helm dragen, daar heb ik gelijk een tik mee aan gekregen. Toen is m'n haar •uitgevallen. -In den beginne kwarn ik nog weieens bij een kapper en die zei dan: weet je het nog, dat ik zowat de haar kam brak in je haar en nou kan :k er wel met de zeem overheen gaan!" „Toen ik in dienst zal, kreeg je éérst de mobilisatie en later de capitulatie. Nou, ik moest me zelf melden als krijgsgevange ne, toen ben ik maar onderge doken. Ik heb in Den Haag ge zeten, in Utrecht, ik heb overal gezeten. Ik heb zelfs nog vUk bij de Duitse grens bij een boor gezeten. Maar daar ben ik maar één nacht geweest. Ik mocht daar niet in huis slapen. Die boer bracht ine avonds met een lodder naar de hooi berg, en als ik erop was dun haalde hij de ladder tveei' wou. De andere dag kwam hij weel' met z'n laddertje: en ik zeg: ik ga hier gauw weg! „Het was daar ook nog zo ouder wets. Dan ging je eten en dan

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1970 | | pagina 3