Biella en Aad Twigt:
i ie ver vrijheid op
zee
clan
kantoor-
kruk-ca i rière
Vlaardings echtpaar
na dertien maanden weer thuis
m
E
WOENSDAG 16 JTJLI 1975
Samen bij het roer: „Je
moet wel een team zijn".
DoorTrix Broekmans Foto's Ben Blumers
Zo ging het laveren
langs moeilijke punten:
Aad in de mast, Hella be
neden aan het roer. Vanuit
zijn uitkijkpost gaf hij
stuur-aanwijzingen door
naar beneden.
Hellevoetsluis Tussen de
dikke.rijen mensen die dage
lijks van tn naar kantoor
sjokken zitten er tallozen, die
in hun achterhoofd een en de
zelfde droom koesteren: in
pakken en wegwezen, de wij
de wereld in. Slechts een
handjevol haalt die droom
naar de oppervlakte van de
werkelijkheid en. voert de vu
rige wens uit De meesten ont
breekt eenvoudigweg de
moed: ze durven het niet aan,
het vaste plaatsje in de maat
schappij te ruilen voor een
vrije, maar onzekere toekom
st.
Heel anders is het gesteld met
Hella en Arie Twigt: blakend
en gebruind zijn ze met hun
jacht Aldebaran in de haven
van Hellevoetsluis neergestre
ken. Dertien maanden geleden
hebben zij de knoop heel be
wust doorgehakt: zij wuifde
haar collega-onderwijzers en
onderwijzeressen vaarwel, hij
keerde de grote vaart, waar
hij stuurman was, de rug toe.
Het zeiljacht de Aldebaran
werd hun thuis. Via Mallorca
en de Cauarische Eilanden
zwierf het paar oVer de Atlan
tische Oceaan naar de Westin-
dische Eilanden, naar de Gre
nadines, Barbados en weer
verder naar de Azorcn. Nu
zitten ze in hun knusse kajuit
nog na te genieten van de
zwerftocht. In h»n ogen gloeit
de zon uit die verre oorden
nog na.
Je hoeft niet te vragen of ze
spijt hebben van hun beslis
sing van een dik jaar terug,
om de boel de boel te laten.
Arie roepnaam Aad zegt hij
zelf geeft toe dat die beslis
sing destijds niet zomaar een
twee-drie genomen is: „Het is
een grote stap geweest Je
weet dat je niet zo gemakke
lijk weer in de maatschappij
terug kan. Maar ik kan je een
ding vertellen: we zijn nu als
de dood dat we weer vastroes
ten in de maatschappij. Dat
nooit meert'. Hella, heel blond
met blauwe ogen, ondersteund
het gezegde met heftig hoofd
knikken.
Aad krijpt zijn ogen toe en
buigt zich wat naar voren: „Je
zal toch elke dag van negen tot
vijf op je kantoorkruk moeten
zitten. Dat is erg hoor. En dat
je hele leven lang". Het is dui
delijk. Hella en Aad lijken
voorgoed verloren voor de
geordende maatschappij. Zij
hebben voor zichzelf een heel
wat aanlokkelijker alternatief
gekozen: „Zo gauw mogelijk
een nieuwe boot kopen, zo
«•eentje van veertien, vijftien
w-meter en dan weer weg. En
-«dan komen we nooit meer te-'
«rug".
ELLENDE
Ze hebben de smaak voorgoed
te pakken gekregen. En toch
-begon hun reis vorig jaar he
lemaal niet zo veelbelovend-
De motor van de Aldebaran
bleek een uitgesproken dwar
sligger. Aad kon er aan sleute
len wat ie wilde, het ding liet
het na enkele maanden tegen
sputteren voorgoed afweten.
„Twee maanden hebben we in
Palma de Mallorca gelegen. Ik
liep daar een vent tegen het
lijf aan wie ik de ellende ver
telde. Die zei: nou, dat is sterk
zeg, ik heb net de alkenverte
genwoordiging voor de spul
len die jij moet hebben in
Spanje gekregen. Dit de brand
dacht ik", Aad stevig aan zijn
pijp, „nou vergeet het maar.
Die kerel bleek een regelrech
te oplichter. We hebben nooit
de bestelde motorkop gezien.
Godzijdank hebben we niets
van tevoren betaald, anders
waren we dat mooi kwijt ge
weest". Hella laat in het dag
boek, dat zij vanaf de dag van
vertrek trouw heeft hijgehou
den, een aardig briefje zien,
dat het echtpaar aan de ver
meende motorhandelaar heeft
geschreven. Daarin raden zij
hem aan, de bestelde motor-
kop maar als zwemvest te ge
bruiken.
Een wat minder ondernemend
stel zou na al dergelijke peri
kelen allang weer koers naar
huis hebben gezet. De bewo
ners van de Aldebaran pieker
den daar niet over. Hella ge
bruikte de noodgedwongen
Palma-rust door als hostess
voor een reisbureau aldaar op
te treden, Aad verfde her en
der wat scheepjes op.
Terwijl Hella joekels van mok
ken koffie inschenkt, vertelt
Aad verder. Hoe ze uiteinde
lijk toch maar de haven van
Palma uitzeilden en bij Gibral
tar belandden. „Wijffie pak de
kaart er eens even bij". Het
geval blijkt moeilijk te vinden.
„De wereldkaart dan", oppert
Hella, wat op hevig verzet van
haar echtgenoot stuit: „Nee
joh, dan lijkt het maar zo'n
klein stukkie". De gewenste
kaart wordt dan toch gevon
den en Aad wijst met een pot
lood de route. „Nou hier hè,
bij Gibraltar, daar werden we
helemaal gek gemaakt voor de
West-Indies, Uiteindelijk beslo
ten we het te doen".
De volgende stop werd ge
maakt bij Gran Canaria. Hei
la's moeder kwam overvliegen
om het inmiddels gearriveerde
Nieuwjaar te vieren. En toen,
ja toen. „Ik zei al dat we twee
grote stappen hebben moeten
nemen. De eerste was dat we
allebei onze baan opzegden en
vertrokken. De tweede was het.
besluit om naar de West-Indies
te gaan." De pijp wordt even
bijgevuld, rustpauze dus. De
vlam gaat erin, er» ook in het
vervolg van het verhaal: „Ver
gis je niet, dat is een hele
oversteek hoor. Iets van 34
dagen, waarin je helemaal nie
mand ziet. Stel dat er iets ge
beurt, een blindedarmpje of
zo, toch wel lastig. Nou", Hella
begint te lachen, „we zijn twee
keer vertrokken en twee keer
weer terug gegaan. Vanwege
het risico. We wilden heel
graag, maar ja je moet even
doorzetten hè. De derde keer
hebben we gezegd: nou hou
den we het eerste uur allebei
onze kop. Dat heeft wel gehol
pen, want we zijn toen wel
doorgevaren.
OIJE
Spijt? De ogen van beiden
staan nu dromerig. „Mooi dat
het daar was! Zo mooi, daar
heb je geen idee van. Zo ver
schrikkelijk mooi", mijmert
Aad en Hella glimt: „Elke dag
verse vis, die vingen we zelf.
Eindeloos." Het paradijs op
aarde, weer een van de onver
getelijke ervaringen die de
trip rechtvaardigden. Hella:
„Daar was de zee zo helder,
zo schoon. De Middellandse
Zee is ook wel helder, maar
die is toch helemaal verziekt."
Aad valt haar bij: „Gek Is
dat. Je denkt als je midden op
de Atlantische Oceaan zit:
hier heeft de vervuiling nog
niet toegeslagen. Ja, vergeet
het maar. Midden op zee kre
gen we een vogeltje op het
dek, van onder tot boven on
der de olie." Hella gruwt nog
bij de herinnering: „Dat
beestje is aan boord doodge
gaan. Het kon zijn vleugels
nog maar zo'n eindje optillen.
Verschrikkelijk toch".
Aad heeft over de vervuiling
van de eens zo fraaie moeder
aarde een uitgesproken me
ning: „Het gaat door, het is
met meer te stoppen. Daar
verhelpen wij met zijn twee
tjes niks aan. En kjjk eens
waar de oorlogen woeden",
zijn potlood schiet driftig heen
en weer over de kaart, „daar
en daar moorden ze elkaar uit
Daar is het ook niet zo fijn.
Het enige dat je kan doen is
gewoon zo fijn mogebjk pro
beren te leven. De mooie plek
jes, die er nog zijn, opzoeken".
Het is hen aardig geiukt het
afgelopen jaar. Zeilend, af en
toe stilliggend, lezend, pra
tend. „Je leest wat af", zeggen
ze, ellenlange gesprekken
ook". Hella borduurde wan
neer ze zin had en deed het
nodige naaiwerk, alles met de
hand. En met te vergeten: ko
ken. Haar gezicht staat meteen
op onweer: „Dat kóken",
blaast ze, „daar kreeg ik wat
van. Dat was een crime". Ze
doet voor, hoe ze bij het
slechtste weer zich staande
wist te houden en op de twee
luttele pitjes toch altijd weer
wat eetbaars op taieu Kreeg.
Bekent ook, dat ze van tijd tot
tijd de potten en pannen zo
overboord had willen donde
ren. Aad kijkt vertederd: „Ja
dat staat heel wat keren in het
dagboek. Het was weer een
crime staat er dan weer te
lezen. Haha".
RUZIE
Hebben ze beiden ooit ruzie
gehad op zee? Het is immers
geen kattepis, met zij'n twee
tjes op een kleine boot kan
toch spanningen opleveren.
Bij moeilijke momenten kan
je niet even een deur achter
je dichtslaan en een blokje om
gaan. Het blijkt echter, dat
Aad noch Hella er moeite mee
hebben gehad. Sterker nog:
„Op zee hebben we geen enke
le keer ruzie gehad", getuigt
Aad trots en Hella weet de
verklaring: „Dat kan natuur
lijk zijn omdat je weet dat je
elkaar dan nodig hebt en
moet helpen". Aad weer: „Als
we eenmaal ergens op de wal
kwamen, dan kwam het heus
wel voor dat zij de ene en ik
de andere kant opging. Maar
echte ruzie, nee". Hij kijkt
nog eens voldaan naar zijn
„HelLaatje" zoals hij haar tel
kens noemt en verklaart dan
bijna plechtig: „Ik denk dat
niet veel vrouwen dit zouden
kunnen opbrengen. Dat koken
op twee pitjes, altijd wassen
met zout water, geen comfor
tabele wasmachine, een hele
stap terug, eigenlijk. Nee, vij
fennegentig procent zou voor
de eer bedanken.
Aan boord was geen sprake
van jij de baas of ik". De
taken die gedaan moesten
worden namen beiden om
beurten voor hun ïekening.
„Hella kan net zo goed een
zonnetje schieten en de koers
uitrekenen", verklaart Aad.
,-Dat heeft ze geleerd toen ze
een paar keer is meegeweest
op de grote vaart. Als ze niks
te doen had gaf ik haar mijn
studieboeken en zei hier, ga je
gang maar. Daar hebben we
veel plezier van gehad".
Het lezen, praten en borduren
werd van tijd tot tijd onder
broken voor een plechtig mo
ment: het luisteren naar de
Wereldomroep. De doorgaans
in spijkerbroeken en t-shirtjes
gestoken Twigtjes trokken
voor die speciale uurtjes iets
sjieks aan, beweert Aad. „Echt
waar. dat was voor ons een
uitje, die uitzendingen. Bakkie
koffie erbij, even Nederland in
de kajuit. Verder had je aan
de radio niks, alleen af en toe
wat Spaanse kreten".
PLANNEN
De verre eilanden, de ellende
met de motor, de ellenlange
gesprekken op zee, het is alle
maal weer achter de rug, De
Aldebaran wiegelt 2achtkens
op de heel wat minder woelige
baren dan die van de Atlantic,
de haven van Hellevoetsluis-
De aanvankelijke hitte in het
plaatsje heeft zich tijdens het
gesprek ontladen in een gewel
dige stortbui, die genadeloos
op het scheepje klettert. On
verstoorbaar vertellen de twee
wereldbestormers door, weer
of geen weer. Ze bereiden zich
stilaan voor op een heel wat
rustiger periode dan de achter
hen liggende, maar ook over
die nabije toekomst kan Aad
zeer smeuïg uitweiden. Hella
en hij zitten al weer tot hun
Hella, Aad er> hun Alde
baran: terug in Hellevoet
sluis, waar ze ook hun reis
begonnen.
verbleekte kruin in de plan-
nen: „Eerst gaan we allebei
weer werk zoeken. Hella kan
misschien ergens ais onderwij
zeres aan de siag, ik misschien
als afios-stuurman bij de grote
vaart. Het geeft niet, ik wil
ook wel toiletten schoonma
ken. Dat is toch ook werkv-ja
toch? Ais je er maar geld mee
verdient". Want geld is nodig*
voor avontuur nummer twee:
een groter schip kopen en spa
ren voor een nieuwe lange
tocht. „Weet je dat je ver
schrikkelijk weinig geld nodig
hebt om rond te komen", ont
hult Aad. „Wij zijn in dertien
maanden niet meer kwijt ge-'
weest dat acht-, negenduizend
gulden", „De geldvoorraad is
nóg niet op" laat zijn vrouw
weten.
Voor de jarenlange reis, die
beiden alweer m hun hoofd
hebben, is echter wel wat
meer nodig, Hoe willen -ze
straks, eenmaal op weg, in
hun onderhoud voorzien? Ook
dat weten ze al; haaietanden
verwerken tot sieraden, her en
der wat verkopen. „En verder
wat voor on2e voeten komt,
overal is er wel werk" aldus
Aad, voor wie geen zee te hoog
gaat
Ze hebben nog geen idee waar
de tweede reis naar toe zal
gaan. Er zijn nog mooie plek
jes zat, maar ze zien wei.
Waarschuwende opgeheven
vinger van Aad: „Je moet
nooit van te voren zeggen, we
gaan daar en daar naar toe.
Dan ga je jakkeren. Dan ben
je met vnj meer". Eén ideaal
heeft hij nog wel: rond Kaap
Hoorn varen. Waarom? „Ja
waarom wil iemand met alle
geweld de Himalaya beklim
men, ik weet het met. Alleen
dat ik het verschrikkelijk
graag wil. Niet meteen hoor.
Over vijftien jaar misschien".
En Hella, wat wil zij? Breeduit
lachend kijkt ze naar haar
Aad: „Ik ga gewoon met Aad
mee, ik vind alles best".
ONTAARD
Voorlopig laten ze de Aldeba
ran alleen. In Vlaardingen zul
len ze proberen te wennen aan
de vaste grond onder hun voe
ten, van de flat che ze tijdens
hun reis hebben doorbetaald.
Ze voelen zich nog wat on
taard, tussen de vier muren,
maar: .Het is toch wel fijn,
dat we de flat aangehouden
hebben. Toch nog een beetje
het gevoel van thuiskomen".
Geen van tweeën laat er ech
ter twijfel over bestaan dat het
maar een tijdelijk thuis zal
zijn. Een uitvalsbasis voor de
volgende onderneming. Het is
hun ernst. Want hoe fijn het
ook is om familie en bekenden
terug te zien: „Thuis wennen
we nooit meer".