Bureau gaat uitbreiden en verhuizen
De kranten
heb je
potverdorie
nodig
■I 1
1
De kroeg
Voorlichter Spruijt in de rode cirkel.
foto's: Pieter Schols en Theo Böhmers
DONDERDAG 3 JANUARI 1976
vrouw antwoorden. „Dat kost
48 gulden per jaar. Het is wat
hè...Ja, dat vind ik ook." Hij
legt de versleten hoorn weer
op het toestel. Druk gebarend
loopt hij haastig ietwat voor
over gebogen weer naar zijn
zwarte draaistoel en mompelt
voor zich uit: „Ach ja, 20'n
mevrouwtje ook."
Voorlichting, wat is dat eigen
lijk. Nieuwsgierige burgers in
formatie over gemeentezaken
verschaffen. Vragen beant
woorden. „En ook 2elf nieuws
uitdragen," zegt de man met
de pretoogjes. De gemeente
geeft daarom op onregelmati
ge tijden een nieuwsbulletin
uit. Het is een gestencild blad,
dat wordt volgeschreven door
Spruijt en de zijnen. Want hij
werkt niet alleen, £r is nog
een tweede voorlichter, Jan
Maneij en een secretaresse,
Eline de Ronde. Met zijn oude
vulpen schrijft Spruijt in meer
dan sierlijke letters een be
richt. Dat wordt dan uitgetikt
en daarna vermenigvuldigd:
een degelijke ambtelijke wer-
kwijze.
De laatste tijd maakt voorlich
ting een stormachtige ontwik
keling mee. Sinds de komst
van burgemeester Kieboom is
er heel wat veranderd. ,3ij
ons in Utrecht deden we dat
zo," zijn Kiebooms gevleugel
de woorden. Hij heeft het nog
vaak over de stad waar hij
wethouder is geweest. Daar
was in het winkelcentrum een
informatiewinkel. Zoiets krijgt
Vlaardingen nu ook. Er wordt
ook aan verdere personeelsin-
treding gedacht
Verhuizen
In maart sluit de weetwinkel
onder het Liesveldviadukt.
Spruijt en zijn manschappen
verhuizen dan naar het nieuwe
stadskantoor: dat afgrijselijke
gebouw in het centrum. De
WV zal een kleine verbou
wing ondergaan. Behalve toe
ristische informatie in de Vis-
bank kan de Vlaardinger dan
ook gemeentelijke zaken te
weten komen.
„De kaartverkoop voor de
RET gaat eruit. Er komt een
gedeelte in de Visbarik, waar
iedereen alles over de komen
de raads- en commissieverga
deringen te weten kan ko
men." De voorlichter is blij
met die ontwikkeling.
Alpino
's Ochtends stapt hij op de
fiets met op zijn hoofd de
blauwe alpinopet. Dat klei
nood lijkt net zo nauw ver
bonden te zijn aan voorlich
ters uiterlijk als zijn sigaret.
De manier van roken is bij-
zonder kunstig.- De sigaret
wordt tussen bovengehit en
bovenlip geklemd. Zijn gebit
heeft er zichtbaar onder gele
den. „Enfin, hoe het ook zij,"
is zijn geliefkoosde standaard
suitdrukking.
Eigenlijk is hij Amsterdam
mer. „Maar daar moet je maar
niet over schrijven, hoor." Vo
rig jaar had hij op één van
2ijn pakken een speldje ge
prikt Amsterdam 700 stond
erop, de chauvinist „Daar heb
ik heel wat over moeten horen
van de ambtenaren." Hij ver
telt het op een vertrouwelijke
toon. Mensen die hem kennen
- en wie kent hem eigenlijk -
weten nooit of hij serieus of
cynisch is.
Een ambtenaar van het stad
huis komt binnen. Hij laat één
woord vallen. Genoeg voor de
Symphatieke Spruijt te herin
neren aan een anekdote. Een
verhaal uit de oortog. Hij kan
mooi vertellen; een oudere uit
gave van Aart Staartjes. Hele
dagen kan je bij Spruijt luiste
rend doorbrengen.
Kranten
„De kranten zouden moeten
vechten om de primeurs. Zo
zou het moeten zijn." Als hij
het zegt kijkt hij blij, de ge
dachte alleen al verheugt hem.
De kranten vechten niet meer
zoals dat vroeger gebeurde. Er
is weinig concurrentie meer.
Vlaardingen heeft nog maar
twee dagbladen. „Vroeger wa
ren dat er zeker acht De Nieu
we Tijd, het Rotterdamsch Pa
rool, Trouw, de Rotterdam
mer, Het Vrije Volk, het Rot
terdamsch Nieuwsblad." De
ene na de andere krant stopte
met de plaatselijke editie. „Ik
heb veel verdriet gehad dat
Het Vrije Volk is opgehou
den." Vorig jaar is die krant
weer in Vlaardingen begon
nen. „Dus ik hoef je niet te
vertellen hoe blij ik daarover
was."
De gemeente heeft overwogen
door de verschraling van de
kranten, zelf met een krantje
te beginnen. Er zouden bij
voorbeeld in een advertentie
blad pagina's kunnen worden
gekocht, die door de gemeente
kunnen warden gevuld. „Ik
heb dal altijd afgehouden. In
een democratische staat moet
een onafhankelijke pers pri
mair voor het nieuws zorgen."
Gelijk heeft 'ie en voegt hij er
aan toe: „De krant heb je pot
verdorie nodig."
Oud-burgemeester Heusdens
schijnt ooit zijn medeleven
met Spruijt te hebben be
toond. „U heeft heel wat te
stellen met die journalisten,"
was zijn ongenuanceerde uit
drukking. In Nederland wor
den dames en heren van de
pers vaak aangekeken alsof zij
een besmettelijke ziekte onder
de leden hebben. En echt dat
is niet zo. Vader Spruijt weet
dat. Hij kent zijn pappenhei
mers. En de pappenheimers
denken hem te kennen.
Spruijt is slim. Uit het stad
huis komen wel eens nieuwtjes
die eigenlijk nog niet bekend
mogen worden. Die journalis
ten toch. Geheimen die bekend
worden. Een primeur voor de
krant. Dat is iets waar alle
journalisten - de echte althans
- op azen. De vriendelijke va
der wil dan wel eens uitzoeken
hoe ze erachter zijn gekomen.
Argeloos stelt hij dan een
vraag. Dat is maar schijn. Het
is slimmigheid.
Op het voorlichtingsbureau
een interview houden is on
mogelijk. De telefoon blijft
onophoudelijk rinkelen. De
VARA belt. In de Roode Cir
kel wil een radio-spelletje in
Vlaardingen spelen. Dat was
dinsdag. „Ook dat nog," ver
zucht Spruijt en hij heeft het
al zo druk. In paniek begint
hij been en weer te draven.
Opdrachten te geven. Naar te
lefoons grijpen. En dan ook
nog een interview. „Laten we
hier maar weggaan," stelt hij
voor. In een nabijgelegen café
wordt verder gepraat.
Hij verhaalt over de begintijd.
„In '54 ben ik begonnen. Door
journalisten werd ik als een
pottenkijker beschouwd. 'Wat
mot die vent daar' zeiden ze.
Ze waren het niet gewend."
Nu is hij niet meer weg te
denken.
Zelf wil hij niet op de voor
grond dringen. „Het gaat niet
om mij. Ik ben niet belangrijk.
Het gaat om de zaak." Hij
speelt al minutenlang met een
sigaret. Door het vele praten
komt hij niet aan het benodig
de vuren toe, althans zo lijkt
het Z'n aansteker werkt ge
woon niet. „Ja joh, er komt
geen vuur uit."
Links en rechts zwaait hij
naar mensen of schudt ze de
hand. Hij schijnt alle Vlaar-
dingers te kennen. „Enfin, hoe
het ook zij," gaat Mj enigszins
verstrooid verder. Aan die zin
kan je een bekende reclame
kreet toe voegen. „Spruijt
hoort erbij", zeg je dan. „Hè,
wat zeg je." De grap ontgaat
hem.
Spruijt heeft niet alleen zeg
genschap over zijn voorlich
ters en de WV-dames. De vier
krachten van het inspraakbu
reau vallen ook onder zijn be
heer. „Die inspraak is enorm
op komen zetten. vooraJ onder
dit gemeentebestuur. Het ech
te meedenken door de bevol
king was er niet En daar,
onder de burgers, leeft 'n stuk
know-how waar je heel goed
gebruik van kan maken."
Warenhuis
Om al die aktiviteiten tot
haar recht te laten komen
moet er ruimte komen. „Ach,
binnenkort gooien we V en D
uit hun warenhuis. Dan trek
ken wij er in." Een typische
Spndjt-witz. Zijn twee han
den gaan de lucht in. Hij kirt
van het lachen- De sigaret
blijft gewoon hangen. Wan
neer de grap geslaagd is wap
pert hij niet alleen met zijn
handen, dan tilt hij ook nog
zijn rechterbeen op en trap
pelt van pure blijdschap in de
luehL
Tegen etenstijd begint Spruijt
ongeduldig te worden. Ambte
naren eten immers tussen half
één en half twee. „Zorg dat je
nooit om half één het stadhuis
binnenkomt," heeft hij ooit
eens verklaard. De olijke pre
toogjes glinsteren. „Dat kost je
je leven. Dan word je hele
maal platgewalst door de naar
buiten stromende ambtena
ren." De armen gaan weer in
de lucht „Maar kom ik stap
eens op. Je hebt nu toch wel
genoeg hè." De jas wordt aan
getrokken, de shawl gaat om.
De alpinopet wordt vergeten.
Dag meneer Spruijt.
Vlaardingen Op het
bureau staat een plastic
bloempot: erin een
troosteloze plant die z'n
beste tijd heeft gehad.
Het bureau ligt bezaaid
met papieren en sigaret-
tenas. Erachter zit een
kleine man. Z'n naam is
Han Spruijt, hij is voor
lichtingsambtenaar van
Vlaardingen. Onder het
Liesveldviadukt heeft
hij z'n winkeltje. Regel
matig vallen weetgieri
ge Vlaardingers bij hem
binnen. Stamgasten in
Het Winkeltje van
Spruijt zijn de plaatse
lijke journalisten. Zij
spreken allen eerbiedig
over Meneer Spruijt De
jonge generatie van de
plaatselijke pers be
schouwt hem een beetje
als een vader.
Hij praat veel, erg veel zelfs.
Eén vraag is voldoende voer
een uitvoerig antwoord. Hij
moet haast eelt op z'n lippen
hebben. Voortdurend hangt
aan zijn bovenlip rookwaar:
een mentholsigaret of een de
gelijke Hollandse sigaar. Hij
zegt mi minder te roken. „Ik
ben een beetje bang voor kan
ker," is de reden. De peuken
hebben een brandmerk ach
tergelaten op de telefoon. Het
spreekgedeelte van de hoorn
is zichtbaar aangetast: gele
schroeiplekken.
Het magische apparaat rin
kelt. „Hallo, met Spruijt,"
klinkt het bijna zangerig. Een
vrouw vraagt hem iets wat hij
niet weet Na bij een collega-
ambtenaar inlichtingen te heb
ben ingewonnen kan hij de