v d. Knaap: opschrijven en bewaren voor nageslacht
Spookt
het
bij U?
e rode
club
en hef
gestolen
Koffieboon
betoverde haas
door
In de knip
Twee zinnen
In veel dorpen en
steden deden in het
verleden verhalen
de ronde over
spookhuizen, bet
overde standbeel
den en meer van dit
soort geheimzinnige
zaken. De heer Van
der Knaap uit Oost
voome heeft die
verhalen weten te
bewaren. Op deze
pagina laten we a
via de notities en
het geheugen terug
kijken in het kleur
rijke verleden van
Oostvoome.
Woonde er vroeger
bij u in de buurt
ook een tovenaar of
waren de spoken
nog steeds bij U
rond, laat het even
aan ons weten. Tele
fonisch op 01886-
5189 of per brief
Nieuwe Brielse Cou
rant; postbus 1 in
BrieUe.
my/,
Wake
Ven alen-expert
verzamelde
Reina ten Bruggen kate
„brokstukken
uit verleden"
Oostvoome De vertelsels
die bet midden houden tussen
waar gebeurd en fantasie zijn
de aardigste. Leenrïert van
der Knaap (73 jaar) in het
bejaardentehuis „Leemgrtar-
de, heeft ze opgeschreven met
de nauwkeurigheid van een
geschiedschrijver. Goedbe
schouwd is bij dat ook. De
enige reden dlat hij de myste
rieuze verbalen en de legen
des nit de streek op schrift
heeft gesteld, is het feit dat
hij wil voorkomen dat deze
erfenissen uit het verleden
verloren gaan voor het nage
slacht.
Oostvoome In het
Oostvoome van rond de
eeuwwisseling waren
communicatiemi ddelen
nog erg schaars. Zelfs
de kranten druppelden
maar zeer langzaam het
dorp binnen. Nieuwtjes
kwamen meestal dan
ook pas weken later de
dorpelingen ter oren.
Diegene die het nieuws
in de „courant" las ver
telde het aan zijn buur
man waarna het ver
haal zich langzaam, min
of meer in gewijzigde
vorm, over het hele
dorp verspreidde.
Ëea van de befaamde „klets-
hoefcen" waar de roeasen op
verbaal kwamen was voor de
boerderij van de gebroeders
Van der Blink. Als kleine jon
gen was Leen van der Knaap
vaak te vinden op de „klets-
boek" temidden van de grote
vertellers van het dorp.
Ademloos kon hij naar de
vaak fantastische vertelsels
luisteren, die daar de ronde
doen. Zoals ook naar de merk
waardige geschiedenis van
„Het betoverde baas", die
door een van de boeren uft de
omgeving werd verteld.
Een verhaal dat de kleine
Leen goed in zijn geheugen
prentte en vijftig jaar later
neerschreef. Het verhaal speel
de zich af in de duinen rond
Oostvoome. Waar konijnen
zijn, zijn stropers. Een gezegde
dat al eeuwen lang geldt Zo
ook voor het Oostvoome van
rond 1900. Groepen dorpelin
gen trokken de duinen in om
wat klein wild neer te leggen.
Voor de meeste gezinnen een
welkome aanvulling in de keu
ken. Voornaamste spelbreker
in dit lucratieve vermaak was
vaak de koddebeier, die er
nauwlettend op toe moest zien
dat het duingebied van stro
pers verschoond bleef.
De stropers waren echter slim
en wisten dat de koddebeier
tegen een redelijke vergoeding
wel eens een oogje wilde toe
knijpen. Somds onthulde hij
zelfs waar zijn collega's de
volgende-nacht op pad zouden
gaan. Op die manier konden
de stropers vaak ongestoord
hun gang gaan.
Herfstnacht
Op een kille herfstnacht in
oktober liep het echter an
ders. Vier man waren weer de
duinen ingetrokken om een
paar centen te verdienen. De
kleine Jan Vermeulen, bijge
naamd koffieboon, kreeg de
opdracht op de' uitkijk te
staan. Koddebeier Walker was
immers op pad. „Dat is goed",
zei Koffieboon, „maar wat
moet ik doen als ie komt".
„Als die niet rechtsomkeert
wil maken schiet je hem maar
voor zijn kop", werd hem la
chend toegeroepen.
De nacht was al een eind ge
vorderd toen Koffieboon bij
het bleke licht van de maan
op de top van het duin de
gestalte van Walker kon ont
waren, die langzaam zijn kant
opkwam.Op een tiental meters
afs-u. d bleef hij staan en kof
fieboon riep dreigend. „Ik
waarschouw jou Walker. Je
moet nu meteen ophoepelen.
Meer dan eens heeft zfjn
vrouw hem plagend voorge
houden „jij ook altijd met je
fantasie-verhalen". Toch was
het zijn familie die 'm aan
spoorde om alles op te schrij
ven.
Van der Knaap begon in I960
met het neerschrijven van
verhalen die tot dan toe al
leen via mondelinge overle
veringen bleven bestaan. In
de afgelopen jaren verzamel
de hij een indrukwekkende
hoeveelheid. Sommige van die
verhalen noteerde hij ïelfs in
de taal zoals die werd gespre
ken in de tijd waarin het be
treffende verhaal zich af
speelt.
In feite is Van der Knaap een
verhalen-expert. Als hij een
maal op zijn praatstoel zit,
ontpopt hij zich als een beel
dend en boeiend verteller met
grote aandacht voor de kleine
bijzonderheden en finesses.
Zijn verhalen illustreert hij
met talloze foto's, die hij in
fotoboeken heeft geplakt.
Vier- tot vijfhonderd dia's ma
ken zijn „lezing" compleet
Met de vasthoudendheid van
een terriër verzamelde hij die
omdat ze van groot belang
zijn. Vaak zijn het namelijk de
zelfde mensen die in de verha
len een hoofdrol spelen. Meer
dan eens hebben ze een bij
naam. Ook daar kent hij de
achtergronden van.
Als dertiende kind uit een
metsel aarsgezin was Leen van
der Knaap al hevig geïnteres
seerd in de verhalen zoals die
op de „kletshoeken" in Oost
voome werden verteld. Zelf
kwam het gezin Van der
Knaap van origine niet uit
Oostvoome. „Mijn vader
kwam uit Heenviiet en toen
ik geboren werd woonden
mijn ouders nog maar een
paar maanden in Oostvoome.
Later zei men mij weieens:
„jij bent in de knip meegeko
men".
De „kletshoekjes" waren de
verzamelplaatsen waar nieuw
tjes werden uitgewisseld. Van
de verhalen die er doorverteld
werden, bleven er brokstuk
ken hangen in de herinnering
van Leen van der Knaap.
Later ging hij zich er op toe
leggen. „Ik dacht voor ze alle
maal verloren gaan, moet ik ze
opschrijven". Het verzamelen
begon en groeide uit tot een
fanatieke hobby.
De legendes, verhalen waar
van niemand wist of ze echt
waren gebeurd, bleken vaak
in diverse versies de ronde te
doen. ,Je weet hoe dat gaat,
zo'n verhaal wordt doorver
teld, iedereen voegt er iets
aan toe of Iaat wat weg en als
het door de vijfde verteld
wordt, herkent de eerste het
niet meer". Tijdens zijn speur
tochten stuitte hij evengoed
op verhalen waarvan men al
leen de kern nog maar kende,
of een of twee zinnen „Nou
ja, dan moest je de rest er om
heen bouwen. Hoofdzaak was
dat al die mooie vertelsels
niet zouden doodgaan".
Inmiddels puilt zijn verzame
ling uit „Als ik een bevlieging
krijg ga ik schrijven. Maar
vertellen en schrijven, zijn, nog
twee heel verschillende din
gen". Tussen de „gewone" al
ledaagse herinneringen aan
vroeger tref je in zijn schrift
verhalen aan met de intrige
rende koppen als „Het bet
overde haas", „Het gestolen
lijk", „Het einde van de rooie
klompenclub" en „De Tove
naar".
We kunnen je hier niet gebrui
ken".
Walker was echter helemaal
niet onder de indruk van de
stampei die Koffieboon maak
te en ging breeduit voor hem
.staan. Kleine Jan Vermeulen
wist ook van wanten en legde
overmoedig aan. Voor de kod
debeier wist wat er gebeurde
kraakte een schot door de stil
le nacht en Walker lag geveld,
een hagelkorrel in zijn oog.
Een oog dat nooit meer licht
zou kunnen zien. Ook voor
dan Vermeulen had de roele-
koze daad verstrekkende ge
volgen.
Kast
Zeven jaren ging hij de „kast"
in. Zijn hutje in het duin
werd afgebroken en rijn moe
der kwam in het armenhuis
terecht Voor Jan zat er niets
anders op jn het schamele on
derkomen van zijn moeder te
delen toen hij uit de gevange
nis was ontslagen. Zijn
vreemde streken waren in die
zeven jaar niet verdwenen. Is
hij thuis kwam was het eerste
wat hij zei: „Wat vreten we
moeder?" Als het kamemelk-
se pap was klonk het ant
woord meestal. „Donder dat
maar weg. Rijstepap moeten
we vreten". Als de rijstepap
op het menu stond gebeurde
er precies het omgekeerde.
Zo ging het leven van Koffie
boon z'n gangetje. Het stropen
was hij echter nog niet ver
leerd. Toen hij op een dag een
enorme haas over de Molen
weg zag lopen sprong zijn
stropershart open. Hij moest
en zou dat beest te pakken
krijgen. Hij snelde naar huis
en haalde rijn oude voorlader
tevoorschijn en zette de jacht
op het beest in. Hoe groot de
haas ook was, Koffieboon kon
het niet neerleggen„,0nbegrij-
pelijk", mompelde hij in zich
zelf, „ik ben immers een best
schutter".
Betoverd
De hele week moest hij aan
de haas denken. Het bleef
hem dwars zitten. Op een
middag liep hij de barbiers
zaak van rijn broer binnen en
vertelde het hele verhaal. Zijn
broer kwam al snel met een
conclusie voor de dag. „Joh",
zei ie, „dat is geen gewone
haas. Dat scharminkel is bet
overd".
„Misschien is het Leen Ros
kam wel, die kan toveren",
viel een klant hem bij die net
door
Casper Postmaa
onder het mes ging. „Als je
een betoverde haas wilt schie
ten, moet je een zilveren dub
beltje nemen, krombijten, in
de loop van je geweer doen.
Dat is de eriige manier om een
betoverde haas te pakken te
nemen".
„Onzin, rijn ze nou helemaal
bedonderd. Betoverde hazen
bestaan niet", mopperde Kof
fieboon voor zich uit toen hij
weer buiten de winket stond.
Jan geloofde dan niet in tove
ren, toch ging hij 's avonds
langs de begraafplaats met de
duimen in zijn vuisten, want
dan kunnen de geesten je niets
maken.
De volgende dag ging Koffie
boon er op uit. Bij Dirk van
Leen had hij een oud dubbel
tje opgescharreld. Het spul
kon beginnen. Ware het niet
dat een klant in de kappers
zaak het hele verhaal aan Lees
Roskam had verteld. Die kon
zich immers m een haas ver
anderen.
Leen Roskam
„Vu mijn slag ik mijnslag
slaan", dacht Leen en hij
sloop met zijn geweer achter
de kleine Jan Vermeulen aan.
Na een kwartier kwam de
haas tevoorschijn. Jan wachtte
tot het beest binnen schootsbe-
reik was en vuurde. De haas
maakte een tuimeling, maar.
liep weer door. Perplex keek
Koffie boon het beest na, dat
slechts aan de linkerachter
poot geraakt was. Grinnikend
sloeg Leen Roskam het
schouwspel gade. Wachtte tot
Koffieboon was verdwenen en
knalde met een welgemikt
schot de aangeschoten haas
neer. Dezelfde haas waarvan
Koffieboon zo zijn twijfels had
of het niet die dekselse Leen
Roskam was.
Leen pakte de haas op. Deed
een doek om rijn pols en be
smeurde het met Wat bloed
van de haas en ging het dorp
in. Voor de barbierszaak liep
hij Koffieboon tegen bet lijf.
Dreigend liep hij op de armza
lige jager af. „Ik zou maar
eens uitkijken mannetje",
brulde hij. „Ik had bijna het
loodje gelegd door dat schie
ten met een zilveren dubbeltje.
Ik houd je in de gaten". Met
grote ogen keek Koffieboon
hem na, draaide rich vervol
gens om en snelde de zaak van
zijn broer binnen om rijn bele
venissen te vertellen.
„Maar weet je wat ik nu zo
vreemd vind", zei hij aan het
eind van zijn verhaal. „Ik heb
het beest in rijn Imkerachter,
poot geschoten en Roskam
loopt met een verband om rijn
rechter arm,
Oostvoome - In de jaren rond de eeuwwisseling kwam de
sociale bewustwording van de arbeidersbevolking langzaam
maar zeker op gang. Op verschillende plaatsen werd geageerd
tegen de heersende sociale misstanden. Oostvoome deed daar
zo'n beetje op zijn eigen manier aan mee. Op een vrij ludieke
wijze eigenlijk. In die tijd bestond er in het dorp een groep
jongelui, die zich de Rode Klompenclub noemde. Een soort
voorlopers van de latere provo's, die de zestiger jaren op zijn
kop zetten.
Deze jonge boerenknechts die rode klompen droegen, pakten
de zaken waar ze het niet mee eens waren op een vrij ludieke
manier aan. Leen van der Knaap hierover: „Eigenlijk was het
een groep baldadige jongens, die maling aan het gezag hadden.
Een beetje anarchistisch. Onder leiding van een jonge timmer
man, bijgenaamd de grafzerk, kon de Rode Klcmpenclub fel
van leer trekken. De opmerkelijke geschiedenis met het gestolen
lijk zullen de oude Oostvoomaren niet snel vergeten. Het verhaal
begon, met de dood van de Oude Abraham, die op een ochtend
de geest had gegeven in het armenhuis.
Dezelfde dag nog kwam de doodgraver langs om de maat van
het lijk op te nemen. Een bijzonder praktisch man deze doodgra
ver. Om er zeker van te zijn dat de kist niet te klein zou zijn
mat hij het lijk door aan een van de tenen een touwtje te binden,
waarna hij ter hoogte van het hoofdeinde een knoop legde. Toen
het werk was gedaan verliet hij met zijn knechtje het vertrek
van de oude Abrahma, maar verzuimde de deur op slot te doen.
„Mat die deur niet op slot en wordt er niet gewaakt?" zei
het knechtje verbaasd".
„Ben je gek" antwoordde de doodgraver lakoniek „die loopt
niet weg. Bovendien betaalt het armenhuis geen wake". En daar
wrong nu net de schoen. Bij de arme lieden werd niet gewaakt
en daar kwam de Rode Klompenclub tegen in het geweer, 's
Avonds haalden een paar boerenknechten het lijk weg en zette
het in de oude school, waar nu slagerij Van Beelen huist
Het dorp was in rep en roer, nadat de doodgraver aan de
burgemeester was gaan vertellen dat hij het lijk kwijt was. Lang
kon de bergplaats niet geheim blijven. Het hele dorp wist
immers wie hier aan het werk waren geweest. Leen van der
Knaap: „Er is nog wel naar de daders gezocht maar ze konden
ze niet vinden, de burgemeester die ook wel voelde dat hij oen
fout had gemaakt, heeft het toen maar gesusseneerd".
Een paar jaar later moest de Rode Klompenclub toch voor het
gezag wijken. Noordhoek, een nieuwe veldwachter, zorgde via
een harde aanpak dat de rode klompen zachtjes aan uit
Oostvoome verdwenen.