van hoogdravend rijm naar kaartje
A SCH VA AMBERS
I
DER STAD DELFT»
Extraatje
NIEUWEJAARS
HEIL- EN ZEEGEN WENSCH,
Nog ouder
Miiden penning
Tonnendragers
Visitekaartje
Eten en drinken
DINSDAG 20 DECEMBER 197 V
5
NIEUWJAARSWENS
Straks, op 31 december, als bet midder
nachtelijk uur slaat, gaan we elkaar weer
uitbundig een voorspoedig en gezegend
nieuwjaar wensen. Een zeer oude, onuit
roeibare traditie, temidden van een ontstel
lende hoeveelheid lawaai, die vele malen
het toelaatbare aantal decibels overschrijdt.
We eten er echter geen oliebol minder om,
want de in ruime mate te schenken drank
jes helpen mee het gebeuren in de nieuw
jaarsnacht vanzelfsprekend te verteren.
Terwijl de vuurpijlen sissend omhoog
schieten, de gillende keukenmeiden gierend
door de straten gaan en de rotjes en kanon
slagen met een droge knal detoneren, staan
weinigen er bij stil dat er in luttele uren
voor vele miljoenen guldens aan vuurwerk
wordt verbrast. In de krant van 2 januari
lezen we wel hoeveel het is geweest en wat
het precies gekost heeft en misschien ook
dat al dat lawaai heel eenvoudig te verkla
ren is: In ons smeult nog een vonkje van
het oeroude bijgeloof, dat lawaai boze gees
ten weert, de vruchtbaarheid bevordert en
gezondheid en voorspoed bewerkstelligt.
Akkoord, vroeger deden we dat met een
simpele voetzoeker en een zevenklapper,
terwijl de meer onderzoekende geest met
behulp van carbidbussen doffe klappen
tevoorschijn wist te toveren. Nu worden er
duizendklappers ontstoken, terwijl er pas
van vuurpijlen kan worden gesproken als
daaraan tenminste een tientje ten grondslag
ligt. Het zij zo, maar toch gaat het om de
nadagen van een stukje volksreligie. Van
de grote volksfeesten die onze voorvaders
herdachten zijn slechts weinige bewaard
gebleven en dan nog uitsluitend als kinder
feest. De volksreligie, onder de invloed van
deels voorchristelijke, deels christelijke
voorstellingen en begrippen ontstaan, is een
bezinksel van het religieuze denken en le
ven van het volk in ruimere zin. Het is
dikwijls moeilijk in haar verschillende
uitingsvormen oud-Germaanse en Christelij
ke begrippen te onderscheiden. Toen de
kerk in de middeleeuwen Europa voor het!
christendom won, heeft ze zich herhaalde
lijk aangepast aan de toestanden en voor
stellingen die ze in de heidenwereld aan
trof. Aldus werden taï van heidense gebrui
ken gekerstend en werden hoogtijdagen
van het kerkelijk jaar. Zo ook de viering
van oud en nieuw, die vrijwel samenvalt
met een Germaans offerfeest. Van de Ger
maanse mythologie zijn tal van bestandde
len overgegaan in de volksreligie van later
tijden en ten dele leven deze nog
onder ons voort.
Maar er is ook een tijd geweest, en die ligt
nog betrekkelijk dicht achter ons, dat veel
mensen in de jaarwisseling aanleiding von
den een extra centje te verschalken, te
neinde een beetje gloed te geven aan een
kil bestaan. In veel gevallen was het een
smeekbede om een aalmoes en dus gewoon
een vorm van bedelarij, waartegen de over
heid op zo'n moment niet al te veel bezwaar
had. Althans, het werd oogluikend toege
staan.
Er waren ook lieden die niet openlijk langs
de huizen konden gaan om de hand op te
houden. Hardwerkende mensen met een
min of meer vaste betrekking in dienst van
de plaatselijke overheid, die van de ene op
de andere dag op straat zouden komen te
staan wegens bedelarij. Zij bedachten iets
anders of het werd voor hen verzonnen
om een extra graantje uit de gevulde
korf van de gegoede burgers mee te pikken.
Die welgestelden wilden zich bij een nieuw
jaar wel eens herinneren, dat het hen bui
tengewoon goed was gegaan en dat ze op
zulke momenten extra aandacht hadden
voor de geringen onder hen. Je moest er
wel vlug bij zijn, want opwellingen van
mildheid of momenten van zwakheid duur
den ook vroeger niet zo lang.
Zo ontstonden de gedrukte nieuwjaars-,
heil- en zegenwensen van de ambachtslie
den, die tenminste twee eeuwen geleden
ook in Delft verschenen. Het oudst bewaard
gebleven exemplaar bevindt zich in het
gemeente-archief van Delft, dateert van
1785 en is afkomstig van de Aschvaarders.
Wellicht een club van nijvere lieden, die tot
taak hadden in Delft de as te verzamelen
en deze tot buiten de poorten te brengen.
Hun Nieuwejaars-, Heils- en Zegewens is
opgedragen aan alle Heeren, Kooplieden,
Burgers en inwoonders der stad Delft, op
den ingang van het jaar Onzes Heeren 1785.
Het verhaal op rijm begint aldus: ,,'t Is of
Europa thans kwijnt aan een heete Koorts,
Door 't Flikk'ren van God Mars, want zijn
ontsieeke toorts, Zoekt door te branden,
want Belloon heeft ontslooten, de groote
Tempeldeur van Janus en verstooten de
Vree, en nu geplaatst het woedend Oorlogs
Beest".
Niet zulk een opwekkend begin, want ook
in die tijd was het begrip oorlog in Europa
geen onbekende zaak. Maar de Aschvaar
ders hadden goede moed, want zij besluiten
Tiet: „En Hij ons Vreede schenk in volle-
gende Ja aren, Dit is der Aschlien Wensch,
beminde Delvenaren". Het Iaat zich raden
dat heel wat Delvenaren voor een dergelij-
Aan alle Heeren, Kooplieden, Burgers en Inwoonders
Op den Ingang tan bet Jaar ONZES HEEREN1785.
tïs of Europa thans kvynt aan een bcctc Koorts, j
Door't flikk'ren van God Mars, vant zyn omfteeke toorts
Vaukt door te branden, want Selloona nceft omüoocen j
De groots Tempeldeur vmjsnus, co verftooten
De VnrC, en nu geplaatst het -woedeut Ooxlogs-Beest,
Schrikl als men Gclchiedboek-Scbry vers eens üoorlccit,
Van Aibaa's wreed geweld, hoe "Landen ende Scceden
Door hem ontvolkt zyn, vergruist, in a»ch femeeden,
Waar van. dit Ne dei land de proeven heeft gefimukt,
Van 't toomloos Oorlogsvolkdat gaüe heeft gebraakt
on't Neerland brand'cn moord', fc hond wette, k erk en Iftuitc, 1
Maar God die hoogmoed flut van Ruiters en Soldaatcn,
Voor u Nederland, valt voor u God ter neer,
Met fincekcn en gebedn, op dat zyn hand u weer
gehoed voor Oorlogsvuur, Pest, Honger, duurctyden,
Religie, Burgertwist, laat ons die tog vermyden.
Met al wat haat'lyk is, waardoor Gods heilig woord
Zou zyn veragt, verfmaad, cn alle deugd verfraoord;
Stut dit, d goede God, maar bat ons zyn die geen en,
Waar voor den Heiland reeds op aarde is verfchecnen.
Daar voor hy met zyn bloed op 'tduurzaam pergament
Zvn heiige naam, den naam der Zaligheid geprent
Heeft, om het menxhdom na zyn wil en welbehoagen,
IV voeren met triomf op Sions Zeegenwaagen.
Naar Thabcrs hoogc enbeglanftc gloriekrutn,
'XMeen in die Heiige Stad, alwaar de lofbazuin
In iller eeuwigheid zyn grouten naam zal uitten.
Die Stad, alwaar men'nouit geen poorten en zal fluiten,
Maar daar de Engelen het Lam ten dienfte ftaan,
Die Stad, die ieder noopt om zuiver in te gaan;
Gewisfelyk ja befchouwt de Gods geheime Schry Ver
Die deeze heil'gc Stad met opgenoomen y ver
Bcfchouwde, wat dat hy met zyn bezielde pen
Op 't laast geboekftoafd heeft, cn uitroept weet cn ken,
ft Mcrocb! dat deezc Stad vel Hal cn Zaligheedcrt
Geen Ziclbefmétter zal vermogen in te treed en;
b 't zookom laat om dan eens openflaan het bock
Van om gcwisfcn, met nauwkeurig onderzoek,
En met voorzigtighcid ocj handel evenaoren,
Eer ons dc Dood verrast, die menunt komt te fpttreu;
Laat ons den Harpenaar navolgen met gebeën,
E11 met den Tollenaar ons zeiven 200 verklein
Voor Gods genade troon, waar door ons heil zal groenen,
In Stccden cn op 't Land; zyn goedheid die bcfproeijen
Met Burger-Liefde cn Trouw, de Siasten van on* Land,
Ons dicrt>Te Oranje Vfrst, met Wyshetd en VctfUnd',
Ily geef him cn hun buis ecu vrccdclicvend lecvcn,
'Dat wil hy ook aan onze BurgervenTren gecven
Ja febenken hen veel Heil cn Zeeg'mng boovcn taf,
Op dat zy Wys regecren; de groote UoJ van al
Zie op ons tjrtraars neer, die hier zyn woord verkonden.
Geef uie, God, uw geest, op dat wy uit tmr monden
Ontfangco uwe wet der Êuangelte leer;
Stort verder op onz' Stad u Zccgemngcn neer-
Wik Koopman, ïabricnr met uwe gunst beft raai en.
Uw goedheid overal op Oud en pvng ncerdaalcn.
Neemt ons dog alle. Heer, in "t goddclyk behoed,
Op dat een ieder dan God» zuiv're wil voldoet.
En Hy ons Vreede (checkt m voHegcndc jaaren
Dit is der Adwt Wcnsch, beminde Dtivnatrtn.
A.
NIEUWEJAARS-LI ED, Stem: HoorJt Mm/cien, itord 1 amdtr.
tit I
Mnamni
D»it tta #ii
troaz in Biii q
ILVii'fbra fiat i
Cu Br flaf
11 Sftirn rtpSc'
Hit hi ijjat 5*na/
u au ücrsra
:«U PrrrDrn
B*rt in)C gr;ilaan
a.
Sfcsi Br ted*
Xjö» m 3>wa atv nTpft
tfu bat gift Ie Üfroag fftftV
br «sopraan alf bw> Br hi a/
<p"tlp& hub gr;r«rnB tttitW
Ca grta ure» natefl S«ft.
):c J-
Tta? teil «4 ör= ©iit tel Ifntta
Sen'uro/ ra nuf teil teratmo/
*11 r bteofPBrb blpfi «4 fip'
«ai Dai Dm a Cmaigtettea
Xrrbeu fu V SJCaal'jr Crerlra/
Oil i Br Uro# bi/u
J UB.)::
4 «O acn' Vmftte ten
«Bl(5aoo ta Watt
A «ai o Epn out i
V ^ari 'm ftMitft tm W
I IrrVa/
O ecjc cf mni
s faairjr «e» tetu*«n»
©at up terl Mrl mill*» mvrra
Jtett teli vanifBBïiuc
Uli D¥. Dicnun, dc ASCHVAARDERS van DEI.FT.
Te DELFT Gedruki by NICOLAAS ZACMARIAS//1h du KLOOT, 'iLends KlcimegtldmUir
ca Papiciiiandelaat in de Hypciituj-Buun, op den boel tan dc ChoorftraK.
ke vrome wens door de knieën zijn gegaan
en hun beurzen hebben getrokken om sto
ters, schellingen en mogelijk zilverstukken
te offeren.
Er zijn nog oudere van dergelijke heilwen
sen bewaard gebleven. In het gemeente-ar
chief van 's-Gravenhage is een exemplaar
van 1656. Verschillende werden verlucht
met mooi gecalligr af eerde opdrachten, wa
penschilden of afbeeldingen van de wen-
sers in hun werk. De plaatjes op het
Delftse exemplaar zijn iets minder boeiend
en ook niet altijd oorspronkelijk. Misschien
was het een kwestie van geld en van het
materiaal dat de stadsdrukker in voorraad
had. Het is vrij zeker, dat de Delftse Asch
vaarders hun lange en gezwollen heilwens
niet zelf verzonnen. Zij zullen daarvoor een
beroep hebben gedaan op bijvoorbeeld de
schoolmeester, die voor een geletterd man
doorging en op deze manier ook zijn zak
ken een beetje kon spekken.
Vermoedelijk werd omstreeks 1500, in de
bloeitijd van de Rederijkers met de jaar
dichten begonnen. De traditioneel gespro
ken jaarwens van Thomasvaer en Pietemei
in de Amsterdamse schouwburg is daar een
overblijfsel van. Na de Rederijkers, die
soms zeer geslaagde doch vaker te gezwol
len gedichten produceerden, kwamen in de
zeventiende eeuw de lange wensen op rijm,
die de verschillende ambachtslieden aan
hun klanten zonden. De schutters en de
karremans, de nachtwachts, klapwakers,
lantaarnopstekers, waldiepere, boter- en
viskruiers, ze deden allemaal mee. Wat later
kalmeerde de toon en werden, de wensen
minder hoogdravend.
Naast het exemplaar van de Aschvaarders
is het Delftse gemeente-archief ook nog in
het bezit van heilwensen van de Aschlieden
(1867), Asch- en Vuitnislieden (1885 - 1886
- 1901 - 1903), De Vuilnis- en Puinvaarders
(1903 - 1905), de Werklieden van de Stads
reiniging (de tonnendragers) uit de jaren
1885 - 1886 - 1904, de Baggerlieden (1868
- 1878 - 1885 - 1893 - 1902), de Nachtpolitie
(1863), de Lantarenaanstekers (elf exempla
ren tussen de jaren 1851 en 1907), de Trom
petter (1814 - 1835), de Vuilnislieden (1873)
en nog een heilwens van de Aschman van
Pijnacker uit het jaar 1848.
Deze goede man heette Adrianus Bijster-
veld en had geen concurrentie te duchten
van mede-aslieden. Hij liet onder meer op
rijm zetten: „En uit menschllevendheid een
kleine gift mij schenken". Zijn wensen lo
gen er niet om: „Dat het iedereen goed
moge gaan; de vorst, het land, de statenge-
neraal, alle hoge standen, het kerkbestuur,
de burgemeester, de raad en verder alle
ingezetenen". Zelfzuchtig is Adrianus niet
geweest, want hij besluit met: „Dat 'eder
naar zijn stand den Armen hier gedenken
en van zijn overvloed een milden penning
schenken".
De tonnendragers van Delft wisten in 1885
de bevolking er 2eer handig aan te herinne
ren, dat op hun terrein het verschil tussen
arm en rijk een te verwaarlozen zaak was.
Ze zijn er van overtuigd belangrijk werk
te doen, getuige enkele van hun versregels:
„Zijn wij in het klein begonnen, onze ton
nen, stijgen dagelijks in tal; onze dienst,
steeds meer geëerd, wordt door iedereen
begeerd". Begrijpelijk, want klein begon
nen steeg het aantal tonnen in 1885 tot circa
5000 stuks.
De Lantaren aanstekers verdoezelen in 1853
de bedoeling van hun heilwens evenmin:
„Tot steun van ons gezin, een kleine dou
ceur te Schenken, en is die taak volbracht,
dan ziet ge ons vroeg en laat, met ladder,
kist en lamp, weer sjouwen langs de
straat". In 1898 is het de Delftse lantaarn
poetser (lantaren is dan gewijzigd in lan
taarn) W. D. A. van Steenbergen die voor
de aanstekers een vlotte nieuwjaarswens
schrijft. Het glimmend oppoetsen van de
lantaarns, zal hem daarbij de nodige inspi
ratie hebben verschaft.
Bijzonder leuk is het jubiieumexemplaar
van den Delftschen Trompetter P. C. Fer-
ber, die in 1835 voor de 25ste maal een
heilwens aan de bevolking doet toekomen.
Voor deze gelegenheid heeft de drukker de
afbeelding van een trompetter een oranje
kleurtje meegegeven. De man laat het volk
in zijn zegenwens weten, dat hij 25 jaar
lang 's nachts de wacht in de toren van
net stadhuis heeft betrokken en bij elk
nachtelijk vol uur zijn trompet heeft laten
schallen. En als er brand was of bij een
andere calamiteit, dan luidde hij niet min
der enthousiast de alarmklok en was blij
van gemoed als hij even later de spannen
paarden de brandspuit door de straten zag
trekken naar de plaats des onheils. De
bevolking zal hem niet vergeten zijn, want
het moet in die tijd een geruststellende
gedachte zijn geweest dat er iemand hoog
boven de slapende stad trouw de wacht
hield.
In 1865 wordt er niet meer gesproken van
den Delftschen Trompetter, doch van den
Delftschen Torenwachter. De functie is
over gegaan op ene C. Ferber en dat zou
best eens de zoon kunnen zijn van de
eerder genoemde trompetter. Uit een heil
wens van 1877 blijkt dat J. H. van der
Velden de stiel van torenwachter heeft
overgenomen.
In de jongere tijd is de behoefte van de
ambachtslieden om uitvoerige heilwensen
aan de bevolking te doen toekomen in
ongebruik geraakt, wellicht door de 2ich
wijzigende omstandigheden. Wat bleef is
het extraatje dat velen nog jaarlijks ontvan
gen, waarbij het accent zich heeft verlegd
van nieuwjaar naar de kerst. Weinigen
zeggen neen tegen een kerstpakket, een
gratificatie, winstuitkering of een relatiege
schenk. Daarbij kwam dat naast de geza
menlijke wensen van de ambachtslieden,
ook de persoonlijke van mens tot mens
bestonden in de vorm van het nieuwjaars
kaartje met een meer vrijblijvend karakter.
De bakermat van dat visitekaartje zou in
China hebben gelegen, want daar zond men
aan zijn vrienden of familieleden kaarten
in bonte kleuren en soms van flinke afme
tingen en met lange omschrijvingen van
naam en titels. Ook wel werden bij welge
stelden registers om te tekenen (in hof- en
regeringskringen is dat nog te doen gebrui
kelijk) gereed gelegd. Omdat papier en
schrijfgereedschap dikwijls van slechte
kwaliteit waren bedachten schoonschrijvers
om van tevoren thuis op eigen papier en
met de zelf gesneden veder de naam in
zwierige letters neer te zetten en dit bij de
familie waar zij hun opwachting maakten
in het felicitatieregister te hechten. De
schoonschrijver kon anderen eveneens zijn
diensten aanbieden en zo werd vermoe
delijk omstreeks de eerste helft van de
achttiende eeuw het visitekaartje gebo
ren en ze zijn er nog steeds, evenals de niet
aflatende stroom van nieuwjaarskaarten.
Nog eenvoudiger was het de visitekaart
jes werden voorheen meestal persoonlijk
rondgebracht om een visitekaartje in de
vorm van een advertentie in de krant af
te drukken.
Wat niet veranderde is het uitzitten van het
oude jaar en hat inluiden var. het nieuwe,
waarbij ondanks alle problemen met calo
rieën, vernauwing van hart- en bloedvaten
en wat dies meer zij, de inwendige wens
volop aan zijn trekken komt. Iedere streek
kent van ouds zijn lekkers als bollen, koe
ken, oude wijven, spinwijven, knijperijes,
spekkendikken en drabbels, maar thans
moeten wc ons in het algemeen tevreden
stellen met oliebollen en appelflappen ais
armoedig restant van inheemse bakkunst.
Nog hangen in de musea hakijzers als
prachtige vormen van volkskunst, want de
haardvuren zijn spijtig genoeg gedoofd.
Een en ander werd destijds rijkelijk be
sprenkeld met jenever en brandewijn.
Vooral de brandewijnkommen de rijken
hadden fraai zilveren exemplaren gingen
ongelimiteerd rond, al of met voorzien van
rozijnen. Thans 2ijn champagne en wijn
goede plaatsvervangers; hoewel, een onver
sneden nieuwjaarsborrel wil er altijd nog
wel in. Het was destijds een hele kunst om
elkaar het nieuwjaar af te winnen, want
wie het eerst kwam mocht rekenen op een
alcoholische versnapering en hoe later op
de dag, nietwaar
Het meuwjaarslopen was eveneens een ver
kapte vorm van bedelarij en tot vlak voor
de tweede wereldoorlog in sommige streken
van ons land nog an zwang Ook de kinde
ren werden dikwijls op pad gestuurd in de
hoop dat deze 's avonds met een goed
gevulde zak met leeftocht terug kwamen.
Waarschijnlijk kennen de ouderen dit deun
tje nog wel: Hier woont een goede wouw,
die nog wel wat geven zou; veel mag ze
geven, lang mag ze leven; honderd jaar na
deze dag, hoop ik dat ze leven mag. Het
deuntje kwam ook wel op andere hoogtijda
gen in gezelschap van de rommelpot tevoor
schijn. Maar het doel was gelijk aan dat
van de ambachtslieden: Het schenken van
een kleine gift uit menslievendheid.