WILLEM
Tweemaal twee benen
J de we teiiijkheid
Realisten
Bouw
en
Van Veldhuizen
Ka
leder voor zich
Stilte en
motorfietsen
Haagse wijfjes
Niet van au!
WOENSDAG 6 DECEMBER 1978
SC/VD/WW5
Eén ding Is zeker: over gebrek aan bewondering heeft
het nieuwe realisme niet te klagen. Waardering alom,
óók van mensen die van schildeikunst geen kaas
hebben gegeten. Want om in te zien dat het knap
werk is wat die realisten doen, dat er meer voor komt
kijken dan een cursus creatief tekenen. Dó&rvoor hoef
je geen abonnee te zijn op Openbaar Kunstbezit; dat
doet niet iedereen zo maar eventjes na.
Cees Bouw: „Genua", één van de drie bekroonde werken waarmee Bouw een koninklijke subsidie behaalde. Olieverf
De bewondering staat in schril
le tegenstelling tot wat men
voor de produkten van beel
dende kunstenaars uit de vijfti
ger en zestiger jaren op kon
brengen, Meestal niet meer
dan geërgerde verbazing, een
beetje gniffelen, een beetje
schouderophalen, maar het
_J>Jeef., „rotzooi, „die, iedereen
kon maken. Als je maar gek
genoeg was". En op de televi
sie verscheen de één of andere
hoogleraar die ons vertelde dat
een chimpansee ook best van
die abstracte schilderijen kon
maken, wat het aanzien van
de toenmalig moderne kunste
naar er niet op vooruit deed
r ach, die kunstenaar had
er zelf verder maling aan. Net
zogoed als het grote publiek
hem minachtte, minachtte hij
dat publiek. Die houding was
hij aan zijn status als miskende
en onbegrepen kunstenaar
verplicht En bovendien: het
niet-begrepen-worden hoorde
in zekere zin bij zijn romantiek,
dat wöj. Een kunstenaar waar
ook de gewone burgerij waar
dering voor heeft, daar is iets
niet pluis aan.
„Die tijd, de tijd dat een schil
der een baret droeg en de hele
romantiek daarom heen van
wild leven, die is voorbij. Voor
mij is het fijnste van schilderen
eigenlijk gewoon hot ambach
telijk bezig-zijn. 's Ochtends ja
bed uit, ontbijten en dan gelijk
aan de slag. Het echte creatie
ve werk speelt zich bij mij
daarvóór af, als je nog hele
maal aan het doek moet begin
nen".
Willem van Veldhuizen (24),
één van de zes jonge kunste
naars die onlangs uit handen
van koningin Juliana een aan
moedigingsprijs van 5000 gul
den mochten ontvangen, is er
erg nuchter over. Misschien is
die zakelijke instelling ook wel
inherent aan het realisme: zijn
kunstbroeder, stijlgenoot en
medeprijswinnaar Cees Bouw
(35)denkt aJ evenmin in hemel
se termen over de praktijk van
zijn kunstenaarschap.
„Van de week is er zo'n stuka
door bij mij thuis". Begint met
vlakke handen een denkbeel
dig plafond af testrijken. „Als
je die vent zou vragen: wat
ben je nu eigenlijk aan het
doen? Dan staat hij met open
mond. Hij kan het ook niet
uitleggen. Hij doét gewoon. Is
eigenlijk ook een soort schil
deren, denk je dan als je hem
bezig ziet. Vakwerk".
Wat dat betreft is er weinig
verschil tussen de beide heren.
Niet onwaarschijnlijk dat hun
houding -een zwaar accent op
het vakmanschap- de tijds
geest van de zeventiger jaren
wel aardig spiegelt, evenals de
stijl die ze vertegenwoordigen:
een vorm van realisme.
ft Willem van Veldhui
zen, bouwjaar 1954, stu
deerde vorig jaar af aan
de Rotterdamse Akade-
mie van Beeldende
Kunsten. Dit jaar behaal
de hij, behalve de konin
klijke aanmoediging
sprijs, de Bronzen Me-
daiile - Europaprijs voor
de schilderkunst van de
stad Oostende -, de Karei
Klinkenbergprijs voor te
kenkunst. Hij exposeerde
ondermeer in Amster
dam, Rotterdam, Den
Haag en Parijs. Zijn de
buuttentoonstelling vond
plaats in de expositiezaal
van „De Doelen". Werkt
veel met acryl. Zegt voor
al gefascineerd te wor
den door ontwerpers en
neemt dikwijls hun pro
dukten tot onderwerp
van zijn eigen werk. „Ci
teert" ook vaak zijn eigen
lichaam, maar ontkent
dat daar, iets achter zou
zitten („Er is niet zo gauw
iemand anders die model
kan staan, bovendien
voel ik zelf beter aan
welke houding ik wil heb
ben".)
Super-realimse, hyper-realis-
me, fotoreaiisme, neo-realis-
me.hoe het nu precies moet
heten, dat maken de kunsthis
torici maar uit, die hebben er
voor geleerd per slot van reke
ning; wat ze produceren lijkt
in. eik gevat „net echt" en is
dikwijls, zeker bij Bouw, op
ware grootte. „Geen gelul,
goed spul". Die mentaliteit.
Zelf spreken Cees Bouw en
Willem van Veldhuizen ge
woon over „realisme".
Cees: „De tijden zijn veran
derd. ledereen werkt voor zich
zelf.Niet meer van die shoc
kerende dingen. Ik weet nog
goed. Een jaar of tien geleden,
toen organiseerde ik van die
happenings in Schiedam. Met
Robert Jasper Grootveld en
Aat Veldhoen. Ik heb één keer
jn het galerietje dat ik toen
had een expositie gehouden
van Veldhoen. Allemaal van die
parende mensen je kent ze
wel. 't Was op een zondag.
Ik dacht het zal wel loslopen
met de drukte, maar toen ik
dan eindelijk kwam met de
sleutel zag het al zwart Die
piepeltjes wilden dat allemaal
wel eens zien natuurlijk. Nu
zou er geen kip meer komen.
Ook naar die happenings niet.
Da's voorbij".
Willem: „O Ja? Dat soort erva
ringen heb ïk niet. Ik ben
eigenlijk vanaf het begin irv
mijn eentje bezig geweest. Het
is echt een heel romantisch
verhaal, hoor. Altijd maar aan
het tekenen. Ook toen ik nog
op de mulo zat Zat ik 's avonds
boven te tekenen en als ik dan
mijn vader de trap op hoorde
komen, gauw een huiswerk
boek er overheen. Mijn pa zag
het helemaal niet zitten. Dat
ik de kunst in ging. Zelf zat
hij in de handel, je begrijpt
het wel. Later veranderde dat
en nu ik een beotje succes heb,
nu waarderen ze me. Je kunt
je niet voorstellen hóéveel ik
in hun ogen gestegen ben
sinds die prijs".
Later op de avond, aan het
eind van dit interview komt het
thema „deze tijd" terug.
Cees: „Eigenlijk gaat het toch
wel slecht Volgens mij heeft
het met de tijd te maken dat
zoveel van die gasten om je
heen zelfmoord plegen. D'r is
iets niet wat er een tijdje terug
wèl was, of weet-ik-veel".
Volgen een aantal plastische
praktijkgevallen die Willem van
Veldhuizen de cynische, maar
misschien ook wel typerende
opmerking ontlokken; „Zelf
moord ja, dat Is eigenlijk do
uiterste vorm van body-art".
Realistische schilders als Van
Veldhuizen en Bouw maken
dankbaar gebruik van het foto
toestel. Een groot gedeelte van
hun gesprek gaat over came
ra's. Maar:
Cees Bouw: „Ik loop bewust
te fotograferen, te zoeken
t soms ook naar dingen".
Willem: „Met mij precies het
zelfde. Ik liep een keer in Parijs
en zag iets ontzettend moois,
maar geen toestel bij me. Ik
ben min of meer speciaal naar
Parijs terug gegaan om dat te
fotograferen".
„Je hoort altijd van andere: dat
realisme is gewoon naschilder
ren van een foto".
„Je kiest soms wel uit honder
den foto's net die ene".
„Ja, en bovendien gaat na
schilderen heus vervelen. Eik
schilderij van een foto is weer
anders. Als jij een foto na zou
schilderen of ik, dat is totaal
verschillend. Het is allemaal
niet zou koud als het lijkt. Bij
„Genua" (reproduktie op deze
pagina afgedrukt, red.) liep het
angstzweet me toch echt over
de rug, hoor".
Ten opzichte van Bouws „Ge
nua" lijkt het werk van Van
Veldhuizen koeler, ingehoude-
ner, soms zelfs een beetje
esoterisch. Hij schildert vaak
lege, heel stijlvol ontworpen
ruimten zoals interieurs van
musea.
„Ik gebruik het realisme om
een bepaald verschijnsel uit te
drukken. Mijn foto's zet ik
bewust in scène vaak. Het gaat
mij om een bepaald soort stil
te. Ik begrijp al dat gekanker
op moderne stadswijken niet
altijd even goed. Flatgebou
wen, daar heb je prachtige
dingen bij. Ik hou ook van
krankzinnig grote hallen".
„Toch wel vreemd wat jij zegt
Dat is iets wat mij erg aan
spreekt terwijl Ik hem nooit
zou kunnen schilderen. Waar
heb je weer andere dingen
voor.
„Ja maar, ik ben met een
verschijnsel bezig. Rust of hoe
moet je het noemen. Het gaat
me eigenlijk niet om het realis
me als realisme".
„In feite.Bouw begint een
beetje zorgelijk te kijken,
maakt afwerende gebaren
richting journalist „Kijk, zoiets
komt in een krant natuurlijk
rot over. Maar wij zitten heel
duidelijk in een vakje; realis
me. Toch is in feite elke kunst
vorm met hetzelfde bezig: rust
en harmonie. Maar jezus, er
gens ben ik er wel bang voor
als je over dat soort dingen
gaat lullen".
Koorddanser, striptekenen, ge
dichten schrijven, musiceren.
Voor wie er bezeten van is en
er het liefst zijn beroep van
zou willen maken, loopt het
altijd op dezelfde hommeles
uit: je moet ook nog ergens
van kunnen eten. Geld dus.
Voor de beeldende kunstenaar
is er -in tegenstelling tot pop
muzikanten en circusartiesten
bijvoorbeeld- de befaamde
„regeling". Gelukkig. Maar het
heeft zijn frustrerende kanten.
Cees Bouw is nog slechts voor
een gering deel van de zoge
naamde BKR afhankelijk, Wil
lem van Veldhuizen heeft zich
er principieel nooit onder laten
brengen. („AI heb ik makkelijk
praten, want ik bezit een rijke
vrouw in het onderwijs"). Óm
toch aan de kost te kunnen
komen schilderde hij enige tijd
in opdacht portretten. Rijke
dames. Lucratief dus.
„Maar ik doe het niet meer.
ben er mee gekapt. Het was
wel zó vervélend Kwam je bij
ze op bezoek om een foto te
maken, bleek dat ze een com
plete face-lift hadden onder
gaan, dure jurk aan en paa/len-
snoeren. En hoewel je weet
wat ze van je verwachten, kan
ik het niet, hé, ik kén rimpeltjes
niet verbloemen. Een puistje,
ja, dat sloeg ik nog wal eens
over, maar ik ben veel te veel
realist om de rest glad te
strijken. En goed, dan was je
klaar en kwam zo'n Haags
wijfje bij je op het atelier. Is
dat het nou? Ja mevrouw, dat
is het. Ben ik dat echt? Zo
oud? Daarna wist je natuurlijk
ook wel dat ze er nooit meer
naar omkeken".
Op het ogenblik kan Van Veld
huizen min of meer rondko
men van de verkoop van eigen
werk. „Maar", legt Cees Bouw
uit „heel veel mensen snappen
niet dat wat wij maken duur
is, Het kost hartstikke veel tijd.
Komt vaak genoeg voor dat
iemand aan je vraagt: zo joh,
nog lekker gewerkt van het
jaar, veel gemaakt? En dan zeg
je: ja, vier schilderijen. Staan
ze toch even raar te kijken.
Dan kan je wel uitleggen dat
je soms over één doek drie
maanden doet, maar ergens
dringt het niet tot ze door. Ze
blijven toch denken dat je ze
belazert als je prijzen noemt".
Een schilder is net 20 goed
onderhevig aan het marktme
chanisme als een kuipje mar
garine. Ontnuchterend maar
waar. Wat je verkoopt en dèt
je verkoopt, daarmee is nog
niet het Definitieve Oordeel
geveld over de werkelijke kwa
liteit van het werk. Geldbeleg
ging geschiedt nu eenmaal
niet op puur artistieke, estheti
sche gronden. Van Veldhuizen
noemt het voorbeeld van een
Amerikaans schilder, die zijns
inziens maar net in de midden
moot zit en toch verkoopt voor
gigantische bedragen. Bouw:
,,Ja, soms heb ik het gevoel
dat het allemaal verschrikkelijk
willekeurig is. Breek me de bek
niet open over dat soort din
gen. de kunstmarkt". Toch
hebben de twee realisten het
op het eerste gezicht makkelij
ker dan de Van Gogh-jes onder
hun collega's, de oorafsnijders
(..Kunst gaat van au!" staat
ergens geschreven), de kunst
enaars die dwars tegen de
stroom in „het allerdiepste"
bloot willen leggen. Ze zijn in
de eerste plaats vakmensen,
die er zichtbaar van genieten
afs ook anderen dan dat hand
jevol ingewijden respect heb
ben voor hun werk en er zich
voor interesseren. Cees Bouw
deed onlangs een monumenta
le opdracht voor het nieuwe
gebouw van de gemeentelijke
sociale dienst van Schiedam.
„En dan is het ergens toch
een goed gevoel als je merkt
dat de andere werklui die daar
bezig zijn. je waarderen. Eerst
bekijken ze je zo'n beetje. Van:
daar heb ie zo'n halve gare
die wat komt knoeien met verf.
Maar als ze dan merken dat
je net als zij met een duimstok-
je be2ig gaat, de boel netjes
afgepast, dan is het: hee, ver
rek, toch niet zomaar iets wat
die gast daar doet".
Willem van Veldhuizen: „Rotterdam building Rotterdam I", kleurpotloodtekening
jonge Nederlandse
kunstenaars, wier inge
zonden werk bekroond
werd met een koninklijke
subsidie. Van hem werd
werk aangekocht door
het Stedelijk Museum
Schiedam, de gemeente
Schiedam, de Rotter
damse Kunststichting en
diverse particulieren.
Heeft veel gereisd en is
enigszins verslingerd aan
curieuze objecten. Heeft
sinds de Boymansten-
toonstelling „Kijken naar
de werkelijkheid („een
openbaring") zich voor
namelijk toegelegd op
realistisch werk Voor
het merendeel olieverf en
zeefdrukken.
Cees Bouw werd gebo
ren in 1943. Eindexamen
Akademie van Beeldende
Kunsten Rotterdam in
1965. Exposeerde onder
meer verschillende ma
len ter gelegenheid van
de door het Stedelijk Mu
seum van Schiedam
georganiseerde manifes
tatie „Salon van de Maas
steden" en het Rotter
damse Lijnbaancentrum.
Daarnaast werkte hij aan
monumentale opdrach
ten van de gemeente
Schiedam voor de ge
bouwen van de Sociale
Dienst en het Gemeente
ziekenhuis. Maakte dit
jaar deel uit van de zes