Oppassen dat
cultuurbeleid
geen boek
houden wordt
'Op zijn minst
houden wat
we hebben'
Cultuur
VI aar-
dingen,
hoe
Arij Maarleveld (PvdA):
George Neijssel (VVD):
Twee politici laten hun
licht schijnen
Stimuleren
Geen boekhouden
WOENSDAG 9 JANUARI 1980
•SC/VD/WW
„Cultuur is eigenlijk een kwestie van geld; en politiek daarom
vanwege het feit dat dat geld verdeeld moet worden." En: „Ik
ben bang dat cultuur nog steeds een elitaire zaak is. De afbraak
van dat elitaire karakter is voor een groot deel de taak van de
overheid die de tarieven laag moet houden. Een avondje
Stadsgehoorzaal samen met je vrouw komt, als je in de pauze een
kop koffie neemt en na afloop nog wat gaat drinken, al gauw op
zeventig gulden. Ik kan me heel goed voorstellen dat sommige
mensen dan liever een paar schoenen voor de kinderen kopen."
Twee uitspraken van het VVD-
raadslid George Neijssel, die als lid
van de culturele raad en als voorzit
ter van de Vlaardingse toneelvere
niging Varia meer bij het culturele
leven betrokken is dan de gemid
delde politicus. Neijssel benadert de
cultuurpolitiek vanuit een schaar-
ste-opvatting. Er is nu eenmaal wei
nig geld beschikbaar voor kunst en
cultuur. „Wat we doen is morrelen
in de marge."
Waar Nriissel zich het meest zorgen
over maakt is het behoud van wat
we hebben. In zoverre zou je hem
een conservatief standpunt toe kun
nen schrijven: „Het is onze mening
geweest tijdens de laatste begro
tingsbehandeling dat we op moeten
passen dat wat we nu hebben niet
verandert in een stelletje kijkdozen.
Zoals het Visserijmuseum, de Vrije
Academie. Je moet niet weg gaan
halen wat je hebt ten behoeve van
cultuurinitiatieven waarvan je nog
maar moet afwachten wat het
wordt."
Als een van de voorbeelden van
wat een kijkdoos dreigt te worden
noemt Neijssel de Vrije Academie.
„Kunsl en cultuur hebben vaak zo'n
elitaire naam vanwege de hoge les
gelden. Die tarieven Jaag houden is
een taak van de overheid. Je ziet
het probleem steeds terugkeren bij
de Vrije Academie. Je moet niet
zeggen: sluitende begroting. Het
Hollandiagebouw is een prima jasje,
maar begint zo langzamerhand een
half leeg huis te worden. Dat komt
natuurlijk omdat Vlaardingen zo
vast houdt aan die koppelsubsidie
(een wijze van subsidiëren waarbij
de gemeente haar bijdrage afhanke
lijk stelt van wat het rijk geeft).
Daardoor is het lesgeld hoog, te
hoog. Want de Vrije Academie mag
niet te duur, die moet voor iedereen
toegankelijk zijn. Als je stelt: ont
plooiing, juist voor de achtergestel-
den in onze samenleving en daar
ben ik het mee eensdan moet je
de lesgelden van de Vrije Academie
nodig zo duur laten worden."
Een dergelijke redenering past
Neijssel ook toe op de Stadsgehoor
zaal. Een. voorziening die in stand
moet blijven. Als je in die begroting
gaat snijden om geld voor nieuwe
dingen vrij te maken, redeneert hij,
dan dwing je de Stadsgehoorzaal tot
een verarming in het programma.
„Die zeventienduizend voor cultuu
rinitiatieven wilden wij geschrapt
zien ten behoeve van de Stadsge
hoorzaal. Als je teveel knijpt op de
Stadsgehoorzaal loop je het risico
dat er alleen nog maar eenzijdig pu
blieksgericht werk komt. Je dwingt
Van Ginneken (de directeur van de
Stadsgehoorzaal) op quitte te spelen.
Kleine toneelgroepjes als de Bloem -
groep. Sater en het Onafhankelijk
Toneel, die vaak niet meer dan der
tig a veertig man trekken, kun je
dan niet meer naar Vlaardingen ha
len."
Kortsamengevat komt Neijssels vi
sie er dus op neer dat bestaande ba
sisvoorzieningen „niet uitgekleed
mogen worden ten bate van nieuwe
initiatieven, maar geoptimaliseerd
moeten worden." Er moet uitge
haald worden wat er in ziL En bo
vendien vindt hij, zoals uit zijn op
merkingen over de programmering
van de stadsgehoorzaal bleek, dat
het winstprtneipe op het terrein van
cultuurbeleid „geen goede zaak" is.
Maar cultuurbeleid is meer dan al
leen het verdelen van geld. Hoe
denkt Neijssel over de verhouding
overheid kunst?
„We hebben gelukkig een college
dat in zijn programma heeft staan:
de overheid kan en mag geen
schepper zijn van kunst. Zij sehept
slechts voorwaarden om kunst mo
gelijk te maken. Daar ben ik het
van harte mee eens. Want moet ik
voor jou bepalen wat mooi is? Dat
zou toch afschuwelijk zijn! Een
overheid mag nooit sturen in de
kunst. Wel stimuleren. Een voor
waardenscheppend beleid. Zoals
met die vrouw met die hobo in jullie
krant Die vrouw die een vlaar-
dlngs kamerorkestje wilde. Eigen
lijk zou de Culturele Raad contact
met haar op moeten nemen. Een
mooi voorbeeld van hoe de over
heid kan stimuleren, bedoel ik. En
zo zijn er veel meer dingen te ver
zinnen die niet eens veel hoeven te
kosten."
Hoewel nieuwe initiatieven niet ten
koste mogen gaan van de bestaande
voorzieningen vindt Neijssel wel dat
er een aantal nieuwe zaken gereali
seerd zouden kunnen worden. Zijn
uitgangspunt is daarbij dat die initi
atieven ten bate van iedereen moe
ten komen. Extra subsidiering van
vrouwencafé's past daar volgens
hem niet zo goed in. Evenmin als
het geld dat de Culturele Raad be
schikbaar stelde voor de emancipa
tie-avond van groeperingen als
Rood Vlaardingen en de Rooie
Vrouwen. „Emancipatie is toch niet
alleen voor linkse mensen?" vraagt
hij retorisch.
Wat hij wèl gerealiseerd zou willen
zien ontloopt het wensenlijstje van
Maarleveld niet zoveel: „Een snini-
teatertje zou een goeie zaak zijn.
Zoiets als de Teerstoof. Een mini-
theater annex filmhuis. Het is toch
te dwaas dat in een stad van tach
tigduizend inwoners geen bioscoop
is! Ja, ik weet dat Rood Vlaardingen
al een tijd plannen heeft voor een
filmhuis. De Culturele Raad zou
daarom eens het initiatief moeten
nemen om met Rood Vlaardingen te
gaan praten over een grotere aan
pak van de film. Want door het
maar op een groep tc richten maak
je het zo elitair. Kunst moet je juist
vergemakkelijken, je moet drempels
wegnemen. In dat opzicht vind ik
het Visserijmuseum prima; als je
daar loopt heb je niet het idee dat
in een museum loopt."
Tot slot een opmerking die duidelijk
aangeeft waar wat Neijssel betreft
de prioriteiten liggen van een cul
tuurbeleid. Eerder liet hij al blijken
dat voor hem de bestaanae voorzie
ningen boven nieuwe initiatieven
gaan, bovendien blijkt hij ook aan
de actieve amateuristische kunstbe
oefening voorrang te geven. „Als ik
morgen moest kiezen tussen of de
Stadsgehoorzaal of de Vrije Acade
mie, dan kies is voor de Vrije Aca
demie. Begrijp me goed, dat doe ik
niet met plezier. Maar voor mij is
het zelf doen toch het belangrijk
ste."
door
Jan Hendrik
Bakker.
Vlaardingen Het onderwerp is
niet iets waar het merendeel van de
bevolking nu eens lekker voor gaat
zitten, al komt het de laatste tijd
wat meer in. Sinds dat dwaze plan
van twee Schiedamse socialisten, de
Cobracollectie te verkopen ten bate
van „maatschappelijk relevantere"
zaken, sinds Rudy Kousbroeks
schampere opmerkingen over het
culturele peil van de Nederlandse
politici, is het onder linkse intellec
tuelen bon ton geworden zo nu en
dan toch eens nadrukkelijk te ver
melden dat zij in elk geval juist heel
erg voor kunst zijn. Vandaar de dis
cussie in de landelijke bladen. Joop
den tJyl voerde het woord, Jan Kas-
sies, Bart Tromp, Jan Blokker en zo
nog wat coryfeeën van ruimdenkend
links.
Het is een beetje triest een jaartje na
het uitbreken van de discussie vast
te moeten stellen dat deze verzand is
geraakt in theoretisch gewroet
Waar iedereen op gehoopt had is het
niet van gekomen: de ontwikkeling
van praktische richtlijnen voor een
nieuwe en vooral betere kunst- en
cultuurpolitiek. Dat bleek vooral tij
dens de laatste discussieronde over
het onderwerp, een symposium geor
ganiseerd door de Rotterdamse
Kunststichting. Bart Tromp bijvoor
beeld weigerde tijdens zijn uiteen
zetting in te gaan op de praktische
en beleidsmatige kanten van het on
derwerp. De rest van de sprekers
liet het voornamelijk bij het uiten
van bewondering voor Tromps theo
retische beschouwing, waar de ge
middelde student inderdaad een
boze droom van had kunnen krijgen,
ware het stuk als tentamenstof ge
presenteerd.
We mogen hopen dat het in Vlaar
dingen niet die kant uit zal gaan. De
komst van een beleidsnota kunst en
cultuur is aangekondigd. En het zou
wel eens kunnen zijn, dat die nota
wat veranderingen zal brengen. Zo
wordt onder meer het tentoonstel-
lingsbeleid In de artoteek op de hel
ling gezet Op deze pagina twee-po
litieke - tegenstanders: George Neijs
sel (VVD) en cultuurwethouder Arïj
Maarleveld (PvdA). Het blijkt dat
de verschillen uiteindelijk niet
groot zijn. Misschien dat een goed
cultuurbeleid niet zo aan een politie
ke doctrine vast zit. Het voornaam
ste punt van verschil is, dat Neijssel
de nadruk legt op behoud van de be
staande voorzieningen, terwijl
Maarleveld wat meer risico wil ne
men ten behoeve van nieuwe dingen.
Beiden stellen ze één ding voorop:
cultuur is leuk, maar het blijft In ze
kere zin luxe. Maarleveld: „Ik ben
wel cultuurwethouder, maar als ze
mij vragen wat belangrijker is, de
Vrije Academie of woningwetwo
ningen, dan zeg ik: woningwetwo
ningen." En Neijssel, in een variant
daarop die die Nederlands enge plek
aan de zee beschrijft: „Als het echt
nodig is, kies ik voor nieuwe kade
muren in plaats van meer geld voor
de cultuur."
Cultuur
wethouder Arlj
Maarleveld:
kunst mag...
„Als je me vraagt: waar zitten de creatieve figuren in de politiek?
Dan zeg ik: in de PSP en het begin van D'66. In het officiële
instituut PvdA zitten er maar zeer weinig. Het is daar alles papier
en vergaderingen." Arij Maarleveld, Vlaardings wethouder die de
eindverantwoordelijkheid heeft over onderwijs en cultuur. Als
socialist voelt hij zich nauw betrokken bij de discussie over de
PvdA en cultuur. Hij is één van de weinige Vlaardingse politici,
die al enige tijd hamert op de komst van een cultuurbeleid.
Tijdens de installatie van de culturele raad in oktober 1978, het
begin van Maarlevelds ambtsperiode dus, hield de wethouder een
betoog dat er niet om loog.
Die was duidelijk bedoeld om dis
cussie uit te lokken. Die kwam
slechts mondjesmaat op gang. Uit
dat betoog eerst een kleine bloemle
zing in de vorm van een paar stel
lingen.
De definitie van cultuur als „de
ontplooiing van de möns zowel soci
aal als individucel" is onvoldoende.
Kunst en cultuur moeten uit el
kaar gehouden worden om een te
genstelling tussen een populistische
cultuuropvatting en een cultuurar-
rogantie te vermijden.
Cultuur is meer dan Rembrandt
en Vestdijk. Het is ook De Elteling,
sinterklaasavond, het draaiorgel en
carnaval.
Het democratisch meerderheidbe
ginsel staat soms op gespannen voet
met het begrip cultuur.
Kunst mag.
De overheid kan en mag geen
schepper zijn van kunst. Zij schept
slechts voorwaarden om kunst mo
gelijk te maken.
Het zijn stellingen waarmee ieder
die nadenkt over de plaats van
kunst en cultuur in de samenleving
en de politieke organisatie daarvan
te maken krijgt. Het is met name de
eerste stelling-dat cultuur ruimer
gezien moet worden dan de ontploo
iing van de mens als sociaal en indi
vidueel weïen - die Maarlevelds so
cialistische visie verraadt. Onder
verwijzing naar de humanistische
psychologie, die in de jaren zestig
een krachtig pleidooi hield voor
ontplooiing van de creatieve mens
en tegen de mens als machine, een
pleidooi dat zowel bij liberalen als
bij socialisten een gewillig oor vond,
zegt hij: „En wat doet nu de VVD?
Die heeft het over ontplooiing,
maar uitsluitend van individuen,
het maatschappelijk kader wordt
niet zo relevant gevonden. Kunst en
cultuur wil ik wèl in een maat
schappelijk kader zien. Hele volks
stammen zijn nog niet aan onze cul
tuur toegekomen. Voorrang aan die
categorieën die in het verleden niet
zo aan de bak ziin gekomen. Een
stadsschüdering kan precies dèt
druppeltje betekenen om mensen
een gevoel voor schoonheid te ge
ven.
De nadruk die Maarleveld legt op
het maatschappelijk functioneren
van kunst en cultuur laat hij even
wel alleen gelden voor de wijze
waarop dat aan de man wordt ge
bracht. Wanneer het gaat om wat er
gemaakt wordt is zijn standpunt on
dubbelzinnig liberaal: „Aan de in
houd mag je nooit komen, daar
moet je natuurlijk afblijven." Kunst
mag best maatschappelijk relevant
zijr., maar het hoeft niet.
Zoals bijna alle politici die hun licht
over cultuurpolitiek hebben laten
schijnen vindt ook Maarleveld dat
een goede cultuurpolitiek in de
voorwaardenscheppende sfeer
moet liggen. Het scheppen van
voorwaarden waarbinnen de kunst
zich kan ontplooien. Hoa ziet hij dat
voorwaardenscheppend beleid bin
nen Vlaardingen?
„Wij zitten, en dat is voor Vlaardin
gen een belangrijk gegeven, bij de
metropool Rotterdam. De Kunst
stichting met eerst iemand als Adri-
aan van der Staay en nu Hans Kei
ler. We hoeven niet de illusie te
hebben dat wij hier een Poetry In
ternational kunnen hebben. Ga er
maar rustig van uit dat ze met de
trein naar Rotterdam gaan. Dat
moeten we gewoon nuchter incalcu
leren. Hoewel je natuurlijk wel eens
iets dat ze daar hebben hierheen
kunt halen (zoals gebeurde met de
expositie muurschilderingen red.)
hoef je hel wiel niet opnieuw uit te
vinden. En dat betekent inderdaad
dat we hier de handen vrij houden
voor het typisch Vlaardingse. Eng
woord, hoor."
Vlaardingen heeft, zoals het een
provinciestad betaamt, vanoudsher
de beschikking gehad over een
bloeiend amateurleven; Maarleveld
noemt de diverse geledingen, fanfa
re, amateurtoneel enzovoorts. „Dat
moeten we natuurlijk in stand hou
den, maar cr kleeft het gevaar aan
dat cultuur dan alleen nog maar
boekhouden is. Op een gegeven mo
ment zul je prioriteiten moeten stel
len; als achterkleinkinderen van
Marx zijn wij altijd materieel bezig
geweest. De laatste tijd hebben een
aantal zaken zich enorm vergroot
We moeten toch eens kijken naar
nieuwe mogelijkheden. Een film
huis, vormingstheater, daar is best
emplooi x'oor tn Vlaardingen, maar
met particulier initiatief red je het
tegenwoordig niet meer."
Gemeentelijke initiatieven dus om
vers bloed in het Vlaardingse cul
tuurleven te brengen. Initiatief niet
letterlijk in de zin van zelf iets be
ginnen, maar het maken, van
„haakjes waaraan ideeën (uit het
cultuurveld red.) opgehangen
kunnen worden. We moeten een
proces aan de gang krijgen waarbij
mensen weten dat initiatieven geho
noreerd worden."
Evenals de socialistische voorman
Den Uyl constateert Maarleveld,
„dat politiek en cultuur twee ge
scheiden circuits 2ijn geworden".
Dat er tussen die twee nauwelijks
meer een wisselwerking bestaat
Ook in Vlaardingen. In Maarlevelds
viste zou het de culturele raad moe
ten zijn waar het contact tussen die
twee circuits tot stand wordt ge
bracht. „Mensen met ideeën zijn
vaak individualisten. Je weet wel
dat ze er zijn, maar niet waar ze zit
ten. De culture raad zou daarom
moeten functioneren als een forum
voor cultuurbeleid. Als een platform
waar die ideeën op tafel komen en
in beleid worden omgezet."
George
Neijssel:
bestaande
voorzieningen
mogen geen
kijkdozen
worden...