ÏKTRA Enkele gegevens Cursisten uit 78 on twikkelingslanden Nur hu» Doorgeven 'ff fkÈ' fjV'ï- Mislukt in Engeland Projecten donderdag 17 april 1980 VD/SC/WW Het Researchinstituut Voor Bedrijfswetenschappen is in 1952 opgericht door twee hoogleraren aan de Technische Hogeschool in Delft. Het RVB is een stichting. In het bestuur hebben ritting mensen van de TH-D, het Netherlands Universities Foundation For International Cooperation en personen afkomstig uit het bedrijfsleven. Er werken nu 32 mensen: 15 stafleden in het onder wijs, 13 mensen in de administratie en (op dit mo ment) 4 stafleden bij buitenlandse projecten. Het in stituut is gevestigd aan het Mijnbouwplein 11 te Delft. Aan het intervieuw verleenden twee mensen hun medewerking: - dr. M.S.S. El Namaki, waarnemend directeur; ver vulde voorheen een professoraat aan de universiteit van Dar Es Salaam; - ir. H.H. Werthauer, hoofd van de afdeling projec ten en advies. Waarnemend directeur van haf RVB-Delft dr. M. S. S. El Namaki: „Op zet geslaagd, als cursisten naar eigen land terugke ren". Delfts opleidingsinstituut „uniek en wereldberoemd" Delft Het Researchinstituut Voor Bedrijfsweten schappen (RVB) is in Nederland een vrij onbekende in stelling, terwijl het elders grote faam geniet Het eerste is op zich een merkwaardige zaak, omdat TVB zich be2ig houdt met het opleiden van mensen w. ontwikke lingslanden; een facet van samenwerking, dat geduren de faet laatste decennium bijzonder in de belangstelling heeft gestaan. Bovendien verschilt het RVB op een aan tal essentiële punten met andere instellingen, waar men zich. kan bekwamen. De kritiek, die omtrent studies van buitenlanders aan universiteit of hoge school regelmatig naar voren wordt gebracht, is juist op het RVB niet van toepassing. Des te vreemder is het, dat dit unieke insti tuut desondanks een geringe aandacht ten deel valt. Hwt bekend op de Filippijnen Toch spreekt de heer Werthauer,hoofd van de afdeling projecten en advies, van „een wereldwijde faam". „Je kunt genist zeggen, dat het RVB wereldberoemd is, maar waarschijnlijk in Thailand en op de Filippijnen bekender, dan in Nederland". Om oorzaak en gevolg daarvan te kunnen bespreken, is het eerst nodig te ver tellen wat het RVB is en welke doelstellingen het na streeft. Het RVB houdt zich bezig met het opleiden van mensen uit ontwikkelingslanden, waarmee het drie dingen wil bereiken: het verbeteren van de indi viduele vaardigheden bij degenen, die een bedrijf lei den; het verhogen van de effi ciency bij bedrijven in ontwikkelingslanden en het geven van bekendheid aan management problemen in die landen en het onder zoeken van mogelijke oplossingen. Om die doelstellingen te realiseren houdt het RVB zich bezig met tal van activiteiten, zoals het geven van cusus- sen, het opzetten van projecten in landen van de derde wereld en het plegen van onderzoek. In 1956 begon men met de eerste cussussen. Er waren toen nog weinig deelnemers, maar in de loop van de ja ren is het aantal fors toe genomen. Op dit moment wor den er zeven cusussen per jaar gegeven, met globaal 100 deelnemers. Daarom zegt de heer El Namaki,waarne mend directeur „Wij voorzien duidelijk in een behoefte, zeker als je bedenkt, dat we drie tot vier maal zoveel aanvragen krijgen, als we kunnen honoreren". Hoe komt het, dat er zoveel belangstelling bestaat voor de cursussen van het RVB? Er bestaan toch al veel in stellingen, waar buitenlanders hun kennis kunnen uit breiden. „Er zijn grote verschillen tussen het RVB en bijvoorbeeld universiteiten. Onze opleiding is op de Samen werken. Prima contacten tussen staf en cur sisten. Verschillende landsaarden blijken in Delft geen problemen op te leveren. praktijk georiënteerd en aangepast aan de behoeften. Veel te behandelen problemen hebben betrekking op si tuaties in ontwikkelingslanden. Het is mogelijk om moeilijkheden hier in Nederland aan te pakken, omdat een aantal basisproblemen overal hetzelfde is". „Een tweede verschil ligt in het volgende. Voortgezette opleidingen duren over het algemeen een aantal jaren. Men blijft na zo'n studie in een bepaald land, vaak daar hangen. Ons instituut brengt daarom korte cursussen van zes maanden, waar we veel instoppen. De studenten raken in die zes maanden niet ontheemd, acclimatiseren hier niet Vooral omdat ze de Nederlandse taal niet le ren. Onze lessen worden allemaal in het Engels gege ven. Het is zo, dat 99 procent van de mensen na zes maanden weer naar huis terugkeert. Pas dan kun je zeg gen, dat je bent geslaagd in je opzet". Inmiddels zijn er cursisten uit 78 landen geweest Hoe raken mensen uit ontwikkelingslanden bekend met het RVB? „Er komen veel mensen via de ministeries van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Dat betekent dus landen waar een Nederlandse ambas sadeur zit, die- op zijn beurt ook nog een beetje actief moet zijn. Verder krijgen we mensen via de Internatio nal Labour Organisation, door bemiddeling van de Ne derlandse kerkelijke organisaties en vanaf volgend jaar brengt wellicht ook de Europese Gemeenschap cursisten binnen. Misschien is overigens de van mond-tot-mond reclame nog wel het belangrijkste. Oud-cursisten ver spreiden in hun eigen land de naam van het instituut Vaak komen ze op belangrijke posten terecht in het be drijfsleven of in de regering, dat is natuurlijk zeer be vorderlijk voor onze bekendheid". „Dc deelnemers worden voorname lijk door regeringsorganisties en staatsbedrijven in de gelegenheid gesteld om een opleiding te volgen; degenen die via particuliere bedrij ven komen vormen nog een min derheid. We stellen natuurlijk wel een aantal eisen aan hen, die een cursus willen volgen. Allereerst moeten het mensen zijn uit landen, die door de Nederlandse regering als ontwikkelinslanden worden aangemerkt. Aan bepaalde landen geeft de regering geen hulp, bij voorbeeld omdat zij te rijk zijn. Ver der vinden we, dat werknemers bij internationale bedrijven niet in aan merking komen, omdat dergelijke bedrijven zelf genoeg financiële middelen hebben. Het moet zuiver ontwikkelingshulp blijven". Voor waarden stellen we ook ten aanzien van de vooropleiding van cursisten. Veel landen hebben zelf een goede middelbare en basisopleiding. We eisen, dat ze drie of vier jaar studie in hun eigen land achter de rug hebben. Bovendien moeten ze de Engelse taal in voldoende mate be heersen". Geldgebrek Het Researchinstituut Voor Be drijfswetenschappen heeft zoals ge zegd een periode van flinke groei achter de rug. Veel aanvragen kun nen echter niet worden gehono reerd. De activiteiten van het RVB blijven om puur practische redenen enigszins achter. Werthauer: „Schrijf het maar zo op: we streven binnen de financiële beperkingen naar een optimale groei. De nood zaak tot die groei is wel bewezen, maar we zijn tot dusver afhankelijk van externe steun. We moeten dus behoorlijk selecteren en we doen dat op basis van het profijt, dat de studie oplevert. Hetgeen betekent, dat we kijken in welke gebieden ge schoolde mensen het hardste nodig zijn". „De rijkssubsidie, de studiefinancie ring eigenlijk, loopt bijvoorbeeld via de Technische Hogeschool en de Netherlands Universities Foundati on For International Cooperation. Voor wat betreft hun levensonder houd kunnen de cursisten op ver schillende manieren aan middelen komen. Voor een klein aantal wordt het geld beschikbaar gesteld door bedrijven of particuliere organisa ties uit het land van herkomst Een andere mogelijkheid is, dat zij van de Nederlandse regering of van een liüi.,t I i !r. H. H. Wer thauer: „insti tuut is wereld beroemd". internationale organisatie een beurs krijgen". „Goede contacten", zo vertelde El Namaki, „zijn absoluut noodzakelijk voor het bestaan van ons instituut. De samenwerking met de Neder landse industrie verloopt bijzonder goed, iets wat onmisbaar is. In En geland heeft men geprobeerd een soortgelijk instituut als het RVB op poten te zetten. Het Engelse be drijfsleven wilde daaraan niet mee werken, waardoor het hele project op een mislukking uitdraaide". „De Nederlandse industrie steunt ons op twee manieren. Er komen mensen naar het RVB om te vertel len over bedrijfsvoering en de daar mee samenhangende problematiek. Daarnaast brengen wij met groepen cursisten vaak bezoeken aan bedrij ven. Tenslotte gaan de deelnemers aan het eind van hun studie een aantal weken field-work doen, wer ken in een bedrijf dus. Ze moeten aan de hand van die ervaring ook een practisch probleem oplossen; ei genlijk een soort laatste proefwerk. „Het instituut ontvangt trouwens van meer kanten steun. Voor tech nische en wetenschappelijke kennis zijn we afhankelijk van de techni sche hogescholen, de Erasmus Uni versiteit Rotterdam en de Universi teit van Amsterdam. Ook krijgen we informatie van de regionale ont wikkelingsdiensten, het Centraal Bureau voor Statistiek en de Econo mische Voorlichtingsdienst. Inci denteel werken we samen met soci ale zaken en mensen van de vak bonden komen hier ook geregeld les geven". Sedert een paar jaar heeft het RVB ook een aantal projecten lopen in ontwikkelingslanden, zoals Sri Lan ka en Peru. Men geeft daar onder wijs aan zowel managers van kleine bedrijven als regionale planpers en adviseert in samenwerking met lo kale instituten. Binnenkort gaat in Tanzania een nieuw project van start, waarmee het opzetten van een opleidingsdinstituut in dat land wordt beoogd. El Namaki licht toer „In vijf jaar moet het gestelde doel bereikt zijn: een instituut met een eigen onderkomen en een eigen staf, waar men opleidingen in di verse richtingen kan velgen. De be doeling is, dat Tanzaniaanse coun terparis de opleidingen hier in Ne- 'derland volgen en in samenwerking met de Nederlandse staf het cursus programma opzetten. Zij leren onze stafleden, die meegaan, ook het spreken van Swahili. Het hele team gaat dan naar Tanzania en begint het project in het land zelf uit te voeren. Na vijf jaar moet het hele instituut doorTanzanianen zelfstan dig worden gerund, zodat het land zelf mensen kan opleiden. Het is zelfs mogelijk dat ze een klein ?an- Het is voor de stafleden van het RVB wel even wennen aan alle ver schillende to nen Engels. door Dick van der Meer tal mensen uit buurlanden In hun cursussen opnemen". Enthousiasme De deelnemers zijn over het alge meen zeer te spreken over de cursus en hun verblijf hier in Delft, zo zeg gen El Namaki en Werthauer. „Het onderlinge contact tussen de cursis ten is werkelijk prima, hetgeen voor een belangrijk deel mogelijk wordt, doordat iedereen Engels spreekt. We proberen zelf ook het sociale le ven van de cursisten te stimuleren, door buiten de lessen om ook met de mensen om te gaan. Er zijn te vens veel excursies en er worden zogeheten social-evenings georgani seerd. Dat laatste doet dan een groep mensen uit één bepaald land, maar anderen mogen en willen daar altijd erg graag bij 2ïjn. Veel voldoe ning geeft het ook om te merken, dat er een band ontstaat met het RVB. We versturen zelf jaarlijks drieduizend kerstkaarten en we krijgen er eenzelfde aantal terug. Die goede contacten blijvend te on derhouden is heel essentieel voor ons. Daarom geven we ook een News Letter uit, waarin we nieuwe informatie opnemen en resultaten van onderzoek publiceren. Het blad wordt ook gebruikt door ex-cursis ten om gegevens uit te wisselen. Er zijn natuurlijk een paar dingen, die wel eens problemen opleveren. Ons klimaat vergt van de meesten nogal een grote aanpassing en de huisvesting is niet altijd even ge makkelijk te regelen. Veel van de deelnemers wonen die zes maanden bij een gezin in Delft of in de omge ving, maar dat aanbod is natuurlijk beperkt. Langzaam „We krijgen echt veel hele enthou siaste berichten van ex-cursisten, hoewel ze zich bij terugkomst in hun land vaak eerst weer eens moe ten heroriënteren. Een voorbeeld daarvan is het volgende verhaal, dat een ex-cursist ons naderhand vertelde: 'Toen mijn vliegtuig land de en ik de rotzooi op het vliegveld zag, dacht ik bij mezelf: alles wat ik in de afgelopen maanden heb ge leerd moet ik nu eerst vergeten. Ik moet me inleven in de problemen van dit land en de hele gang van za ken. Pas wanneer ik dat heb ge daan, kan ik proberen het geleerde te ontwikkelen en in de praktijk tot uitdrukking te brengen'. Kijk, dat hoor je vaker, 'we hebben veel geleerd, we kunnen veel doen en we willen langzaam met van al les beginnen, maar pas op het mo ment, dat de omstandigheden het toe laten'. Volgens ons is dit van het allergrootste belang. Ze moeten zelf hun land opbouwen, omdat zij en niet wij kunnen beoordelen op wel ke wijze en op welke manier de za ken moeten worden aangepakt De rijke landen moeten hun taken niet overnemen, we kunnen hen alleen helpen aan de gang te gaan".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1980 | | pagina 4