4
EXTRA
■■Hl
Maarten Hunink maalt wekelijks twee ton graan
mm m.
■al
Korrel grootte
Plantsoenarbeider
Waardering
Oorkondes
voor
restauratie
in eigen
beheer
Vochtgehalte
Kogge
Windvang
maandag
26 januari 1331
VD/SC/WW
„Het is een sport om te wer
ken met de wind, die altijd
onberekenbaar is.
Om steeds je portie op tijd
klaar te hebben of de wind
nu gunstig is of niet.
En om dan ook nog eens een
zak meel te malen, waarmee
de bakker wat kan doen".
Maarten Hunink (42) molenaar op
de korenmolen Landzigt te Zuid-
Beijerland, woelt onafgebroken
met zijn band door het meel, dat
traag uit de stortkoker komt ge
gleden.
Achter ons snijden de wieken sui
zend door de krachtige zuidwes
tenwind.
De schemerige ronde ruimte
wordt gevuld door een hol gebol-
der als van een boemel trein: het
in elkaar grijpen van machtige
houten raderen, die een zware
molensteen aandrijven.
„Je moet steeds de korrelgrootte
in de gaten houden", vertelt
Maarten, terwijl hij het mengsel
van bloem en zemelen tussen
duim en wijsvinger laat doorglij
den. „Zodra het meel te grof
wordt, moet de druk van de steen
wat vergroot worden.
Neemt de wind toe, dan kan er
wat meer graan worden aange
voerd".
Om een en ander op afstand te
kunen regelen, beschikt hij over
even ingenieuze als simpele me
chanieken: respectievelijk een
touw met knopen en een ver
schuifbaar gewichtje, beide onder
handbereik.
Een zak meel is bijna vol en de
molenaar sluit de koker met een
schuif.
Met een routinebeweging tilt hij
de zak van de haken die 'm op z'n
plaats hielden en pikt een lege
baal aan. „Zo, en nu nog even
graan bijvullen", zegt hij.
Een ruk aan een ander touw doet
een al gereedstaande vijftig kilo-
zak tarwe het luchtruim kiezen.
Terwijl de bestofte mulder de
laatste treden neemt van de trap
naar de eerste verdieping, ver
dwijnt de jutezak achter twee
dichtklappende luiken.
Het luiwerk, dat ook draait op de
door de wieken opgewekte rotatie,
heeft z'n werk gedaan.
Maarten leegt de zak in de trech
ter boven de zwoegende molen
steen.
Door het gat in de zolder komt
het touw even later omlaag, klaar
om de volgende tanvebaal te til
len.
In dit samenspel van wind en be
weging voelt Maarten Hunink
zich opperbest thuis.
„Molens hebben me altijd gefasci
neerd, al vanaf m'n prilste jeugd.
Terwijl m'n vriendjes er amper
naar keken, zat ik altijd op en in
molens", aldus Maarten, afkom
stig uit de molenrijke omgeving
van Zevenhuizen.
In 19^3 werd hij één van de onge
veer tweehonderd gediplomeerde
leden van het gilde van de vrij
willige molenaars.
Dat Maarten - piantsoenarbeider
bij de gemeente Rotterdam - meer
dan normale belangstelling voor
molens heeft, bleek temeer in
1975 toen hij de Zuidbeijerlandse
molen aankocht.
En vervolgens met een aantal
vrijwilligers, maar desondanks in
eigen beheer, restaureerde.
Hunink: „De molen stond er be
hoorlijk verwaarloosd bij. In 1958
was hij gerestaureerd en twee jaar
later nad hij voor 't laatst ge
draaid.
En het in bedrijf-zijn is juist het
behoud van een molen.
De bewegende onderdelen
draaien dan droog en wanneer er
gebreken zijn, merk je het veel
sneller.
Gelukkig hoefden er geen vitale
delen vervangen te worden en na
anderhalf jaar was de zaak weer
een beetje in orde. Maar helemaal
klaar ben je eigenlijk nooit.
Aan een molen moet eigenlijk
constant onderhoud gepleegd wor
den.
Zo ligt er nu een lange spruit
klaar, die volgend voorjaar moet
worden geïnstalleerd. De huidige
is kapot geroest".
Overigens bleef de prestatie van
Maarten Hunink en zijn helpers
niet onopgemerkt.
Ife ieen
sport om
met de wind
te wei :eri
Een zak tarwe
arriveert op de
maalzolder.
De
korrelgrootte
van het meel
wordt
voortdurend
gecontroleerd.
door
Leen
Preesman
Als blijk van waardering voor de
restauratie, reikte de Stichting Be
houd Historisch Dorpsschoon
Hoeksche Waard haar eerste oor
konde uit voor dit karwei.
Een jaar later, in 1977, was het het
Molengiftenfonds „Vernuft en
Volharding" dat een schouderklop
gaf voor het opknappen in eigen
beheer.
De molenaar kreeg een oorkonde
en een geldprijs van 1.500 gulden.
Bij zo'n nauwe betrokkenheid bij
een monument als dit, kon het bij
na niet anders of de opgeknapte
molen zou geheel aan zijn doel
gaan beantwoorden: niet alleen
maar simpelweg draaien, maar
ook malen!
„Vooral van de zijde van Rotter
damse bakkers bleek meer dan
voldoende vraag te zijn naar am
bachtelijk gemalen, al dan niet be
spoten, tarwe.
Daarom werk ik tegenwoordig
nog maar drie dagen per week tn
de plantsoenen, op donderdag,
vrijdag en zaterdag maal ik.
En dat bevalt me buitengewoon",
zegt Maarten, wiens activiteiten
uniek zijn voor de wijde omtrek.
Pratend over de maalstenen, be
gint de semi professionele mole
naar plotseling te glunderen. „Ik
heb nog twee echte maalstenen,
van blauwe basaltlava", zegt hij
enthousiast.
Die zijn zolangzamerhand zeld
zaam geworden en daardoor bijna
niet te betalen.
Eén steen kost wel vijfduizend
gulden.
Vorig jaar kreeg ik een steen, die
jarenlang voor het huis van een
bevriende oud-molenaar had gele
gen".
„Dit spul", Maarten wijst op de
nog steeds vloeiende meelstroom,
„komt van het stel kunststenen,
een mengsel van Franse kwarts
en amaryl gebonden door magne-
siet en cnloormagnesium.
Hun eigenschap is dat ze een kor
tere zemel afleveren, waardoor
het meel wat bruiner wordt".
De molenaar biedt aan een de
monstratie te geven met de „blau
we stenen".
Het koppel is bovendien voorzien
van een automatische regulateur,
een draaiende constructie met
twee flinke gewichten.
In de andere hoek van de zolder
gebeurt hetzelfde, maar dan in
omgekeerde volgorde; de „blauwe
stenen" kunnen aan de slag.
„De tarwe moet een vochtgehalte
van zestien procent hebben", ver
telt Maarten, terwijl we weer be
neden staan en hij het meel bijna
liefkozend controleert.
„Een droge korrel wordt teveel
kapot gemalen.
En is het graan vochtiger, dan
krijg je klonterig meel dat snel be
derft".
Volgens hem is zelfs te voelen of
meel de juiste vochtigheidsgraad
heeft.
Goed molenaarschap berust, naast
een vaardige omgang met de mo
len, niet het minst op kennis van
de weerselementen. „Je,moet de
lucht en de wind voortdurend in
de gaten houden en daar steeds op
inspelen.
Alleen in Schiedam en Vlaardin-
gen en in het Zeeuwse Wolp-
haartsdijk wordt ook meel gepro
duceerd in windmolens.
Zo'n veertig, zakken meel - onge
veer twee ton - verlaten wekelijks
Landzigt, een hoeveelheid die de
Zuid-Beijerlander geleidelijk wil
opvoeren.
„Nu de zaak goed draait, kan ik er
nog wel wat bakkers bijnemen.
Er is belangstelling genoeg, zoveel
dat ik best de hele week zou kun
nen malen. Maar daaraan begin ik
voorlopig niet.
Dat kost me teveel aan sociale las
ten. Wanneer ik ziek wordt, komt
de zaak stil te liggen. En de klan
ten kunnen dat niet hebben".
Het is overigens niet alleen tarwe
dat verwerkt wordt bij Maarten
Hunink.
Regelmatig moeten de koppels
maalstenen hun tanden zetten in
roggen en gerst voor brood en
maïs voor koeken.
De centrifugale kracht van de
draaiende molen doet hen van
plaats veranderen, waardoor ze -
door middel van een systeem van
hefbomen - de molenstenen stevi
ger op elkaar drukken naarmate
de molen sneller draait.
Ook hiervan is het doel een con
stante korrel.
Buiten laat Maarten de vang zak
ken en piepend en zuchtend komt
het grote wiekenkruis tot stil
stand.
Hij rept zich naar de tweede ver
dieping en verwijdert daar het
borgblok dat de as van het koppel
kunststenen op zijn plaats houdt
De spil wordt een decimeter om
gezet, zodat de tandwielen elkaar
niet meer raken.
Van elke wind moet je de eigen
schappen kennen, zowel de goede
als de slechte.
En daarbij moet je bedenken dat
het gedrag van de wind nooit vol
ledig berekenbaar is.
Zo is een zuidwestenwind prettig
om mee te werken. Hoewel die
minder constant waait, zit er toch
voldoende kracht achter.
Erg stabiele winden waaien vaak
uit oostelijke richtingen, vooral 's
winters. Maar de zuidoostenwind
is bedrieglijk.
Die kan plotseling omgaan naar
noordwest en binnen enkele mi
nuten uit de tegenovergestelde
hoek blazen.
Heb je dat te laat in de gaten en
de wind krijgt de kans tegen de
achterzijde van de wieken te bla
zen, dan gaat de molen in de ver
keerde richting draaien en is het
leed niet te overzien..", vervolgt
Maarten Hunink.
Voorlopig hoeft de Zuidbeijer
landse molenaar niet bang te zijn
voor een uit de band springende
oostenwind.
De aan de oostzijde opgerukte be
bouwing en opgaand geboomte be
lemmeren een vrije windvang zo
danig dat het voor Maarten wei
nig zin heeft te malen bij wind uit
de richting van het dorp.
Zelfs op enkele honderden meters
afstand kunnen bomen en gebou
wen een ongunstige invloed heb
ben op de windtoevoer.
Tot het grote geluk voor Maar
ten Hunink heeft hij de zuid
westenwind - de meest algeme
ne - wel helemaal „vrij".
Die komt regelrecht van het
Haringvliet over de open pol
der aangerold om met veel
energie Landzigt aan het werk
te houden. Maarten is tevre
den...!