EXTRA
.1
Lek
Overblijfselen
Bewoners
L"'
Bergambacht Nederland - Waterland, een terecht verkregen
bijnaam die tal van auteurs geïnspireerd heeft tot het schrijven van
grote werken. Een bijnaam die ons land ten volle waard is. Veel rijkdom
en roem heeft het gebracht, maar daarnaast moet opgemerkt worden
dat het ook veel verdriet en leed berokkend heeft. De geschiedenis van
Nederland, maar ook van de Krimpenerwaad is onlosmakelijk met het
water verbonden. Velen hadden er direkt of indirekt hun dagelijks
brood aan te danken. Zelfs zou ons land ruw geschat de helft kleiner zijn
als de dijken er niet waren.
Inpoldering
Ontginning
dcnderdag
U 5 februari 1931
B VD/SC/WW
Duizenden jaren geleden
overspoelde de zee grote delen
van onze noord- en westkust
Duinen en dijken waren er
niet om haar spel te
beteugelen. Ongehinderd
kwam het water tot de voet
van de zich uit het nat
verheffende gedeelten. Bij eb
trok het water zich morrend
terug van de veroverde
terreinen. Hoe lang dit spel
precies duurde is niet bekend.
Dat er echter een einde aan
gekomen is, is zeker. Met het
water dat de kuststreken
overspoelde werden ook
gronddelen meegevoerd die
achterbleven als het water de
ondiepe kuststrook verliet en
via geulen de diepere plaatsen
opzocht. De op deze wijze
gevormde afzettingen zijn nu
noch als zeeklei terug te
vinden.
Niet alleen het zeewater, maar ook
het regen - en smeltwater uit de
oostelijke gebieden, dat via rivieren
afgevoerd werd bracht ons land
vruchtbaarheid. Door de grote aan-
*voer ontstonden vlechtende stro
men, die zo nu en dan buiten de
perken traden. De stroomsnelheid
werd hier door vertraagd en allerlei
materiaal, nu niet meer meege
sleurd door de enorme stromen kon
bezinken. Langs de bedding ont
stonden zo steeds hoger wordende
gebieden: de oeverwallen of rivier-
duinen. Het was geen sluitende dui
nenrij die het water definitief weer
de. De rivieren braken geregeld
door de zwakke plaatsen en over
spoelden het achterliggende land.
Door de slechte afwatering in deze
gebieden achter de rivieren kon het
slib bezinken. Een landschap ont
stond waar we ons moeilijk een
voorstelling van kunnen maken.
De oorsprong van de Lek moeten
we rond de jaartelling zoeken.
Waarschijnlijk is ze in de derde
eeuw na Chr. als kleine veenriv.rér
ontstaan. De loop was heel anders
dan tegenwoordig. Veel kronkelen
der doorsneed ze het landschap.
Haar „promotie" tot grote rivier
kreeg ze rond het jaar 800. Rond die
tijd verzandde de Rijnmond en
werd afgedamd. De Lek, die een zij
rivier van de Rijn is, kreeg nu veel
grotere hoeveelheden Rijnwater te
verwerken, dan voor de afdamming
het geval was. Haar stroomsnelheid
nam toe. Dit wijzigde haar loop in
grijpend. Door het uitschuren van
de buitenbochten werden de groot
ste kronkels verwijderd. Het aldus
verkregen materiaal werd weer af
gezet in de binnenbochten. Deze af
zettingen kennen we nog als uiter
waarden.
Nooit was voorspelbaar welke weg
het water zou kiezen. Dit duurde tot
het ogenblik dat ze binnen haar oe
vers gehouden werd door dijken en
de Lek haar definitieve loop kreeg.
Helemaal juist is dit niet, want tij
dens dijkdoorbraken en overstro
mingen heeft de rivier telkens, al
was het in geringe mate, haar loop
gecorrigeerd. De naam is zeer waar
schijnlijk afkomstig van bet woord
Jak" of „Lake" dat grens betekent
Een zeer aannemelijke verklaring
gezien het feit dat de Lek vroeger
de natuurlijke grens vormde met
het woongebied van de Friezen.
Nog steeds zijn er in het landschap
van de Krimpenerwaard overblijf
selen te vinden die ons herinneren
aan dat verre verleden. De afzettin
gen die volgden op de overstromin
gen waren het dikst vlak langs de
rivieren en namen af naarmate het
water verder kwam. Zo is er langs
de rivieren een dikke laag klei te
vinden die, naar het centrum toe,
afneemt In het midden is dan ook
alleen maar veen te vinden. Ook de
oude rivierduinen zijn nog te vin
den. Grondboringen hebben aange
toond dat er her en der verspreid
zandruggen door het polderland lo
pen. De hoogste toppen ervan vor
men vaak deuken in de kleibedek-
king terwijl ze er soms triomfante
lijk doorheen steken. Deze rivier-
duinen die aan de opervlakte ko
men zijn bekend onder de naam
donken. De Ned. Herv. Kerk te
Bergambacht ligt bv. op zo'n donk,
terwijl ook het helaas verdwenen
kasteel, dat enkele honderden me
ters ten zuiden van de kerk gestaan
heeft op een donk werd gebouwd.
Het bouwen en wonen op zo'n donk
bad grote voordelen boven het om
ringende land. De ondergrond was
stevig en het waren prachtige
vluchtheuvels als het water dreigde.
Het is dan ook begrijpelijk dat de
eerste bewoners die het waardenge-
bied bevolkten zich op de donken
vestigden.
In de Alblasserwaard zijn nederzet-
tïngsresten gevonden die dateerden
uit de Bronstijd tussen 1800 - 1000
iaar voor Christus. Voor zover be
kend is de Krimpenerwaard pas be
woond in de 6e of 7e eeuw na Chris
tus. Enkele vondsteh duiden op een
.oudere bewoning maar met zeker
heid is er niets te zeggen. Zo werd
ooit een Romeinse munt in Schoon
hoven gevonden. Maar dat was ook
het enige dat op de aanwezigheid
van de Romeinen duidde, zodat we
daar geen conclusie aan mogen ver
binden, want het réuntstuk kan wel
door een handelaar verloren zijn die
veel contact met de Romeinen had
Wie zal het. zeggen? De eerste waar
dbewoners zijn dus omstreeks de 6e
7e eeuw gearriveerd. Ze vestigden
zich op de donken langs de rivieren
omdat die de meeste veiligheid bo
den. Deze pioniers stonden nog zeer
dicht bij de natuur; ze leefden van
de visserij en jacht. Dat er in deze
«'-NKV»
■•W
i:;..
•Zo moet de Krimpenerwaard er in vroeger dagen hebben uitgezien, woest en onherbergzaam. De toenmalige ontginners hebben haar op de natuur moeten veroveren.
De ontwikkeling van
de Krimpenerwaard
beginfase op grote schaal landbouw
bedreven werd is uitgesloten.
Om samen sterker te zijn bouwde
men de woningen vaak in eikaars
buurt. Je weet nooit waar het goed
voor kon zijn. Aan vreemdelingen
uitleggen waar je woonde was een
moeizaam karwei, omdat er geen
dorpen met een naam bestonden.
Vaak diende een opvallend ken
merk in het landschap als hulpmid
del bij de oriëntatie. Veel dorpen
2ijn zn aan hun naam gekomen. Het
oudste dorp in de waard is, zoals al
gemeen wordt aangenomen, Have-
kesdrecht. Deze plaats, die nu Haa
strecht heet, wordt in 1079 voor het
eerst op papier vermeid. Dat in bo
vengenoemd jaar de naam al ge
noemd wordt, duidt er op dat het
dorp al een veel langere bewonings-
geschiedenis gehad heefL Tiental
len, zo niet honderden jaren duurde
het voor er, gerekend vanaf de
komst van de pioniers sprake was
van een gemeenschap, van een
plaats. Het is goed mogelijk dat an
dere, delen van de waard eerder be
woond werden, maar onopgemerkt
bleven.
Zowel in Haastrecht, Schoonhoven,
Bergambacht als in 't Beiersche
heeft vroeger een hofkamp gestaan:
•een woonplaats van de hofmeier.
Hofmeiers waren mensen die het
gezag uitoefenden in een gebied dan
aan grootgrondbezitter of geestelijk
heid toebehoorde. Betrekkelijk laat
in de waardgeschiedenis duikt de
naam Schoonhoven op. In het jaar
1234 kwam de naam voor in een
schrijven van de graaf van Holland,
Otto van Holland, die opdracht gaf
om een zware dijk te leggen tussen
Amerongen en Schoonhoven.
De eerste waard bewoner* die zich
op de landbouw wilden gaan toeleg
gen, hadden het niet makkelijk. Ze
moesten hun arbeid verrichten in
door Aat
Kasbergen
•De dijk-
verbeterings
plannen; die nu
worden
uitgevoerd zijn
een gevolg van
de waters
noodramp in
1953.
een woest en onvriendelijk gebied.
De Krimpenerwaard bestond uil,
om het in een paar woorden te zeg
gen: moeras, bos en water. Even een
zijsprongetje. Verschillende namen
herinneren ons nog aan deze toe
stand. De naam Berkenwoude
spreekt voor zich: de omgeving be
stond uit berkenbossen. Toen het
inwonersaantal steeg was er steeds
meer grond nodig. De oplossing lag
voor de hand, namelijk bossen
rooien. Ook dit woord rooien komt
nog in oude namen voor. Zo heette
het huidige buurtschap Beiersche
vroeger Beiers rode (rooien).
Ook langs het riviertje De Vlist la
gen streken die de herinnering aan
het rooien van de bossen levend
hielden namelijk 't Rot en 't Over-
roL Het laatste voorbeeld dat ik hier
noemen wil is het gebied tussen
Stolwijk en Bergambacht, dat vroe
ger het Nieuwe Woud werd ge
noemd. Een paadje dwars door de
bossen was de enige verbinding tus
sen die twee dorpen. De hoge wa
terstand van de Lek dwong de
Waardbewoners hun gebied in te
polderen. Aarden wallen werden
opgeworpen om de rivier te keren.
Van enige samenwerking was bijna
niets te bemerken. Ieder deed wat
hij nodig achtte voor zijn bedrijf.
Maar ook waard inwaarts werden
aardenwallen opgeworpen. In de
eerste plaats werden ze gemaakt om
het water te keren van de veenmoe
rassen. die meer in het centrum van
dc waard gelegen waren. Deze ka
den werden en worden nog vaak
tiendwegen genoemd (ze lagen ach
ter de tiendplichtige akkers). In de
tweede plaats werden ze aangelegd
•om te voorkomen dat buren het wa
ter in hun richting loosden.
De afwateringsmoeilijkheden, door
de hoge waterstand van de Lek, ge-
s.
brek aan samenwerking en de lo
zing van de centraal gelegen gebie
den, vormden de grootste proble
men in die tijd. De boeren die hun
land langs de IJsseldijk hadden,
troffen het beter. De lage water
stand in de IJssel verloste hen van
veel problemen. Tot plm. 1400 was
het land maar vier maanden per
jaar droog, van eind mei tot begin
september. Op de hooggelegen stuk-
ken land werd dan zomergraan
verbouwd, op de lagere gebieden
graasde het vee. Vaak was dit land
drassig, ook in de droge periode, zo
dat de dieren altijd in het vocht lie
pen. De gevolgen bleven dan vaak
niet uit: ziekte en dood. De boerde
rijen op donken op of zelf opgewor
pen hoogten, met daaromheen erg
brede sloten om toch maar verlost
te blijven van het altijd dreigende
water.
De uitvinding van de windwater
molen in de eerste helft van de I5e
eeuw bracht een aanzienlijke verbe
tering teweeg. Het land bleef langer
droog. Bij bemaling „blijft 't Land
droog tot in november, als er gema
len wordt in die Maerte". Om het
verschil tussen laaggelegen land en
hooggelegen rivier te overbruggen
groei men boezems waarin de mo
lens het water maalden. Deze boe
zems stonden door middel van een
sluis in verbinding met rivier. Bij
eb men slechts de sluizen te openen
om het water af te voeren. Onge
veer 400 jaar hebben de molens de
Krimpenerwaard droog gehouden,
Toen werd hun taak overgenomen
door de gemalen waar de eerste in
1803 te Ouderkerk aan de IJssel ge
opend werd.
Herhaalde malen gebeurde het dat
de aarde wallen het water niet kon
den keren en doorbraken, waarop
dan een overstroming volgde. In
heel het waarden gebied zijn ruim
125 jaartallen bekend waarin over
stromingen hebben plaatsgevonden.
De meest bekende en een van de
meest omvangrijke rampen had in
1421 plaats, de St. Elisabethsvloed.
Op twee plaatsen brak de dijk door
in de Krimpenerwaard bij Lekker-
kerk (eendenkooi de Bakkerswaal
heeft er zijn best aan te danken.) en
bij Krimpen aan de Lek. Lange tijd
stond de polder blank. Het herstel
schoot niet erg snel op omdat de
mensen er de middelen niet toe be
zaten. Daar naast werd Schoonho
ven enkele jaren na de vloed be
dreigd door Hertog Jan van Bra
bant, zodat de bewoners meerdere
zorgen aan hun hoofd hadden.
In 1422 greep graaf Jan van Beieren
in en verordende dat de Krimpe
nerwaard een gemene dijk zou heb
ben. Een dijk dus die overal even
hoog en brééd zou zijn zonder zwak
ken plekken erin. De dijk zou lo
pen: „beginnende tot Scoenhoven
die Lecke neder, voort om ter Ysel
toe ende die Ysel opwairt toten lan
de van Vlyet toe".
Een enorme stoot in de goede rich
ting gaf Jacoba van Beieren samen
met Philips van Bourgondië toen ze.
de Krimpenerwaard het bekende
Handvest gaven. Een college van
dijkgraaf en zeven heemraden werd
benoemd om toezicht te houden op
de dijken.
De mens had het nu bijna van het
water gewonnen. Overstromingen
bleven langer uit. De laatste over
stroming van de Krimpenerwaard
vond in 1760 plaats bij Éergstoep.
Bij die plaats was door het kruien
van het ijs een ijsdam ontstaan, die
zo'n druk op de dijken uitoefende
dat ze er tenslotte onder bezweken.
Maandenlang stond er ongeveer 2
meter water in de polder. Weer
bleek dat de dijken niet hoog en
sterk genoeg waren. De conclusie
werd getrokken en men sloeg weer
aan het werk.
Na deze verbeteringen is het niet
meer gebeurd dat de dijken het be
gaven. Momenteel worden de dijken
in de diverse waarden weer verbe
terd. Dit tengevolge van de ramp in
1953.
De Krimpenerwaard heeft verschil
lende eigenaars gekend. Tot 944 was
het eigendom van de Graaf van
Holland. In het genoemde jaar
schonk de vorst het gebied aan de
Stichtse (Utrechtse) kerken St
Maarten en St Marie. Weer later
hadden verschillende adelijke figu
ren er hun heerlijkheden. Veel
waarde had het gebied in het begin
niet Wat zou zo'n eigenaar met een
stuk bos. moeras en water moeten
doen? Van groter betekenis werd
het toen er zich meer en meer men
sen vestigden.
Om meer land te winnen gaf de ei
genaar aan groepen belangstellen
den vergunning om een stuk land te
ontginnen. Dit werd een „cope" ge
noemd. In de meeste gevallen was
precies omschreven hoe groot het te
ontginnen gebied was. Er werd ge
streefd naar een oppervlakte van 16
morgen (1 morgen is 0,85185 ha). De
stukken waren ruim 100 m. breed
en ruim 1200 m. lang. Deze afstand
van 12130 - 1250 m. is regelmatig in
de polder terug te vinden, bijvoor
beeld in Bergambacht (tussen Ka-
dijk en Kerkweg) en in Lekkerkerk
(tussen Lek en Oude Wetering).
De waard is vanuit de rivieren ont
gonnen. Loodrecht op de rivier
groef men sloten, die bij eb een goe
de afwatering moesten waarborgen.
Of men groef een brede wetering
(bijvoorbeeld Loet) die het overtolli
ge water moest opvangen. Tegen de
dijk aan zetten de pioniers hun
boerderijen en ontworstelden naar
het centrum toe bruikbaar land aan
de wildernis. Van geslacht op ge
slacht trok men verder op. Rond
1400 was nog ongeveer 4Q% van de
Krimpener waard wildernis, terwijl
de laatste herinneringen aan dit,
ons onwerkelijk voorkomende,
landschap aan het eind van de acht
tiende eeuw verdwenen. En het
landschap zijn „defenitieve" vorm
kreeg. Definitief tussen aanhalings
tekens, want, is het in minder in
grijpender mate, het poldergezicht
wordt nog steeds aangepast door o.a.
dempen van sloten en ruilverkave
lingen.
f