KIR
A
m
r.
WmBÊÊSm^mr
Fauna-
beheerder
Leo van
der Voort
kan ineens
voor je
neus staan
-
Wmmsmmi
R vrijdag
R 1 m«l 1S81
Ma VD/SC/WW
Aan het eind van de
Broek weg schieten we het
erf op van iemand die woont
en leeft als een soort
kluizenaar. Een stuk of vier
zwart-wit gevlekte
boerderijhondjes komen ons
blaffend tegemoet.
Ineens verschijnt daar vanuit
een stal die markante figuur
sjouwend achter een
kruiwagen vol met mest en
hooi. Een man die woont als
'God in Frankrijk' aan het
uiterste puntje van de
Noord-Aaplas: Jaap van der
Velden.
Je moet hem kennen. Hij
heeft een aparte stijl. Zijn
onthaal in plat Zo etermeers:
Verdoemme jongens, ga je
weg. Mot war ken. Geen tijd.
Tijd kos nie weinig. Ut kos
allumaal nie weinig..."
Een waanzinnige schaterlach
volgt. Een paar minuten
later zitten we bij hem aan
de koffie. Hebben bovendien
een riant uitzicht over de
plas. Het begin van een dagje
op stap met gemeentelijk
fauna beheerder Leo van der
Voort-
Zoetermeer „De plas van
Wiegel, schei uit. Het mooiste
waterwingebied van heel
Zuid-Holland is een
schietfabriek geworden Ik
heb er een tijdje geleden nog
eens staan luisteren naar de
schoten die er vallen. Zeker
wel twintig in één minuut.
Neen, het is een aanfluiting
wat daar gebeurt, 't Is geen
rustoord meer. Die plas wordt
leeggeschoten...."
Leo van der Voort (46), de
faunabeheerder van de
gemeente Zoetermeer kan het
maar moeilijk verkroppen wat
er allemaal gebeurt daar ten
noorden van zijn favoriete
gebied: de Noord-Aa. Het gaat
om het gebied dat beter
'bekend staat als het
eenden reservaat van Piet
Wiegel. Hij is daar meer dan
vijftien jaar jachtopziener
geweest.
Geweest, want sinds een jaar werkt
hij al weer in dienst van de ge
meente. ..Een prima alternatief die
baan", vindt hij, want, „een fauna-
beheerder is zo n beetje een moder
ne jachtopziener..."
Het is even stil in huize Van der
Velden aan de Noord-Aaplas. Van
der Voort speurt ondertussen met
een kijker over de Noord-Aaplas.
„D'r zitten weer Bonte Pieten op
het strand", roept hij dan ineens uit.
„En kijk, daar gaan weer een stel
futen. Wist je dat hier ook hagelzak-
jes voorkomen?" Hagelzakjes? „Zo
noemen we in deze streek de do-
daarsjes..."
Dat tussendoortje neemt niet weg
dat Van der Voort nog steeds ver
bitterd is over het gejaag in het Rus
toord van nu, ook al omdat hij er
niets tegen kan doen: „Het is parti-
- culier terrein. Je moet kunnen aan
tonen dat er sprake is van overbeja-
ging. Laat ik je dit zeggen: er wordt
daar gejaagd door mensen die het
niet 20 nauw nemen met de jacht
wet. Toen ik daar nog werkte
broedde er nog van alles. Rans- en
bosuilen, wouwapies, ijsvogeltjes,
dodaarsen, roerdompen, allerlei
soorten eenden...En nu, ach ik heb
mijn grote twijfels. Alles gaat naar
de poelier..."
Leo is zoals hijzelf zegt 'één met de
natuur'. "Komt regelrecht uit een fa
milie van jachtopzieners, want ook
zijn vader en overgrootvader heb
ben zich als zodanig aan de wereld
van flora en fauna overgegeven.
Wat hij zoal doet als gemeentelijk
faunabeheerder? Het is niet in twee
■woorden te omschrijven. Als onbe
zoldigd politie-ambtenaar geeft hij
zijn ogen dag en nacht de kost in de
'Een leek ziet nog geen
derde van wat ik zie...
Zoetermeerse recreatiegebieden.
Vervoert zich meestal per fiets.
Vrijwel altijd m lange loden jagers-
jas gestoken, helemaal in het groen
gekleed met officiële pet op het
hoofd. Hij controleert, neemt waar,
deelt zo links en rechts een waar
schuwing uit en constateert veel.
Dat de Zoetermeerse recreatiegebie
den meer te bieden hebben dan me
nigeen durft te vermoeden bijvoor
beeld....
Preventief
„Ik kom overal eventjes. Laat mijn
gezicht zien. Ik zorg ervoor dat de
mensen me kennen. Ben dus regel
matig op onregelmatige lijden aan
wezig op plekjes waar dingen kun
nen gebeurenStropen bijvoorbeeld.
Of vissen zonder papieren. Of op
plaatsen waar honden niet los mo
gen lopen, waar paarden door het
gras galopperen, waar een boer te
vroeg maait."
Leo is een echt buitenmens. Heeft
scherpe ogen als die van een roof
vogel. Ga je een dagje met hem op
pad dan moet je zijn opmerking rui
terlijk toegeven: „Een leek ziet nog
geen derde van wat ik zie...".
Zoals bijvoorbeeld in het wilgenbos
langs de Broekweg. „Kijk", zegt Leo
wijzend op een groepje in een cirkel
groeiende wilgen takken. „Da's een
fazantenval. Iemand heeft hier het
voornemen gehad om een klem te
zetten. Een poosje terug lagen er
hele maïskorrels m. Ik gebruik hal
ve. Die ben ik vóór geweest. Heeft
me waarschijnlijk een keer gezien
en heeft toen het plan uit 2ijn hoofd
gezet. Ik verzeker je dat dat geen
stommerd geweest is. Die weet er
echt wat van
„Echte stropers zijn vaklui. Die we
ten ook wat er te koop is. Die ko
men als een dief in de nacht. Maar
de jongeren, neen. Die kopen een
buks en schieten maar raak. Dat
zijn knoeiers, avonturiers."
Het stropen begint even voordat het
jachtseizoen is geopend. „Als de ja
gers geweest zijn is de room. eraf
voor een stroper. Dus die begint
eerder. Een week voor kerst en een'
week voor het jachtseizoen in okto
ber", zegt Leo.
Nulpunt
Volgens Leo is het stropen in zijn
gebied sinds zijn komst tot bijna tot
het nulpunt gedaald. „Van de oude
re garde zie je nog maar zelden wat_
Laat ik het zo zeggen: ik mis geen
wild. Kijk, dat komt louter en al
leen door je aanwezigheid. Dat
werkt preventief."
Waarmee echter niet is gezegd dat
er nooit meer een vuiltje aan de
lucht is. Waakzaamheid blijft gebo
den. Dit jaar zijn er een stuk of vijf
stropers gepakt. De meesten werken
met lichtbakken.
.Laatst zag ik hier een luxe autootje
rijden. Verschijnt ineens de loop
van een buks uit het raam. Die vent
wilde een paar fazanten schieten.
Moest gelukkig eerst zijn wagen
draaien dus die fazanten waren al
weg. Maar het had anders af kun
nen lopen. Zeker toen. Want dan
zijn de hanen druk in de weer met
het vrouwvolk. Vechten erom. Ze
vechten tot het bloed uit hun kop
pen vloeit. Zien niets meer en zijn
dus ook een makkelijke prooi. Stel
je voor dat zc-'n prutsertje een haan
of hen schiet. Hoeft-ie niet meteen
dood te zijn, maar dan loopt zo'n
beest weken lang te schreeuwen,
omdat er nog een paar kogeltjes in
zijn bast zitten. Is dus helemaal uit
zijn gewone doen en moet het
meestal uiteindelijk toch nog met de
dood bekopen. Dat heet dan sport..."
Dit jaar zijn er zo'n vijf processen-
verbaal opgemaakt tegen stropers.
Prielengebied
Na eerst de schapen van de school
tuinen achter Jaap's boerderij te
hebben gevoederd (die gaan 's zo
mers weer terug naar de schooltui
nen), lopen we richting Prielenge
bied. Een moerassig wilgenbos. De
waterstand wordt daar nauwlettend
in de gaten gehouden en bij tijd en
wijlen ook gecorrigeerd met een
voudige hulpmiddelen. Er vliegen
een stuk of twaalf zwanen over,
luid zoevend met hun sierlijke vleu
gels en de lange nek statig vooruit.
Van der Voort reageert alèrt: „Zwa
nen, da's een ramp voor je grasland.
Ze vreten niet alleen het grasland
aan, maar bevuilen ook nog eens de
hele boel. Koeien grazen er een jaar
erna nog niet"
Staande voor de lage Geerpolder
wijst Van der Voort op een koeie-
bosje. Een stuk of wat bomen bïjel-
kaar middenin het polderlandschap.
„Op zulke plaatsen begroeven de
boeren hun besmet vee. Mond- en
klauwzeergevallen bijvoorbeeld. Ais
ie daar gaat graven vind je geheid
botten."
Er bestaan plannen om de Geerpol
der in navolging van de Noord-
Aaplas uit te baggeren. Voor de
zandwinnning. Hoewel er over de
plannen nog lang geen beslissing is
genomen, ligt in één van de uithoe
ken van de plas (vóór Jaaps boerde
rij) de zandzuiger al klaar. Klaar om
door te steken naar het Polderge
bied.
Witte Hermelijn
„Ik heb pas nog een witte hermelijn
gezien hier. Da's tamelijk zeldzaam
in dit gebied. Die had het aan de
stok met een stuk of tien van die
eksters. Je had het moeten zien.
Prachtig. En schreeuwen die ek
sters. -Wat zaten die dat beest te sar-
door Anton
Stig
foto's: Theo
BÖhmers
'Kluizenaar'
Jaap van der
Velden: „Die
honden benne
schooiers. Ze
kenne beter
elere gare in
de polder dan
wij
bljmekare..."
De
Geerpolder, in
de toekomst
misschien een
tweede
Noord-Aa,
ren. Die hermelijn had zeker net
een muisje te pakken..."
Volgens Leo komt Zoetermeer er in
zijn algemeenheid lang niet bekaaid
af met zijn natuurgebieden. Sterker
nog, het mag zich op de borst klop
pen. En dan te bedenken dat som
mige gebieden nog in ontwikkeling
zijn, zoals bijvoorbeeld het Wester
park.
Je komt haast papier tekort om alle
dieren te vermelden die al zijn
waargenomen in de groengebieden
van de plaats die in de ogen van ve
len slechts bekend staat als 'beton
nen slaapstad'. Zo zijn er bijvoor
beeld tamelijk veel kluten gesigna
leerd in het Westeipark, maar ook
in het Noord-Aagebied. Normaal ge
sproken zijn deze dieren hoofdzake
lijk in de Noordoostpolders te vin
den.
Er komen ook roofvogels voor:
sperwers, buizerds, een aantal uilen
en torenvalken. Er worden ook
weieens kiekendieven gesignaleerd.
Een greep uit de vogels die zijn op
geschreven in het 'waameem-boek-
je' van Van der Voort: putters,
groenlingen, kepen, koperwieken,
goudhaantjes, heggemussen, dodaar
sen, berg-, tafel- en kuifeenden, fi-
tussen, kramsvogels, rietgorsen,
smienten, grote zaagbekkeo, pijl
staarten, rans en bosuilen, patrijzen,
kortom teveel om op te noemen.
Verder 'stikt' het in Zoetermeer van
de hazen en konijnen. Er worden
ook regelmatig wezels (hoewel sterk
gereduceerd), veld- en bosspitsmui-
zen, bruine- en woelratten, egels en
bunzings gesignaleerd. „Ik heb van
het jaar nog een stel broeiende
kwartels in het Van Tuyllpark ge
zien", zegt van der Voort niet zon
der de nodige trots. En meteen daar
achteraan: „Ik signaleerde dit jaar
ook sinds 1970 een boomkruiper.r."
De faunabeheerder heeft tot tdak
om 'regelend' op te treden als zich
nadelige verschuivingen voordoen
in de Zoetermeerse natuur. Bijvoor
beeld als een ekster te veel in op
mars is of als schadelijke paddes-
toellen een bos dreigen aan te tas
ten- Omdat de muskusrat nog steeds
in opmars is, houdt Van der Voort
ook nauwlettend in de gaten of deze
Zoetermeer al hebben bereikt. Want
ze zijn vrij recentelijk nog waarge
nomen in Noordwijkerhout, Woer*
den en ook in de Loete van Hazers-
woude. „Maar hier heb ik die wa
terkonijnen nog niet gesignaleerd.
En denk erom dat ik daar op let..."
Van der Voort zegt zijn draai te
hebben gevonden. Ook al werkt hij
in tegenstelling tot vroeger veel
meer onder de mensen, de recrean
ten. „Dat went ook wel, je moet ge
ven en nemen", zegt hij filosofisch.
In zijn ogen biedt de groeistad, hoe
wel nog steeds in opmars nog im
mer perspectieven voor de fauna.
Het Westerpark is daar een spre
kend voorbeeld van. „Maar helpt de
mens een beetje mee, is er dat beetje
begrip? Als het moet heb je met ie
dereen binnen een mum van tijd
ruzie. Het is een beetje schipperen.
Een kwestie ook van de mensen
aankijken."
„Weet je wat het gekke is, eigenlijk
vindt niemand zichzelf fout. Ze
hebben altijd wel een smoes. In het
begin kwam ik handen tekort om te
mensen op hun fouten te wijzen.
Tegenwoordig gaat het erg goed.
Vroeger deden ze maar, er werd
toch niets van gezegd. Nu weet men
dat er een 'boswachter' is. Neen,
niet eentje die op vaste tijden komt.
Een boswachter die ineens voor je
neus kan staan...