[EXTRA
n
COMMENTAAR
wmmm
Kritiek op
beleidsnota
was niet juist'
Schoolleiders vol kritie
op beleidsnota Po§
Mooi ding
Wethouder Posthoorn en de schaduwzijde van openbaarheid
life
woensdag
6 mei 1981
VD/SC/WW
Wethouder Herman
Posthoorn was boos
tijdens de vergadering
van de
onderwijscommissie op 11
maart. In de Schiedamse
Courant stond die dag
een artikel waar hij
allerminst tevreden mee
was. Hoofdonderwijzers,
kleuterleidsters en
directeuren van scholen
hadden een hele lijst
opgesteld met kritiek op
de beleidsnota voor het
basisonderwijs van
Herman Posthoorn. En
die kritiek stond in het
artikeltje opgesomd.
Zonder commentaar van
de krant en ook zonder
commentaar van de
wethouder, want die was
op de dag dat het artikel
werd geschreven
onbereikbaar.
Het gekke daarbij is dat in de be
leidsnota wordt gepleit voor een
grotere invloed van de ouders op
de scholen. In de nota staat ook
dat de ouders dan meer informa
tie over het onderwijs moeten
hebben. Komt er in de krant een
artikel met'kritiek op het onder
wijsbeleid, dan wordt dat echter
weer allerminst in dank afgeno
men. Erg duidelijk is dat allemaal
niet. Wil Posthoorn nu wel of niet
meer invloed van ouders en is hij
nu wel of niet voorstander van o-
penheid? Onze krant vond het tijd
voor een gesprek met de wethou
der. Het artikel in de krant van 11
maart wordt in het interview als
voorbeeld gebruikt
Onderwijsconsulent Lex Tigges
heeft tijdens een vergadering van
de schoolraad gezegd dat open
baarheid over het onderwijs zijn
schaduwkanten heeft. Hoe zit dat?
Posthoorn: „Dat klopt. Openbaar
heid heeft 2ijn schaduwkanten.
Een gevaar is dat de mening van
een enkeling teveel aandacht
krijgt. De discussie wordt gevoerd
door een tiental scholen, maar als
daarvan een iemand zegt: het is
een rotstuk; dan kan geciteerd
worden dat het een rotstuk is.
Toch heb je dan maar één mening
van de zeshonderd betrokkenen.
Aan de andere kant is het juist
goed om de discussie over het on
derwijs aan te zwengelen en dat
kan door het het in de openbaar
heid te brengen.
Posthoorn: „Het probleem is dat
we praten over het openbaar on
derwijs. We hebben het over wat
we gaan doen en dat doen we in
de volstrekte openbaarheid. Dit in
tegenstelling tot het bijzonder on
derwijs, want daar hoor je nooit
hoe dat nou precies gaat. En als er
dan stukjes in de krant komen
van 'het gaat niet goed; er worden
fouten gemaakt', dan is dat een
stukje anti-reclame voor het open
baar onderwijs."
Angst
De wethouder doelt op de angst
dat de ouders de kinderen naar
het bijzonder onderwijs sturen,
omdat daarover geen negatieve
zaken in de kranten komen?
Posthoorn: „Ja, nou... ik vind dat
wel erg zwart-wil gesteld. Maar
het betekent wel dat ouders nega
tieve zaken lezen over het open
baar pnderwijs, terwijL het in de
praktijk best weieens beter zou
kunnen zijn dan de indruk die ze
krijgen."
Een voorbeeldje: er kwam op 11
maart een brief van de school
hoofden in de krant waarin nogal
wat kritiek op de beleidsnota
stond. Het gaf problemen dat dat
in de krant kwam.
Posthoorn: „Dat is juist. Maar zie
jij het al gebeuren dat bijvoor
beeld in de dienst gemeentewer
ken werknemers via de krant hun
kritiek uiten op het beleid dat
daar ontwikkeld wordt?"
Er bestaat natuurlijk een duidelijk
verschil tussen het openbaar on
derwijs, waar allerlei ouders bij
betrokken zijn en de dienst ge
meentewerken.
Posthoorn: „Dat verschil zal er
wel zijn, maar ik heb geen zin via
de krant een discussie met ge
meenteambtenaren te hebben. En
eigenlijk mag dat nog wel, maar
dan pas wanneer wij de gelegen
heid hebben gehad te reageren.
De schoolleiders schrijven nu een
brief; ze sturen die èn naar de
krant èn naar ons toe: We hebben
geen enkele kans om er vooraf op
in te haken."
Rond het museum komen toch
ook zaken in de openbaarheid?
5. a 1-
->#>{' i JA s'A
■;Y;^ r>;: -1
V
Openbaarheid is wel leuk, maar het heeft ook zo zijn schaduwkanten, vindt onderwijswethouder Herman Posthoorn.
'We hebben elkaar voor
vis
Posthoorn: „Maar dan zijn het pfi-
vé-personen die kritiek leveren
én geen gemeenteambtenaren."
Vind je dat zaken rond het onder
wijs niet in de krant mogen, voor
dat ze intern zijn besproken?
Posthoorn: „Als we alle proble
men die we hebben éérst via de
krant met elkaar uitwisselen, dan
kunnen we er dagwerk van ma
ken denk ik."
Ouders
Posthoorn voelt er weinig voor
dat ambtenaren op eigen houtje
naar buiten treden. Dat is duide
lijk. Maar hoe zit het met de ou
ders van de kinderen? Die zijn
niet in dienst van de gemeente,
zoals de onderwijskrachten. Bo
vendien pleit de beleidsnota voor
het basisonderwijs voor meer in
vloed van die ouders op het on
derwijs. En zullen ouders, voordat
ze meer invloed kunnen uitoefe
nen meer moeten weten over wat
er in het onderwijs speelt. Juist
daarom moet zo'n discussie in de
openbaarheid, zou je zeggen.
Posthoorn gaat daar maar gedeel
telijk in mee. Hij ziet wel degelijk
nadelen als ouders alle menings
verschillen in de krant terugvin
den. Is bang dat er een scheef
beeld ontstaat. Hij probeert dat
duidelijk te maken met een voor
beeld. Daarmee dwalen we welis
waar even af, maar het maakt
goed duidelijk hoe de wethouder
over openbaarheid denkt.
Posthoorn: „Laten we het stuk
van de schoolleiders in jullie
krant van 11 maart, waarin .de
hoofden kritiek leveren op de be
leidsnota, als voorbeeld nemen. In
de kop staat „spreidingsgedachte
is in tegenstelling tot de vrijheid
van schoolkeuze". Daar staan
twee onjuistheden in. En dan is
door
Richard Stomp
Het
gewraakte
artikel Jn onze
krant van 11
maart.
het natuurlijk niet goed als zoiets
in de krant komt" (spreidingsge
dachte is het spreiden van buiten
landse kinderen over verschillen
de scholen, red).
Wat is er dan niet juist?
Posthoorn: „Allereerst hebben wij
niet gezegd dat wij de spreidïngs-
gedachte willen. Wij hebben het
duidelijk heel anders omschreven
in de beleidsnota. En ten tweede:
met de spreidingsgedachte wordt
bedoeld: de stad opdelen In aantal
grenzen en zeggen 'iedereen die
woont binnen die grens gaat naar
de school die ook binnen die grens
staat.' Dat is de gedachte achter de
spreidingsgedachte en dat heeft
niks met de vrijheid van school
keuze te maken. De vrijheid van
schoolkeuze is of je kiest tussen
het bijzonder onderwijs en het o-
penbaar onderwijs."
Het is toch ook: kiezen voor één
bepaalde school, ik denk dat de
onderwijskrachten dat bedoelen.
Er staat in de nota dat sturend
kan worden opgetreden door de
overheid.
Posthoorn: „Maar in de nota staat
wel dat het moet gebeuren in goed
overleg met de ouders. Het is niet
zo dat wij zeggen: moet je eens
luisteren, je gaat hier naartoe of je
gaat daarnaartoe. Het is natuurlijk
ook belangrijk dat de ouders zelf
onderschrijven dat dat het zo
moet gaan. Het is geen opleggen.
Sturend optreden betekent- en dat
staat er ook- dat je in goed overleg
met ouders iets aan die spreiding
gaat doen."
Concreet
Hoe moet ik dat concreet gaan
zien in de toekomst? Stel: er zitten
op een school erg veel buitenland
se leerlingen en op een andere
school niet.
Posthoorn: „Nou, dan gaan we
met de ouders van die buitenland
se leerlingen praten. Dan zeggen
we: moet je eens luisteren; dit zijn
de nadelen van deze situatie; je
kan dat verbeteren door het zo en
zo te doen. Wij zouden graag wil
len dat jullie die kinderen niet
hier naar school brengen, maar
daar."
Wat zijn die nadelen als veel bui
tenlandse kinderen op een school
zitten?
Posthoorn: „Dat zijn dingen die
door een aantal buitenlanders
sterk gevoeld worden. Namelijk
dat de sociale contacten buitenlan
ders-Nederlanders volstrekt niet
meer ter sprake komen. Tachtig
procent buitenlandse leerlingen
op school, verdeeld over vier of
vijf nationaliteiten: dan is het so
ciale contact op zo'n school nul ge
worden. Dat bestaat dan alleen
nog tussen nationaliteiten onder
ling."
Overleg met die ouders, als zoiets
nou niets zou opleveren?
Posthoorn: „Het heeft mij in Oost
verrast dat een groot aantal bui
tenlanders wel degelijk bewust is
dat daardoor een goede oplossing
valt te vinden."
Wordt een spreiding nooit dwin
gend opgelegd? Wat gebeurt er als
een ouder niet wil? of als geen
van de ouders het wil?
Posthoorn: „Dan maar niet, maar
wij zijn niet van plan schoolgren-
zen in te stellen. Dat wordt ge
daan hoor, er zijn gemeenten die
grenzen trekken tussen twee wij
ken en zeggen leerlingen in die
wijk daar naartoe en in die wijk
daar."
Laten we even in het midden la
ten of die schoolhoofden met hun
kritiek inderdaad ongelijk heb
ben. Het is toch goed als ouders
een discussie over het onderwijs
in de krant kunnen volgen?
Posthoorn: „Dat is waar; op zich
ben ik ook niet tegen die open
baarheid. Maar wat jullie gedaan
hebben is de brief overgenomen
zonder enig commentaar: niet van
jullie zelf en niet van de onze
kant
Met de bereikbaarheid van de
wethouders ligt het moeilijk, het
is wel geprobeerd, maar helaas
niet gelukt. Maar wat is nu eigen
lijk de schade als dit buiten komt.
Ouders krijgen een slechte indruk
van de school?
Kop
Posthoorn: „Wat dacht je van die
kop? Spreiding buitenlanders tast
vrije schoolkeuze aan"
Het is een citaat uit de brief van
de schoolleiders.
„Ik ben het met het citaat uit de
brief al niet eens: laat staan dat ik
het als krantenkop zou willen
zien. Dit is puur uit de visie van
leerkrachten in de krant. Je moet
begrijpen dat er een driehoek is
tussen ouders, bevoegd gezag en
leerkrachten."
Het is toch het belang van de ou
ders om de discussie te kunnen
volgen?
Posthoorn: „Op zich is dat waar."
En het is toch belangrijk dat die
ouders ook kennis kunnen nemen
van de bezwaren die schoolhoof
den hebben, bijvoorbeeld op punt
van die spreiding van buitenland
se leerlingen? Als die schoolhoof
den dat vinden, dan is dat een
mening die ergens vandaan komt
en het is een goede zaak als ou
ders daar kennis van nemen.
Posthoorn: „Ja, maar wat die
schoolleiders schrijven is niet juist
natuurlijk."
Dat kan dan in dit interview dui
delijk naar voren komen. Toch
lijkt hel mij een verbetering van
de kwaliteit van de school als je
juist over dit soort zaken discus
sieert.
Posthoorn: „Dat is ook wel zo,
maar dan moetje ook echt discus
siëren en dan is het maken van
een krantenartikel op zich na
tuurlijk nog geen discussie."
Die week je natuurlijk wel los. Er
Is bijvoorbeeld bijna geen ouder
die de beleidsnota heeft kunnen
lezen door het vele vakjargon dat
erin staat
Posthoorn: „Ik denk dat dat best
wel meevalt"
Je kunt ouders toch bij de discus
sie betrekken door alles in de
krant te publiceren. Bijvoorbeeld
met de beleidsnota: alle geluiden
publiceren. Daardoor kun je een
leuke discussie op gang brengen.
Ik geloof dat dat deels al gebeurd
is. Een goed voorbeeld is ook de
kwestie rond de peuterspeelzalen:
in de schoolraad werd opgemerkt
dat er een nieuwe schoolstrijd ont
stond. Daarna is er een interview
met de voorzitter van de vereni
ging voor christelijk onderwijs, de
heer Snoep, in onze krant ge
plaatst. Dat heeft de discussie aan
gezwengeld.
Posthoorn: „De schoolstrijd is toen
nog harder gaan lopen: dat is er
gebeurd. Op de overlegve- gade-
ring met het bijzonder onderwijs
is het zelfs erg hard toegegaan."
Rotte vis
Wat is daar als resultaat uitgeko
men?
Posthoorn: Weinig, omdat wij
als openbaar onderwijs weinig te
zeggen hebben over die peuter
speelzalen. Dat is een welzijns-
stukje. We hebben wel wat te zeg
gen over de manier waarop wij
met elkaar omgaan in het onder
wijs. En als je de krantenknipsels
naast elkaar legt dan zijn we na
tuurlijk wel bezig geweest elkaar
voor rotte vis uit te maken."
Dat heeft als voordeel dat de
standpunten van beide kanten nu
wel duidelijk zijn.
Posthoorn: „Ja, maar dat hoeft
natuurlijk niet gepaard te gaan
met persoonlijke argumenten"
Ook de bijeenkomst, die over de
peuterspeelzalen is belegd naar
aanleiding van de felle discussie
zijn allerlei dingen uitgesproken,
dat is toch goed voor die open
baarheid?
Posthoorn: „Ja, op zich wel. 't is
natuurlijk de vraag of je er iets
mee opschiet, maar het is op zich
wel goed."
Er moeten op een gegeven mo
ment uitspraken komen of iets
wel of niet op een bepaalde ma
nier moet worden gedaan, zoals
bijvoorbeeld het koppelen van
peuterspeelzalen aan scholen.
Posthoorn: „Ja, maar het is na
tuurlijk de vraag in hoeverre je
dat binnen wettelijke kaders zou
kunnen doen. Je kunt zeggen: het
is een verfoeilijke zaak, maar hoe
je het afstopt is een tweede
vraag,"
Is duidelijkheid niet te verkiezen
boven een constant sluimerende
schoolstrijd: ik denk niet dat het
door publicaties harder is gewor
den; alleen maar wat duidelijker
denk ik.
Posthoorn: „In de besturen is het
harder geworden; naar het pu
bliek toe waarschijnlijk wel dui
delijker, ja."
Geef eens in een paar woorden je
standpunt over openbaarheid.
Posthoorn: „Op zich is het terecht
dat onderwijs in tegenstelling tot
andere manieren van beleidsvoor
bereiding openbaar is. Dat die
deelnemers van de driehoek leer
krachten-bevoegd gezag-ouders in
openbaarheid praten, dat is best.
Maar het moeten discussies zijn
waar voors en tegens tegelijk op
tafel komen en niet een wat nega
tief beeld vanuit één hoek, zonder
maar enigszins de mogelijkheid is
gegeven om te zeggen: ja maar
wacht even: óf het is niet bedoeld,
óf het staat er niet."
Die mogelijkheid komt in een iets
later stadium. Het mooiste is wel
als het gelijktijdige in de krant
verschijnt, maar een wethouder
krijgt je nu eenmaal moeilijk aan
de telefoon voor een reactie.
Posthoorn: „Ons probleem is dat
we zes maanden tevoren vergade
ringen moeten vaststellen."
OPENBAARHEID IS EEN MOOI DING. Vreemd is het
echter als In een beleidsnota wordt gepleit voor meer invloed
op het onderwijs van ouders, als die ouders niet de kritiek
van onderwijzers in de krant mogen lezen. Nu houdt Post
hoorn dat laatste niet vol. Kritiek mag wel. vindt hij, maar die
mag niet afzonderlijk de krant in. Dat is negatieve reclame
voor het openbaar onderwijs, vooral als er geen kritiek op
het bijzonder onderwijs de krant In komt. Daar zijn twee din
gen op te zeggen. Ten eerste verschijnt de kritiek op het bij
zonder onderwijs wel degelijk In de krant. Ze Is met name in
de 'schoolstrijd', waarbij hst openbaar onderwijs kritiek le
verde op het bijzonder onderwijs ruim uitgemeten in de krant.
Even daarvoor, ter gelegenheid van het honderdjarige be
staan van de vereniging voor christelijk onderwijs, zette onze
krant de zaken in het christelijk onderwijs op een rijtje.
TEN TWEEDE: Je mag van de kritische krantenlezers die
zich in het onderwijs verdiepen wel degelijk verwachten dat
zij uitspraken van onderwijzend personeel als zodanig her
kennen en niet automatisch als de hoogste waarheid aanne
men. En juist voor die kritische krantenlezers die in de toe
komst mee moeten werken aan het onderwijs op de basis
school is het zaak zoveel mogelijk kennis te nemen van de
meningen die er in het onderwijs bestaan.
RS