EXTRA
Wmm.
ÉÉSIifilP
i.éï
ii®
■mmëÊk
r*.
tevs^-r;
£?Ssb^;£
-ft V
- \.J W
&ËSBmÊiiSs$&
V ?- -Xi
350 Vrijwilligers
Verarming
iS
mê^SmSÊm^mmÊÉÊi
„v jgagjteggslj& -tïit" s^spI
IPS
Meststoffen
Goudvinken
Vrijwilligers
onderzochten
gebied tussen
Zeeland en
Noordzeekanaal
1
donderdag
12 november 19B1
VD/SC/WW
|MSgHNgK$S
>j*
in het
gevarieerde
landschap
langs de Vllst
komen veel
vogels tot
broeden, (toto:
Jan van der
Straaten).
Blnnenduin-
bossen, zoals
De Bremhof bi]
Monster,
kunnen vaak
bogen op een
rijke
broedvogel-
bevo!klng.(foto:
Jan van der
Straaten).
j»*
epf;": S"
i
ja**? 5$. i"
Öfe^Sgp VT-V
söfeftedêaadrSW?!!
:V> «.VR,^
£r' K':>
Meer broedvogels,
maar minder soorten
Hoewel de mens met nauwelijks aflatende inzet blijft sleutelen
aan zijn omgeving, lijkt de vogelstand daar niet onder te lijden-
Grote aantallen vogels verlevendigen het beeld van polder en
stad, mussen ontbreken vrijwel nergens, de spreeuw neemt als
maar toe en kustvogels als meeuwen verspreidden zich over het
hele Land. Waar we ook kijken, een vogelloze plek is nauwelijks
te vinden.
Op grond van vrij harde gegevens
kan drs. Jan van der Straaten uit
Tilburg die indruk grotendeels be
vestigen. "Ondanks de achteruit
gang van het landschap, broeden er
meer vogels dan ooit in West-Ne
derland". zegt hij. In de afgelopen
tien jaar fungeerde Van der Straat
en als coördinator van van een
grootscheeps onderzoek, dat alle vo
gels in West-Nederland in kaart
moest brengen. Onder de titel
'Randstad en Broedvogels' ver
schijnt dezer dagen hel resultaat
van de studie in de vorm van een
lijvig maar leesbaar boekwerk.
De totstandkoming van het boek
mag op z'n minst bijzonder worden
genoemd. De gegevens werden na
melijk bijeengebracht door ruim 350
vogelkenners, die in hun vrije tijd
grotendeels voor dag en dauw
bijna elke plek tussen Zeeland en
het Noordzeekanaal onderzochten,
een grotendeels verstedelijkt gebied
van ruim drieduizend vierkante ki
lometer, In een periode van vijfjaar
namen ze een lappendeken van
maar liefst 558 grote en kleine ge
bieden onder de loep. Hoewel in bij
voorbeeld Noord-Holland en Mid
den-Nederland al eerder vergelijk
bare tellingen zijn uitgevoerd, mag
het project 'West-Nederland' door
zijn omvang als uniek worden be
schouwd. Van der Straaten: "Zelfs
in Engeland en Duitsland zijn geen
grootschalige tellingen als deze ge
houden".
In totaal werden ruim 900.000
broedparen, verdeeld over bijna 160
vogelsoorten, vastgesteld. Slechts
enkele soorten blijken echter het
leeuwendeel van het indrukwek
kende vogeltotaal te vormen. Want
ruim 300.000 paar huismussen, zo'n
115.000 paar spreeuwen, bijna 40.000
paar wilde eenden en minstens zo
veel paar merels hakken er behoor
lijk in. Houtduif en kokmeeuw met
elk ruim 20.000 broedparen en veld
leeuwerik met minstens 30.000 paar,
doen daar een flinke schep boven
op-
Tegen de grote massa van deze typi
sche cultuurvolgers steken de be
scheiden aantallen van veel meer
soorten schril af. Zijn winterkoning,
zanglijster en kievit nog goed voor
respectievelijk zo'n 20.000, 13.000 en
18.000 broedparen, tal van soorten
zitten daar ruimschoots onder. Zo
bedraagt het aantal vtnkenparen
niet meer dan 4.500, broeden in
West-Nederland niet meer dan 160
wielewalen en wordt over uilenpa
ren slechts in termen van 'honder
den' gesproken. Het bonte kemp
haantje blijkt de honderd amper te
halen en een rietbewoner als de
roerdomp is tot enkele tientallen
paren gereduceerd. Het aantal
nachtegalen dat de fameuze zang
concerten geeft, bedraagt minder
dan 1.400.
Ondanks het floreren va,s diverse
soorten, is er ook verarming. Een
flink deel van de schaars vertegen-
woordigde soorten blijkt namelijk in
aantal achteruit te gaan en enkele
verdwenen zelfs geheet Zo behoort
het beeld van de ooievaar op z'n
hoge nest tot het verleden en verliet
de geheimzinnige griel definitief het
duin. Van soorten als kwartelko-
ning —een vogel van vochtige hooi
landenen een duinbewoner als de
grauwe klauwier werden nog
slechts enkele paren geteld.
JHoewel de vogelaantallen stijgen,
neemt de variatie en spreiding van
de vogelstand duidelijk af. Te dis
cussiëren valt echter over de waar
de van deze verandering. Weegt het
verdwijnen van schaarse soorten op
tegen de toename van enkele toch
al talrijke soorten", zo kan je je af
vragen", zegt Jan van der Straaten.
Het al dan niet voorkomen van vo
gels hangt ten nauwste samen met
het landschap. Verandert dat, dan
heeft dat ook gevolgen voor de vo
gelstand. Het landschap is dan ook
het centrale element in het boek,
dat voor 31,75 via de boekhandel
verkrijgbaar is. „Onze avifauna is
de eerste die zo'n duidelijke relatie
legt tussen het landschap en het
economisch handelen van de mens
enerzijds en de vogels anderzijds",
benadrukt de coördinator.
Weidevogels
De Werkgroep Avifauna West-Ne
derland stelde onder meer vast dat
het met de weidevogels niet zo goed
gaat. De intensivering van de land
bouw is daar vooral debet aan. De
eisen van een steeds hogere produfc-
tie gaan duidelijk ten koste van de
graslandbewoners, die dc laatste ja
ren over de hele dan ook onrustba
rend afnamen. Minder muizen bete
kent ook minder uilen en het groot
scheeps schonen van rietslootjes en
overhoeken betekent verlies van
broedgelegenheid voor de rietvo-
gels.
De laatste categorie had trouwens
ook te lijden van de afsluiting van
de zeegaten. Het wegvallen van het
getij leidde tot verdroging en ver-
De zich
gemakkelijk
aanpassende
spreeuw neemt
nog steeds in
aantal
toe.(foto: Karet
Schot).
door Leen
Preesman
Verkeers-
knoop-punten
ais het
Klelnpolder-
plein bij
Rotterdam
droegen bij
aan de
verkleining van
het
woongebied
van een aantal
voge!s.{foto:
Jan van der
Straaten).
De ooievaar
verdween als
bVoedvogeJ In
West-
Nederland,
(foto: Karei
Schot).
ruiging van uitgestrekte rietvelden.
Veel vogels moesten tot hun schade
ervaren dat de aanleg van woonwij
ken en industriegebieden hun
woonareaal verkleinde.
In de duinen en langs de kustwate
ren blijken het de recreanten te
zijn, die vaak onwetend en onge
wildeen negatieve invloed heb
ben op de vogelstand. Van der
Straaten: „Vaststaat dat de rustmin-
nende wulp afneemt in opengestel
de duingebieden. Wandelaars met
honden zorgen voor een enorme
verstoring in de broedkolonies.
Vaak beseffen de mensen niet wat
ze aanrichten. Twee recreanten in
een weekeinde zijn al voldoende om
een aantal nesten verloren te doen
gaan".
Het stijgende vogeltal komt deels
voor rekening van de watervogels.
Die blijken vooral te profiteren van
de uitspoeling van meststoffen in
het oppervlaktewater, waardoor zo
wel het dierlijk als het plantaardig
leven in het water toeneemt. De
meeste eenden en viseters, zoals
fuut en blauwe reiger, doen daar
hun voordeel mee. Voor bijvoor
beeld de kuifeend bleken de plassen
voor waterinfil tralie in de duinen
gunstig te zijn. Alleseters zoals
meeuwen varen wel bij de groeien
de afvalstroom.
Bos- en struweelvogels konden ge
bruik maken van de nieuwe parken
en groenelementen voor de rustzoe-
kende mens. Winterkoning, rood-
borst en zanglijster namen aanzien
lijk in aantal toe. Waar moerasvo
gels leden onder de verruiging in
het Deltagebied, gingen de bos- en
struikbewoners daar echter duide
lijk vooruit.
Ook met de stootvogels in West-Ne
derland gaat het de goede kant op,
zo valt de concluderen uit de telre
sultaten. Torenvalk vaak te zien
langs de snelwegenen boomvalk
nemen langzaam toe en de buizerd
deed als broedvogel zijn intrede b
verheugende ontwikkeling wófik
toegeschreven aan het verbod van
de meeste gevaarlijke bestrijdings
middelen die verantwoordelijk zijn
voor decimering van de stootvogel-
stand aan het eind van de jaren zes
tig.
Nieuwe soorten verschenen in het
gebied zonder dat de vogelkenners
daar een sluitende verklaring voor
vonden. De goudvink, die aan het
begin van deze eeuw incidenteel in
de duinstreek broedde, is er nu met
honderden paren aanwezig. De
barmsijs breidde zijn broedgebied in
Scandinavië zuidwaarts uit en
steeds meer krakeenden vestigen
zich hier vanuit Oost-Europa.
Al lijken de uitkomsten van het
broedvogelonderzoek in West-Ne
derland geen aanleiding te geven
tot echt pessimisme. Jan van der
Straaten is niet helemaal gerust
over de toekomst. „Allerlei ontwik
kelingen bedreigen nog steeds het
Groene Midden." Woonwijken, we
gen, recreatievoorzieningen, hoog
spanningsmasten en ruilverkavelin
gen; het zijn allemaal zaken die op
zich zeker nut hebben, maar die het
landschap doen aftakelen en daar
mee de variatie in vogels benade
len", zegt hij.
„De laatste tientallen jaren ging de
aantasting van landschap en milieu
verder en als het zo doorgaat ben ik
echt somber", vervolgt de coördina
tor van de vogelinventarisatie. Hij
vindt dat de mensen meer invloed
moeten uitoefenen op hun omge
ving door meer gebruik te maken
van hun democratische rechten.
„Hoe meer mensen zich verzetten
tegen milieu-onvriendelijke activi-*1
teiten, hoe groter de kans is op een
verandering ten goede. Daarom is
het boek niet alleen geschreven
voor de kleine kring van ,voge-
laars', maar voor iedereen met
belangstelling voor zijn omgeving".