EXTRA
1
V
Op stropersjacht
Zoeterrneer,
ooit
eldorado
voor stropers
Sv-
Pikdonker
Hazenstand
Bendes
Echte stropers
nog op één
hand te tellen
Omstreden
onderwerp
Op je hoede zijn
Wapentuig
g JE woensdag
£1 december 1981
m vd/sc/ww
0téméÈ'~?
iSfeBrfMT-
-
j«fóunabeheerder Leo van der Voort schakelt regelmatiq zlin twee hand-
lamme fretten in om op konijnenjacht te gaan De fretten iaaen da konri
ren uit hun hoi, waarna deze in paniek in ™n n^tjé vlf^én
Zoeterrneer In de schaduw van de al
maar opdringende groeistad Zoeterrneer
speelde zich vroeger 's nachts in het wij
de polder- en akkerland bij onbestendig
weer nog wel eens een 'streekroman' af.
Met hoofdrollen voor stropers, jagers,
jachtopzieners en de Sterke Arm. Maar
die tijd is niet meer. De algemene in
druk is, dat in ieder geval de stroperij
met een sneltreinvaart is teruggelopen.
Zoeterrneer is niet langer het eldorado
van de illegale jacht, zoals dat vroeger
wel het geval was.
door
Anton Stlg
Het loopt tegen twaalven. Ben
winderige novembernacht.
Stoten van windkracht negen
tien teisteren het raam van een
rijtjeswoning, dat almaar bolt
en boil. De wind brengt flinke
regenvlagen met zich mee.
Ze striemen de ramen. Het is
waterkoud. 'Ideaal stropers-
weer', zegt de Zoetermeerse
flora- en taunabeheerder Leo
van der Voort. We gaan op
stropersjacht. Kerstmis staat
Immers weer voor de deur, dus
wellicht zijn er kerstboutstro-
pers op pad.
Wat Van der Voort betreft zijn
straks alle illegale jagers zelf
het haasje'. De koude tocht le
vert echter niets op. A/hoewe-
L.AIs we met gedoofde lichten
het glooiende en gecultiveerde
Westerpark in rijden, davert
een schot
Van der Voort geeft vol gas.
op de piek des onheils doet
een onbekende hetzelfde. Hij
is ons te vlug at Op de ffank
van een begroeide puinstor-
theuvel vlakbij ligt op de rand
van het struikgewas een ster
vend dier. Een haas vanuit de
auto beschoten.
„Dat is geen doorgewinterde
stroper. Da's nou zo'n kruimel-
diefje. Gewoon een knoeiertje,
die snel vanuit zijn auto even
een haas of een konijn neer
legt. Meestal nog gewoon voor
de loI ook. Niet eens voor het
eigen potje", zegt Van der
Voort, die zich met een lamp in
zijn knuist buigt over het
slachtoffer.
In de verte komt even later
nog een auto. We stellen ons
verdekt op achter de controle
poort bij de puinstort. Het Is
patrouillerende politie. Ze mer
ken niets van onze aanwezig
heid.
We vervolgen onze tocht en
doen alle uithoeken aan. Het is
onvoorstelbaar met wat voor
gemak Van der Voort zijn kar
retjeeen oud Kevertje, over
de toch nog vrij donkere fiets
paden in de parken en blubbe-
rige polderpaadjes stuurt.
Overal duiken hazen en konijn
tjes op.
Maar nergens zien we het
beefd dat we graag hadden ge
zien: in de verte, die dansende
Hchtkegels in de duisternis
waar stropers aan het werk
zijn. Aan het weer kan het niet
liggen, want het heeft een paar
dagen aanhoudend hard tot
stormachtig gewaaid.
Dit jaar heeft hij trouwens nog
geen enkel levensteken gezien
van de stroperswereld. „Hier
en daar zal er nog een enke
ling zijn, die voor de eigen pot
schiet. Maar de echte strope
rij? Ik geloof dat het hier zo'n
beetje is afgelopen. Anders
had ik allang iets moeten zien
of horen..."
„Het wordt te licht In de polders",
klaagt een doorgewinterde stroper,
met een boze vinger in de richting
van de al maar oprukkende nieuw
bouw wijzend. Flora- en faunabe
heerder Leo van der Voort beaamt
dat volmondig. De polders rond
Zoeterrneer zijn niet meer zo aarde
donker als toen. Rondom de stad
ligt een'waas van neonlicht over de
open gebieden. Lichten van flats en
kantoorgebouwen, de straatverïïd
ting en de verlichting langs de rijks-
cn doorgaande wegen.
"Voor de stroperij is het nu eenmaal
een heilig moeten dat het aardedon
ker is. Er wordt immers gewerkt
met een lichtbak of een looplamp.
Hij voorkeur bij onbestendig weer,
met veel regen en vooral wind. Te
gen de wind in, lamp op het slacht
offer en knallen maar...
Een gesprek met een 'doorgewinter
de' stroper. Eentje, die al vanaf zijn
zestiende jaar 's nachts in de polder
is te vinden. Een mar: van net over
de vijftig, die de graslanden en de
akkers rond Zoeterrneer kent als
zijn broekzak. We noemen hem
-voor het gemak de 'Dunne*. Niet
voor niets, want in oorlogstijd, toen
deugdelijke jachtgeweren onbetaal
baar of eenvoudigweg niet te krij
gen waren, stroopte hij met zo'n
'dunne'. Voor de goede orde: dat is
een hazewindhond.
Dat het echt pikdonker moet zijn is
■voor de stropers een klare zaak. De
Dunne: „Anders kun je een haas
niet verblinden. En waait het niet,
dan kun je het ook wel vergeten. De
bazen voelen je, horen je. Ze zitten
immers laag bij de grond. Ja, of het
moet een dove zijn, maar anders
krijg je ze nooit onder schot."
Dij haalt de dubbelloops nog wel
eens uit de kast, maar doet het de
laatste tijd rustig aan. De Dunne:
^Stropcrsdrang. daar word je mee
geboren. Dat zit in je en dat krijg je
er nooit meer uit Een aangeboren,
iets. Net als bij een jachthond. An
dere honden geven er niet om, maar
een jachthond, al is hij nog zo oud,
als hij nog een beetje kan lopen
gaat'ie zo de polder in. Ik kan dan
wel niet meer zo hard lopen, maar
ik heb routine genoeg." De Dunne
schaart zich onder de categorie van
"sportieve stropers'. Net als zijn va
der en grootvader.
Een sportieve stroper? De Dunne:
„Er zijn erbij, die het hele jaar
schieten. Ook als de hazen en konij
nen jongen hebben, kijk en dat vind
ik kwalijk. Dat zijn natuurlijk weer
die knoeiers. Die gooien gewoon
hun eigen glazen in." „In oorlogstijd
beb ik genoeg hazen weggegeven
aan mensen, die geen droog brood
meer te eten hadden", zegt hij ver
goelijkend. De Zoetermeerse stroper
zit dus al sinds zijn zestiende jaar in
de omstreden business. Is ook een
paar maal gepakt, hetgeen hem een
fikse bekeuring kostte. Stropen met
dfc hond doet hij niet meer: „Als je
wordt gepakt ben je meteen je hond
lcvijt. Een geweer is een dood ele
ment Die kun je vervangen. Maar
je bond. Da's je vriend en ik heb er
veel leed van als ik die zou moeten
inleveren."
Voor de hazen- en konijnenstand
boeven de stropers het niet te laten.
Volgens de flora- en faunabeheer-
der is het in beide gevallen 'redelijk
goed' gesteld met de stand in de
groeistad. Ze dartelen over de sport
velden, knabbelen in de beschutte
tuintjes van iraport-Zoetermeerders,
tieren welig in de schooltuinen en
iceurig gecultiveerde parken en
lcnagen als vanouds aan de klaver-
plantjes in de vrije natuur of aan de
sappige produkten van de nog over
gebleven landbouwers. Op een en
kele wilde kat of loslopende hond
r*a, 'hebben ze vrijwel geen natuur
lijke vijanden meer.
Twee jaar terug was er in het Van
Xuyllpark nog een ware konijnen-
plaag. Van gemeentewege is toen
besloten een aantal af te schieten,
f omdat de knaagdieren schade toe-
'Het
wordt
te licht
in de polders..
m Van der
Voort buigt
zich over de
meedogenloos
neergeknalde
haas.
Neergelegd
vanuit een
auto,
brachten aan de jonge beplanting.
Vorig jaar stak er plotsklaps een vi
rusziekte de kop op, die menig ko
nijn velde. „In het Van Tuyllpark
zijn er toen zo'n zestig dood gevon
den. Met van die grote zweren op
hun kop. Dit jaar heb ik die ziekte
vrijwel niet meer gesignaleerd", al
dus Van der Voort.
Bij tijd en wijlen worden ook de ha
zen aangepakt Met name in het
Westerpark brengen zij volgens de
faunabeheerder nogal eens schade
toe aan de sportvelden en de omlig
gende beplanting.
Bij de bestrijding van konijnen ge
bruikt van van der Voort soms zijn
twee handtamme fretten. Deze laat
hij los in het hol van de boosdoener,
die als de wiedeweerga zijn schuil
plaats uit komt rennen, zodra hij
lucht heeft van de twee roofdieren.
Een simpel netje aan het uiteinde
van het hol vangt het konijn levend
en wel, waarna hij naar elders
wordt getransporteerd. Naar een
plaats waar hij geen schade kan toe-'
brengen.
Een handvol hardnekkige stropers
in Zoeterrneer is nog steeds in touw
om het hazen- en konijnenlever te
bestoken met een regen van hageL-
Voor de sport, zegt de één, voor
mijn extra brood, zegt de ander.
Maar de overblijvers hebben het
dus extra moeilijk. Zoeterrneer im
mers, is niet meer de grote uitge
strekte duistere polder van weleer.
Goede uitvalswegen rijn op één
hand te tellen.
En bovendien, de meeste stropers
zijn bekend bij de loerende 'kodde
beiers'(jachtopzieners) en de politie.
Telde Zoeterrneer in vroeger jaren
slechts een handvol veldwachters,
tegenwoordig kan men een heel le
ger op de been brengen.
Vroeger waren het juist de stropers
bendes, die de Hermandad steeds te
snel af waren. Stropers uit Benthui
zen, Zoeterrneer, Stompwijk en Zoe-
terwoude knalden tot ergenis van-
de 'echte jagers' nog net voor de o-
pening van het jachtseizoen (hazen
en fazanten van 15 oktober tot en
met 31 december) op hun gemak
een hele polder leeg. Een buit van,
meer dan tien of twintig hazen per
nacht vormde geen uitzondering.
De stropers gingen er meestal op uit
als de deuren van het café onver-
biddellijk werden gesloten. Bij voor
keur op de vrijdagavond, want dan
had men een lange nacht voor de
boeg.
Er wordt nog steeds vrij goed be
taald voor een haas. Die levert van-,
daag de dag bij een poelier die het,
niet zo nauw neemt en bovendien
een achterdeurtje heeft, meer dan
een tientje op. „En tegen de kerst
kan die prijs oplopen tot dik twintig
gulden", zegt een kenner.
Bij de stroperij in Zoeterrneer wor
den tegenwoordig geen strikken ofj
klemmen meer gebruikt. irDe jongen
re garde weet niet eens hoe die din
gen eruit zien. Nee, die liggen er he
lemaal uit", zo weet florabeheerder'
Van der Voort uit ervaring.
Een plaatje
uit de doos van
een omstreden
stroper uit
Zoeterrneer. In
een tijd dat het
geen
uitzondering
was dat er in
één nacht tfjd
meer dan tien
of twintig
hazen werden
geschoten.
„Het Is te licht
In de polders",
klagen de
stropers van
nu.
Hoe het ook zij, de stroperij is een
omstreden onderwerp. Automatisch
valt al snel de term dierenmishan
deling. Daarvan willen de stropers'
zelf niet horen. De verontwaardigde
Dunne: „Voor Prins Bemhard wor
den er tamme patrijzen gekweekt
en die mag hij zittend vanuit zijn
stoel schieten. Wat is dat dan? Ie
mand die tijdens het jachtseizoen
een paar hazen voor zichzelf schiet,
neen,^ daar heb ik geen problemen
Stroperij hoort in de criminele
hoek, zegt men. Tussen de stropets-
onderling botert het aardig. Men
pakt wat men pakken kan en zodra
men onraad ruikt, wordt dat in al
lerijl in hun wereldje rondgeba
zuind.
Voor de echte stropers staat één
ding als een paal boven water: men
ziet het stropen gewoon als jagen
zonder vergunning. „Weet je wat er
afgeschaft moest worden?", roept
men in koor, „die drij (jachten van
'de hejen\ Ze werken met posten.
Zetten een hele polder af, hebben
meer dan zes geweren en schieten
dus een hele polder leeg. Tenzij een
jager zegt dat er nog een paar mo
gen blijven lopen. Maar geloof jij
dat?"
De Dunne: „Kijk, als ik achter een
lamp sta en de patroon ketst dan
ben ik die haas die ik in het vizier
had gegarandeerd kwijt Er is geen
mens, die hem een stukje verder
staat op te wachten. Die jagers moe
ten dus eigenlijk gewoon, zoals dat
genoemd wordt voor de voet opja
genOké, met drijvers, maar
zonder schietende posten."
Van der Voort bestrijdt dit Volgens
hem houdt men bij de jacht wel de
gelijk rekening met de wildstand.
„Tenzij er natuurlijk een stel gewe
zen stropers tussen zit Want die ne
men het niet zo nauw." Dat het
stropen vooral bij de legale jagers
een doom in het oog is, is een voor
de hand liggende zaak. Er moeten
immers fikse geldbedragen op tafel
worden gelegd om de jacht van een
gepacht perceel, bijvoorbeeld van
een boer te krijgen. De hoogste bie
der krijgt het
Een stroper moet vooral oplettend
zijn, steeds op zijn hoede. Meestal
gaat men met z'n tweeën op stap; de
lén draagt de jutezak met de buit
met de lamp en de ander neemt het
schiettuig voor zijn rekening. De
Dunne: „Als je regelmatig in de pol
der zit, weet je precies wat er aan de
hand is. Ook de dieren helpen je.
Als er ergens kieviten of een paar
eenden in paniek opvliegen en
schreeuwen, weet je dat er iets niet
in de haak is. Dan kan het mis we
zen. Ik ben behoorlijk wat keren
achterna gezeten door die witpetten
(rijkspolitie, red.). Ze kregen mij.
niet zo snel te pakken. Zo is dat nu
eenmaal in de stroperij. Als ze halt
roepen kun je moeilijk blijven staan.
Ik bedoel maar, van blijven staan is
nog nooit iemand vrijgekomen"
Hij: „Ik werd een keer achtervolgd.
Ik naar Stompwijk op de motor en
dook daar een poort in. Toen de po
litie me aanhield konden ze me niks
maken. De spullen waren allang
weg. Had ik in een wilgenboom
verstopt Tot mijn verbazing wist
één van die agenten nog een baan
voor me. Of ik jachtopziener wilde
worden bij een kennis van hem,
want ik was immers wijd en zijd be
kend. Ik zeg jöh, je denkt toch niet
dat ik mijn eigen vrienden ga van
gen. Kom over een jaar of dertig
maar terug als ik oud ben en toch
niet meer uit de voeten kan."
De Dunne heeft in de magere oor
logsjaren zo goed en zo kwaad als
het ging zijn wapentuig nog zelf ge
maakt Hij verbouwde vooroorlogse
geweren, ergens verdonkeremaand.
Lampen werden ook zelf gemaakt
met behulp van fietspompen. Dat
zelfde geldt voor de patronen. „Als
je de slaghoedjes en de hulzen maar
had. Zo tobde je maar wat aan.
Schoot je in die tijd vier of vijf ha
ten, dan was je een spekkoper, want
die moffen hebben de polders ook
aardig leeggeroofd." De meeste mo
derne wapens worden tegenwoordig
op de zwarte markt gehaald. In ved
gevallen in Antwerpen.
Stropers worden vaak gezien ah
criminelen. „Daar heb je het weer",
zegt de Dunne verontwaardigd, „Jij
bedoelt die knoeiers natuurlijk
weer. Ik heb één gouden stelregel:
houdt je hand van je geweer af als
je erbij bent Kijk, iemand die toch
schiet moeten ze vijfentwintig jaar
opsluiten. Voor een haas kun je toch
geen mensenleven riskeren?"