EXTRA fevi - la.iris111 Omgeven door mysterie en romantiek WUUÊ nmi ~lr dmsdag 12 januari 1982 VD/SC/WW Kerkuil terug in Alblasserwaard Alblasserwaard „Mysterie en romantiek omgeeft de dieren van de schemering. Dat komt doordat we hen zelden goed zien. Vermoedens zetten onze fantasie aan het werk". Aldus de beroemde Nico Tinbergen in zijn voorwoord van het boek Nachtvogels van Hans Warren. De kerkuil is daar een treffend voorbeeld van. Ook bij bewoners van de Alblasserwaard zet deze inmiddels weer teruggekeerde nachtvogel de fantasie opnieuw aan het werk, Broedvogel In de winter van '62-'63 werden kerkuilen als broedvogel aange troffen in kerktorens van onaer andere Nieuwpoort, Groot-Am- mers. Streefkerk en Alblasser- dam. Door de lange winter van toentertijd zijn tientallen kerkui len gestorven door verhongering en bevriezing. Het aantal bekend staande broedgevallen daalde van drieduizend tot circa vijfhonderd in 1970. De stand in 19B1 is er niet rooskleuriger op geworden: circa 175 broedparen in geheel Neder land. Wij moesten tot *71 genoe gen nemen met één broedgeval in een molen van waterschap De Overwaard in Kinderdijk. Het ging slécht met de kerkuil in de Alblasserwaard. Dit gold overi gens ook voor de rest van Neder land. De galmgaten van kerkto rens werden dichtgegaasd. Boe renschuren met hooizolders verlo ren hun functie. Het voedsel van de dieren op een boerderij trok zoveel knaagdieren aan, dat een kerkuilenpaar er voor niets in de kost was. Ze vingen een muis of rat en zelfs met huismussen na men ze genoegen. En als dit alles nog niet genoeg was, waren er .wel trotse bezitters van een ker kuilenpaar die ze bij voedsel schaarste bij voederden met mar motten en slachtkuikens. In 1981 kwam er een kentering in hei kerkuilenbestand. Werd er in de afgelopen tien jaar slechts inci denteel een kerkuil waargenomen over de gehele Alblasserwaard, in Noordeloos werd gedurende de winter 1980-1981 het gekras en gesis gehoord vanuit een lussen- liggende ruimte in een garagedak- De ruimte werd door de kerkuil benut als slaapplaats voor de dag. We zochten in het voorjaar naar tekenen van broeden door deze kerkuil die immers zulke goede diensten bewees bij de bestrijding van een muizenplaag in de Al blasserwaard. In ruil daarvoor hadden wij hem nestgelegenheid moeten bieden. Maar niets van dit alles. De kerkuil moest wachten tot een bosuil was uitgebroed in een boom. Pas in augustus kon hij deze plaats overnemen- In het nest werden twee eieren gelegd. Dit alles speelde zich af in het oostelijk deel van de Alblasser waard. Eind oktober vloog de vol wassen kerkuil uit met maar één jong. De ander bleef dood in het nest achter. In Meerkerk werd op 17 oktober een jonge kerkuil ge vonden die. na onderzoek bij het Centraal Diergeneeskundig Insti tuut te Doorn, gestorven bleek te zijn aan een hevige spoelwormin- fectie. Nachtspoken Ondanks dit ene incidentele sterf geval is de kerkuil als vogelsoort toch na tien jaar weer 'terug van weggeweest' in de Alblasser waard. Hun opmerkelijke levens wijze laat zich ondermeer ken merken door een geluidloze vlucht, grijze of bruine camoufla geveren, grote speciaal op jacht in de schemering berekende ogen en een sterk geprononceerde ge zichtssluier. Dit geeft een uil iets spookachtigs waaraan de door de mens verzonnen geesten en grie zelverhalen zijn toe te schrijven, In vroegere dagen leefde het bij geloof/ nog zeer sterk onder de mensen. Een uil die bij toeval door het raam van een boerenhuis vloog, bracht vrees en schrik te- *rs v 4-- ^Èk... t >VfcV.WJ>S Kerkuilen wonen niet alleen In kerken zoals de naam aangeeft. De Alblasserwaard is daar een voorbeeld van. door W. Jongejan en J. Slob mm - :-an ■...'do kerkuil moest wachten tot een bosuil (foto) was uitgebroed in een boom'... weeg. Men sloeg een kruis en meende dat de dodenvogel wiens 'kjoe-wee* als 'kom mee' werd uit gelegd, het spoedig verscheiden van een der bewoners aankondig de. Ook de nachtenlange winterse roep van de bosuil, een langgerekt trillend 'hoe-hoe-hoe oe-oe-oe', droeg zeker bij tot het ontstaan van allerlei wilde verhalen. De 'barre nachten der boze gees ten' waarin de wind razend door het luchtruim stormde, waren dan allang voorbij. Volgens de overle vering vallen deze gevreesde nachten in de periode tussen 25 december en 6 januari (driekonin gen). In katholieke streken wer den kamers en stallen uitgerookt om de boze geesten verre van huis en haard te houden. Maar ook als later een stormachtige wind hui lend over het land orgelde en snel voorbijvliegende wolken de spookachtig bleke maan bedekten, sloot men angstvallig de venster luiken. De wind in de schoorsteen joelde een oude gruwel melodie en dat was voor de huisbewoners van destijds al reden genoeg tot vrees en het verzinnen van griezelver halen. Die werden nog eens ver sterkt door de roep van myste rieuze uilen. Men kende de her komst van dit geluid hiet en men was bang. Natuurlijk was dat je reinste onzin. De verschijning van een uil leidde niet tot de voorzeg de dood van een nietsvermoedend mens maar juist tot die van de vo gel zélf. Het zullen meestal wel onschuldige steenuilen zijn ge weest die in naburige knotwilgen huisden. Ze werden verdreven of eenvoudigweg gedood door de mens. Het bijgeloof was zo diep geworteld dat uilen aan de schuurdeur werden genageld om boze geesten de toegang te belet ten. Slechts langzaam met de ver breiding van natuurwetenschap pelijke kennis werd het ook de plattelandsbevolking duidelijk, dat deze vogelsoort als goede mui- zenverdelger heel nuttig is en dat hun verschijning geenszins tot verontrusting behoeft te leiden. Voorkomen. Het is niet bekend hoelang de kerkuil al in ons land voorkomt. De oudste aanwijzing daartoe da teert van omstreeks 1500. Toen beeldde Jeroen Bos een kerkuil af op een van zijn schilderijen. Het is niet bekend of hij deze in ons land zelf heeft gezien of slechts nage schilderd van een opgezet dier. De kerkuil komt stellig allang voor als broedvogel in ons land. In de oudste vogelboeken wordt de soort vermeld (Houttuyn 1762, Nozeman en Houttuyn 1809 en Temmink 1815). In de vorige eeuw broedde de soort in het ge hele land. In Zuid-Holland moet de kerkuil zelfs plaatselijk hebben gebroed. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de mededeling dat in het broed- seizqen '41 opvallend veel exem plaren aanwezig waren in de Al blasserwaard (Ruiter 1941). Tij dens vogeltellingen voor de Broedvogelatlas van Middenne derland (omstreeks 1970) vertoef den echter nog hoogstens twee broedparen in de Alblasserwaard. Voortplanting. De kerkuil blijkt voorwat betreft de broedplaatskeuze zeer flexibel te zijn. In principe zijn vrijwel alle typen gebouwen acceptabel. Don kere en rustige plaatsen genieten wel een bepaalde voorkeur. We kennen broedplaatsen in kerken, kastelen, kloosters, losstaande to rens, molens, boerderijen, los staande schuren, open veldschu- ren, burgerwoningen, scholen, ge meentehuizen, verlaten gebou wen, fabrieken, houtloodsen, graansilo's, ruines, forten, biezen- loodsen, een garage, een kippen hok, een verwarmingshok van een broeikas en een transforma torhuisje. Ook binnen de gebou wen blijkt de kerkuil erg variabel in de broedplaatskeuze. De vogels broeden soms gewoon op een laag je fijn getrapte braakballen op de vloer van een zolder of toren ver dieping. Elders is het nest echter goed verstopt, bijvoorbeeld onder losliggende planken, tussen stro balen, in het hooi, in een torennis, tussen het dakbeschot, in een schoorsteen, een overdekte goot of een luchtkoker. Als de mogelijk heid aanwezig is maken de vogels graag gebruik van de ruimte ach ter uileborden en van duivenhok ken of andere broedkasten. Vrij staande hooibergen blijken meer malen te worden aanvaard als broed gelegenheid. Tot de meer natuurlijk aandoende broedplaat sen behoren verder klampen turf molm, riethopen, takrijshoutsta- pels en broedkorven voor eenden. Echte natuurlijke broedplaatsen zïjn geconstateerd in holle bomen, in een mergelgroeve, in een konij nenhol, in een eksternest en tus sen dichte klimop. Het broeden in holle bomen blijkt overigens min der voor te komen dan vroeger het geval was. Het aantal broedge val len in holle bomen was voor 1963: 26 op een totaal van 639. Na 1963: 9 op een totaal van 599 nest plaatsen. In Engeland is bekend dat circa veertig procent van de broedplaatsen is gelocaliseerd in oude bomen. Er dient nog te worden gewezen op het karakter van de bebouwing die tot op grote hoogte bepalend is voor het antwoord op de vraag waar men de meeste kerkuilen kan aantreffen. Zo is het stellig geen toeval dat in Brabant en Limburg relatief veel kerkuilen hun naam echt eer aandoen en dat hun soortgenoten in de drie noordelijke provincies van ouds her kennelijk veel meer boerderij vogels zijn geweest. Een groot deel van de Brabantse en Lim burgse kerken is immers zeer ge schikt om kerkuilen te herbergen. Er zijn mogelijkheden tot in- en uitvliegen (dit laatste is bij even tuele bedreiging zeer belangrijk.') Iets dergelijks geldt voor vele boerderijen in Groningen, Fries land en Drenthe, waar bovendien van een geschikte broedgelegerj- heid aanwezig is achter het 'uilen- bord' of 'oelebret'. De indruk be-4 staat dat kerkuilen over het alge meen een voorkeur hebben voor gebouwen die omringd zijn door een aantal zware bomen. Echter ook houtwallen, heggen, afwisse ling in het bodemgebruik en de aanwezigheid van ruig begroeid grasland kunnen eveneens stimu lerend werken op de vestiging van deze vogels. Tot slot. De kerkuil in de Alblasserwaard. Wie heeft daar wat op tegen? Een deel staat -legaal of illegaal- op de schoorsteen of pronkt aan de muur. Een ander (levend) deel vliegt overdag, maar meestal 's nachts, nog vrij rond als 'gouduil of w'u spook'. Dit zijn de karikatu ren van een vogel die we in Ne derland kerkuil noemen. In Enge land heel hij barn owl (schuuruii). Er zijn volop boeken verkrijgbaar over deze nachtdieren. Ze liggen klaar voor een ieder die maar iets over dit alles weten wil. Zo van; „Hoe heet dat kleine uiltje op dat landhek in de polder ook al weer?" Of over 'die vogel die '5 nachts zo'n eng gegil laat horen*. Studie over dieren én waarnemin gen in de nattu^ kunnen veel on- duidelijkhekVopheifvï. Niet aUe wijsheid behL^ft. tenstete voorbe houden te t'taven aan statig voor zich uü&k^kende u

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1982 | | pagina 5