39 Archeoloog probeert greep te krijgen op liet verleden Zorg over klimaatveranderingen door straalvliegtuigen in de Rij'nmond Robot als slakkenjager Gen-tomaten en zeeorganismen tegen kanker Rotterdams Dagblad Zaterdag 14 maart 1998 Door Marcel Potters Archeoloog Jurrien Moree is in z'n element. Om hem heen hou ten stellingkasten vol met dozen, alle keuri g netjes voorzien van verklarende opschriften. Geervliet. Spijkenisse, Abbenbroek - het is Voorne-Putten wat hier de klok slaat. „Alles gewassen," tikt hij trots op één van de doosjes, „én gesorteerd. Aardewerk apart, botten apart, enzovoorts. En alles blijft hier, totdat wij de ze voorwerpen terdege hebben onderzocht. Pas dan gaat het naar ons centraal depot." In het wat eenvoudige pand van het Bureau Oudheidkundig On derzoek Rotterdam m Delfshaven staat voldoende materiaal om een middelgroot museum te vullen. Soms binnengekomen in zakken vol aarde, afkomstig van één of andere vindplaats ergens in de re gio, worden de voor archeologen interessante spullen er met veel geduld en toewijding uit gezeefd. Of. als dat mogelijk is. direct uit de grond geplukt en in plastic ver pakt Kratten vol in de gang, volgeprop te dozen in enkele aparte ruimtes. In één ervan voert Rotterdam de boventoon. Uiteraard is de oor sprong van het materiaal meestal de Willemspoortunnel. 'n heus el dorado voor oudheidkundigen. 'Metaal geconserveerd', meldt een sticker. Moree: „Metaal kan onder de grond honderden jaren meegaan. Maar twee weken in de buitenlucht, en het kan voorbij zijn..." Moree (39) studeerde prehistorie in Leiden. Deed na zijn studie ver vangende dienst bij BOOR en kon daar blijven werken. „Hoe ouder een vondst, hoe leuker, was vroe ger mijn gedachte. Ik kijk daar nu wat anders tegenaan. Als ik bij voorbeeld met de bus door Voor ne-Putten rijd. dan denk ik: he, dtiar lag een kreek met beu'oriing ernaast. Met andere woorden, je krijgt greep op zo'n gebied, Je stelt je voor hoe het er ooit heeft uitgezien." Op de eerste verdieping, m een ruimte met een metersgrote kaart van het Rijnmond-gebied tegen de wand, blijkt archeologie veel meer te zijn dan op goed geluk spitten in de grond. Het is feiten kennis, onderzoek, redeneren, wikken en wegen. En soms geluk hebben. De plattegrond zit boor devol prikkertjes, in verschillen de kleuren. Rood is de periode 1160 tot 1500. Zwart is ouder dan 700 vóór Christus. Tussen Spijkenisse en Geervliet een ware opeenhoping van speld jes. Daar werden onder meer de resten van boerderijen uit de IJzertyd en de Romeinse Tijd ge vonden. En twéé Romeinse graf velden. Nu slechts in gebruik door McDonald's en de jeugdge vangenis, was het gebied vele eeuwen geleden een vaste vesti gingsplaats van onze voorouders. Moree doceert: „Langs de Maas had je, zo'n vijfhonderd jaar voor Christus, een oeverwal met daar achter moeras met vecnvorming. Onbegaanbaar en zompig. Wel Het RIJnmond-gebled heeft een rijke historie. Voor een deel Is de geschiedenis nog zichtbaar aanwezig, in gemeenten ais Brielle en Schiedam of in delen van Rotterdam. Op andere plaatsen ligt de geschiedenis begraven in de bodem. Soms is de historie door de Jaren heen vernield, verbrand of wegge vaagd door de zee of oorlogen. De medewerkers van het Bureau Oudheidkundig Onder zoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) doorzoeken de bodem, speurend naar spo ren van lang vervlogen tijden. Het geeft een beeid van het ontstaan van het gebied vanaf de laatste Mstljd, toen de eer ste mensen bij de huidige mon ding van de Maas arriveerden. mondden wat geultjes in de rivier uit. Door stroming van het water diepten die stroompjes uit. Er werd klei op de bodem afgezet, wat op het veen eronder drukte en de geulen nóg dieper maakte. Het omliggende, hogere moerasge bied werd ontwaterd, kwam daar door droog te liggen en raakte be woond. En zo'n gebied," klinkt het uiteindelijk, „lag dus in dit deel van Voorne-Putten, maar ook langs de Rotte by Rotterdam." Barend recht, zegt de archeoloog, is een goed voorbeeld van hoe het er bij oudheidkundig onderzoek in de Rijnmond aan toegaat. Daar, in het gebied tussen Ai5, A2D en dc Oude Maas, moest de nieuw bouw van Camisselande verrij zen. Dus heien en graven ofwel - door de bril van een archeoloog bezien- rigoureuze vernietiging van mogelyk waardevol materi aal. Luchtfoto's Voordat de bouw een aanvang zou nemen, moest het gebied worden onderzoeht op eventuele archeo logische vindplaatsen. Door op een aantal plekken in de grond te boren. Met een zogeheten guts, een metalen staaf met daaronder een soort hol buisje, moest een grondmonster worden gepikt. Maar op welke plekken? Schematisch overzicht van tijden en periodes Nieuwe Steentijd Bronstijd Ijzertijd Romijnse Tijd 00 O Late Bronstijd O Midden Bronstijd. Hi/versumcultuur O Vroege Bronstijd Wikkcldraadbeker O Ktoh-Potbekercultuur Klokbefcercultuur O Vlaardmgcncultuur Om uitte vinden waar interessant oudheidkundig materiaal inde bodem zit, wordt er eerst geboord. Met een soort holle buis wor den grondmonsters genomen, die dedeskundigen verderop weg moeten helpen. Archeoloog Jurrien Moree (rechts) probeert op deze manier nieuwe vondsten in de buurt van Barendrecht op te Sporen. Foto Niels van der Hoeven/Rotterdams Dagblad Rotterdam» DagbladIV sy Zuidwjku Lombar-l\ Groot- Ridder s^vboek Ca misse-1A29) drecht t Hee flansen Heinenoord Rotterdam» OaqbtedW Ten westen van Barendrecht wordt de wijk Camisselande ge bouwd. Reden voorde archeologen van BOOR om daar naar spo ren uit het verleden te zoeken. Ze vonden onder meer voorwer pen uit de Vroege Bronstijd, de Nieuwe Steentijd en de Vlaardin- gen-cultuur. Moree legt ter illustratie een geo logische kaart op tafel. En wat luchtfoto's, gemaakt door de To pografische Dienst in Emmen. De conclusie lag destijds voor de hand: op de plek waar nu Stads- rcchthoek t wordt gebouwd, te kende zich een lichte verkleuring af. Het leek om een lang verdwe nen kreek te gaan, globaal tussen Barendrecht en Smitshock. En zo'n kreek betekent meestal menselijke activiteiten op de oe vers. Op een aantal plekken werd gepeild m de verkleuring. De dwarsdoorsnede van de bodem, op enkele meters diepte, leverde een opvallend beeld op. In plaats van een kreek was een oude dijk aangeboord, met er bovenop an derhalve meter zand. „Vreemd! Wat was hieraan de hand," vraagt Moree hardop af. En, in een adem door: „In 1373 had je op die plek de Rieder- waard, met zo'n beetje de omvang van het huidige IJsselmonde. Die is dus overstroomd, in die tijd. En dat was echt een ramp, hoor. Niet zomaar wat huisjes vernield, maar compleet verdwenen. Het oude Carnisse. Pendreeht, Baren drecht. Zoek, weg, kwijt." Er werd een zogeheten 'proef- sleuf gegraven. De archeologen stuitten op de 13e en 14e eeuw. Het oer-Carnisse. Ze vonden kui len en greppels, die destijds door de golven gespaard waren geble ven. Mét inhoud, mooi geconser veerd door de zandlaag die het water op de bodem had achterge laten. Wat huisraad en, zoals Mo ree dat zegt, potjes en pannetjes, „Elders is deze periode verstoord door allerlei activiteiten. Hier niet. De tijd is als het ware bevro ren." Er kwam een rapport, waarin werd geadviseerd verder onder zoek te doen naar het Middel eeuwse Carnisse. Wat overigens niet volgde. Het terrein werd bouwrijp gemaakt. Met grof ge schut groeven de werklieden een brede, diepe rioolsleuf. Amateur archeologen uit Barendrecht speurden dit terrein na op archeo logische resten. Die ook werden gevonden. Moree: „Op een gegeven moment kregen we een telefoontje. De amateur-archeologen hadden een vindplaats uit de Bronstijd ont dekt! Wjj er naartoe. Het bleek te gaan om een plek uit de Midden Bronstijd, zo'n 1800 tot 1500 voor Christus. En later, in het talud van een andere sleuf, nog een vuile laag. Uit de Vroege Bronstijd. Met veertig meter verderop wéér een plek. Ook uit de Vroege Bronstijd, van 2100 tot 1800 voor Christus." De koek was nog lang niet op. Vooral de laatste lokatie bleek een plaatje. Nu écht enthousiast: „Plekken uit die tijd zijn in dit deel van Nederland uitermate zeldzaam. Alleen in het kustge bied kom je ze tegen. Waarom? De duinen, hoog en droog. En in de Alblasserwaard en Hoeksehe Waard zijn wat vindplaatsen." Heipalen Een angstbeeld drong zich op. Binnenkort zouden de heipalen in de grond worden gejast, met on getwijfeld desastreuze gevolgen. „Om de zeldzame geschiedenis in de bodem toch veilig te stellen, zijn we herfst vorig jaar gaan gra ven, Wat bleek? Het ging om vier vondstlagen boven elkaar, afge scheiden door schone kleilagen. Dat is heel ongebruikelijk. Twee uit de Vroege Bronstijd, een twee uit de Nieuwe Steentijd. En de on derste dateerde uit de Vlaardin- gen-cultuur. zeg maar zo'n 2500 voor Christus. Dit gebied was dus duizend jaar heel geschikt ge weest om er te vertoeven." De vondsten bestonden uit vuur steen, aardewerk en botresten. Vooral uit dat laatste, zegt Moree, viel het nodige af te leiden. Hier blijkt het nut van het onderzoek na het graafwerk, het zogeheten determineren. „Waar kwamen die botten vandaan? Van vee of van jachtwild? Wat je hier ziet is dat het aandeel van dat laatste het grootst was. Otter, bever, edel hert,bunzing. Plus vis, zoals steur en snoek." De conclusie? Hij is nog wat voor zichtig. Veel onderzoek ligt im mers nog voor de boeg. „Op droge grond, zoals in Brabant en het duingebied, woonden in die tijd boeren die zonder meer hun be drijf konden uitoefenen. Hier, in de tijd van de Vlaardingen-cul- tuur, legde het natte moerasland schap de mensen beperkingen op. De mogelijkheden voor akker bouw en veeteelt waren minder gunstig, waardoor zij een grotere nadruk legden opjagen, vissen en verzamelen om aan hun kostje te komen. En dat zul je zien, als we straks de zakken aarde van deze opgraving gaan zeven. Daar zul len heel wat kieuwplaten en schubben uit tevoorschijn ko men." Opgraven - in dit geval is het er dan toch van gekomen. En dat is, zegt de kenner, tegenwoordig niet meer de hoofdzaak. „Het doel is," besluit hij, „om de vondsten te la ten zitten waar ze zitten. We spre ken dan ook over beheren, met als doei behoud. Bodemarchivering. Want wie weet hebben ze over twintig jaar veel betere middelen om er nóg meer uit te halen. Het is echt, niet zo dat archeologen maar een beetje achter graafmachines aanrennen. We proberen het ver leden te behouden waar dat kan." Volgende week: de eerste bewo ners van de Rijnmond De slak heeft een nieuwe vij and; een robot Engelse onder zoekers van de universiteit in Bristol werken aan een robot die zelfstandig jacht maakt op slakken in tarwevelden. De robot verorbert per etmaal een kilo vette slakken, zo bericht de Financial Times. Het is de eerste robot die in de natuurlijke omgeving lange tijd kan overleven zonder in grijpen van de mens. De nodige energie komt niet van de zon, want die schijnt te weinig in het regenachtige Engeland. De machine haalt zijn energie uit slakkenvlees. De slak is een plaaggeest voor iedere tuinder en akkerbou wer. De Britten spuiten en strooien jaarlijks voor 70 mil joen gulden aan slakkengif. De robot wordt uitgetest in een perceel wintertarwe. Daar zitten circa tweehonderd slak ken per vierkante meter. Het apparaat staat af en toe stil om metzijntwee meter lange arm de buurt af te tasten. De slak ken worden gezien door een videocamera aan het eind van de arm. De glibberige beesten worden opgepakt met een grijpertje. Een robot heeft ge noeg aan een jachtterrein van honderd vierkante meter om te overleven. De gevangen slakken worden naar een soort nest gebracht, waar vier robots regelmatig naar terug keren. Hier worden de slakken gedood. De lijkjes worden omgezet in biogas waarmee de robot zijn accu oplaadt en de jacht lean ver volgen. Door Ben Apeldoorn Amerikaanse en Europese weten schappers waarschuwen voor mo- tffliiiiro klimaatveranderingen door vliegtuigen. Het gaat om vliegtuigen met straalmotoren (jets') die vliegen op hoogten tus sen negen en twaalf kilometer in de atmosfeer. Op die hoogten komt ook een bepaald soort wol ken voor dat een belangrijke rol speelt bij de weerkaatsing van zonlicht en de absorptie van infra- roodstraling van de aarde zelf. Het blijkt dat de vliegtuigen de vorming van dit soort wolken sterk kunnen beïnvloeden, Over de mechanismen die daarbij een rol spelen tast men echter nog grotendeels in het duister. Dit voorjaar verschijnen daarover en kele artikelen in het wetenschap pelijke tijdschrift Geophysical Research Letters (GRL). Maar nu al klinkt het in wetenschappelijke kringen: „Voorzichtig met die jets daarboven." De wolkensoort waar het om gaat. staat in de meteorologie bekend als 'cirrus': spierwitte vegen, sterk contrasterend tegen een meestal strakblauwe hemel. En bovendien veranderen ze maar weinig van plaats. Dit in tegen stelling tot andere, lager gelegen wolken die zich sneller bewegen aan de hemel, zeker als het ook nog eens flink waait. Cirruswol- ken bevinden zich dus op relatief grote hoogten boven het aardop pervlak: gemiddeld genomen op zo'n tien, twaalf kilometer. Via metingen vanuit vliegtuigen weet men dat cirrus een belangrij ke rol speelt bij de energie-huis- houding van onze planeet. Door die grote hoogte en veelal platte, horizontale vorm kaatsen cirrus- wolken zonlicht veel effectiever terug dan bijvoorbeeld de lager gelegen buienwolken. Wijzigin gen in de hoeveelheid cirrus bete- Hogewolkenpartijen verljchtdoordeondergaandezon. De rechtewolkenstructurenzijndeelsveroorzaaktdoorhoogvliegend straal- verkeer. Foto gpo kenen dus flinke veranderingen in de teruggekaatste hoeveelhe den zonlicht. Zorg „Cirruswolken ontstaan als on derkoelde waterdruppeltjes en ijskristallen zich afzetten op zoge heten aerosols," zegt John Sein feld, verbonden aan de afdeling toegepaste wetenschappen van het California Institute of Techno logy (CalTech) in Pasadena. „Die aerosols fungeren dus als conden- satiekernen. Meestal bestaan die kernen uit deeltjes zwavelzuur, dat hoofdzakelijk van vulkanisme van over de gehele wereld afkom stig is." Seinfeld geeft in het weten schapsblad 'Nature' een overzicht van dc inhoud van de aanstaande artikelen in de GRL. Enerzijds wordt een eerste stand van zaken weergegeven van de resultaten van reeent onderzoek op dit ter rein; anderzijds uit men ook zorg voor de gevolgen van kunstmati ge uitstoot op de hoogten waarop cirrus voorkomt, zoals voorname lijk afkomstig van straalvliegtui gen. „Het probleem is dat we nog op geen stukken na weten hoe de di verse proeessen in elkaar grij pen," zegt Seinfeld. „Hel enige wat we met zekerheid kunnen stellen is dat straalverkeer de vor ming van cirrus in de hand werkt. Het was één van de duidelijke re sultaten die we in het voorjaar van 1996 met NASA's onderzoekspro ject SUCCESS (SUbsonic aircraft: Contrail and Cloud Effects Speci al Study) hebben verkregen. Straalmotoren stoten zwavel-, roet- en metaaldeeltjes uit en tal van verbindingen tussen zuurstof en stikstof, de zogenoemde NOX'n. Dm uitstoot als geheel is heet en mengt zich met de koude lucht. Opeen heldere, onbewolkte dag kun je de gevolgen zien: dik ke, witte breed uitwaaierende condensstrepen achter de vlieg tuigen." ,A!s de atmosfeer rustig is kun nen die condensstrepen uren blij ven hangen. In feite gaat het daar dus om kunstmatige cirrus. Bo vendien hebben satelliet-observa ties geleid tot de veronderstelling dat deze kunstmatige sporen kun nen uitgroeien tot uitgebreide cir ruspartijen, die anders zeer zeker niet waren ontstaan. Maar nog maals: we weten niet precies hóe dat gebeurt" Maar je zou toch stellen dat méér cirrus, in verband met het drei gende broeikasstadium (globale opwarming dus) min of meer een zegen is? Cirruswolken weerkaat sen het zonlicht sterk en des te meer er daarvan zijn, des te ster ker toch immers de afkoelende werking voor de aarde als geheel? „Was het maar zo makkelijk," ver zucht Seinfeld. „De cirruswolken absorberen volgens sommige me tingen ook een deel van de op waartse infrarode straling, die vanaf het aardoppervlak omhoog gestraald wordt. We weten met in welke mate hun terugkaatsende werking voor zonlicht daardoor teniet wordt gedaan. We weten niet naar welke kant de balans zal overhellen. Maar dat is natuurlijk een vraag waarmee zo ongeveer elke klimatoloog zich bezig houdt." Door Ben Apeldoorn Dat het eten van tomaten extra goed is voor onze gezondheid we ten we al een aanta! jaren. De be kende rode vrucht blijkt nu ech ter ook een zekere bescherming te bieden tegen het krijgen van enkele soorten kanker, zoals pros- taatcarcinoom Maar de tomaat is daarmee niet meer alleenheerser: de heilzame werking tegen be paalde vormen van kanker wordt nu ook opgeëist door een primitie ve bacteriesoort die in zeeën en oceanen voorkomt. Twee Engelse organisaties hebben dit onafhan kelijk van elkaar bekendge maakt. Wetenschappers van het Britse farmaceutische bedrijf Zeneca in Lancashire houden zich al meer dan een halfjaar bezig met gene tisch gemanipuleerde tomaten. Doel ervan is de tomaat aan te zet ten tot extra productie van bepaal de stoffen zoals lycopine. Brian Toons van Zeneca legt uit waarom nu juist diè stof: „Het is vrij alge meen bekend dat er in de landen rond de Middellandse Zee statis tisch gesproken heel weinig ge vallen van prostaatkanker voor komen. Via laboratoriumproeven weet men inmiddels ook dat ly copine een sterk remmende wer king uitoefent op ontstaan en voortwoekering van een prostaat carcinoom. De link is dan gauw gelegd, men eet daar meer toma ten, lycopine dus én men heeft minder last van de genoemde vorm van kanker. Maar let wel: het gaat om een statistische link, We weten niet hoe de stof precies werkt maar daar werken we nu aan met die gen-tomaten." „Ly copine is een plantaardige kleur stof, een pigment, in tomaten dat ietwat vergelijkbaar is met het oranje pigment earoteen. Carot- een is de naam van vitamine A in wortelen, en in somnn ge groenten en vruchten en die 'laan op hun beurt weer bekend als retinoïden. Dat is niet voor niets; earoteen speelt in ons netvlies, de retina, een belangrijke rol bij het zien." Gemanipuleerd Volgens Toons is in het Zeneca-la- boratorium al een aantal genen Cdelen van chromosomen waar van elk deel een erfelijke factor vertegenwoordigt) afgezonderd die een tomaat aanzetten tot de productie van lycopine. Met die genen wordt nu verder gewerkt om de lycopine-produclüe langs natuurlijke weg te verhogen. Toons denkt nog ongeveer twee jaar nodig te hebben voordat de genetisch gemanipuleerde toma ten op de markt worden gebracht. „We zullen ze daarbij niet presen teren als hèt middel om de kans op prostaatkanker te verminde ren", zegt Toons, „want dan han delen we om te beginnen in strijd met de Europese regelgeving op het gebied van de voedingsmid- delenconsumptie. Hoe ze dan wèl in de supermarktsehappen en op de dagmarkten zullen worden aangeprezen, moeten we nog be zien." Ongeveer gelijktijdig met Zeneca maakten onderzoekers van de universiteit van Reading, in Zuid- Engeland, bekend bezig te zjjn met een bepaalde stof die bij in zee voorkomende bacteriën is aangetroffen. Deze stof werkt ook remmend op ontstaan en ontwik keling van carcinogene woekerin gen. Het organisme, van het ge slacht cyanobacterium, werd al vier jaar geleden aangetroffen op de oceaanbodem nabij de Caribi sche eilanden. Kort daarna bleek het anti-carcinogene karakter van een deel van de biochemische op bouw van de bacterie. „Tot voor kort was het grote probleem met deze stof, die we curaeine-A noe men, dat het alleen in uiterst klei ne hoeveelheden was te betrek ken", zegt professor John Mann van de Reading-universiteit. „En daar komt nog bij dat het in de oorspronkelijke samenstelling niet in water oplosbaar is en bo vendien vrijwel meteen na het vrijmaken uiteenvalt. Net als bij collega Toons' lysopine weten we overigens nog niet precies op wel ke processen de remmende wer king op kwaadaardige celwoeke ring berust" „Inmiddels weten we wél dat de moleculaire struc tuur van curacine-A vrij eenvou dig is. Dat maakt het makkelijker om het langs synthetische weg in onze laboratoria na te maken," al dus Mann. „Dat biedt dan weer het grote voordeel datje er mole culaire onderdelen aan kunt ha ken waardoor curacine-A ener zijds oplosbaar in water wordt. Anderzijds kunnen die onderde len bewerkstelligen dat de cel- membranen er doorlaatbaar, per meabel, voor worden. Beide hoe danigheden zijn voorwaarden voor de bruikbaarheid van curaci- ne-A als medicijn tegen carcino men. Met de eigenschappen waar mee het nu in de natuur voorkomt is het voor dit doelonbruikbaar."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1998 | | pagina 5