Bob Janse trainde op intuïtie Just Göbel, de vergeten legende 7 'Stond ik daar als pestapie tussen al die ouwe gasten' Rotterdams Dagblad *Vï.' Zaterdag 9 januari 1999 Bob Janse (78) was vanaf de eindjaren veertig tot midden zeventig een even populaire als suc cesvolle trainer bij een handvol clubs. Zijn glo riejaren kende hij bij Xerxes en Excelsior. Ook was hij werkzaam bij Hermes DVS, waar hij be gon, 't Gooi, Emma, NAC en FC Dordrecht. Vandaag de eerste aflevering van vier. Zijn officiële naam luidt Pieter Johannes Janse. Maar zo lang hij leeft - en dat Is nu toch al 78 jaar - heeft nog nooit Iemand Piet tegen 8ob Jertse gezegd. Foto Jaap RoieinaiRotterdams DogblaU Door Piet Ocks Zijn officiële naam luidt Pieter Jo hannes Janse (van 5 maart 1920 te Schiedam). „Maar zo lang ik leef, heeft nog nooit iemand Piet tegen mij gezegd. Ik was vroeger een klein dik ventje. Iemand - en ik weet echt niet meer wie - heeft mij een keer 'Bobbetje' genoemd en zo is het mijn hele leven geble ven," Hij had een zeven jaar oudere broer, Dorus, inmiddels overle den, die jarenlang in het eerste van Hermes DVS speelde. „Rechtsback met een enorm har de trap. Een goeie knul, maar hij schopte naar alles wal bewoog." 'De Leest' was de bijnaam van zyn vader, die een sportzaakje dreef aan de Broersvest in Schiedam. „Daar ben ik geboren. Mijn vader was een heel bekend figuur in Schiedam. Hy was scout - dat woord bestond toen nog niet eens - voor Hermes DVS. Van huis-uit waren we katholiek, dus begon ik bij Excelsior '20. Na schooltijd voetbalden we in een klein slop- pie bij de Oostsingel. Balletje trappen tegen een blinde muur en partijtjes twee tegen twee. Ik was er altijd mee bezig. Net veertien was ik, toen Hermes DVS mijn va der vroeg of ik daar wilde komen voetballen. Ik zat op de katholieke ULO, daar moest ik vanaf, omdat ik naar een neutrale club ging." Zestien was hij, toen hij debuteer de als rechtsbuiten naast Manus Stolk, de oud-voorzitter, die rechtsbinnen speelde. „Mijn eer ste wedstrijd was tegen ADO. Stijf uitverkocht Daaf Westhoven lag in dienst, hij was te laat. Moesten we op hem wachten, eerder werd niet begonnen. Kan je 't je voor stellen? Mijn tegenstander was Herman Choufour, de latere ma nager. En al zeg ik 't zelf, ik was een groot talent. Als klein pesta pie heb ik die Herman alle hoeken van het veld laten zien." Meniscus „We speelden op Spangen, ging ik ineens door mijn knie. Meniscus. Heb ik me in Den Haag laten ope reren door dokter Meijs. Ben ik gaan lopen m de Passage, al die trappen op en af. Het leek goed te gaan. Op een trainingsavond vroeg iemand me of ik even wilde keepen, ze kwamen een mannetje te kort. Ik gooi een bal uit, voel ik ineens weer dezelfde pijn als vóór de operatie. Heb ik nog een poosje lopen aanmodderen, want ik was als de dood dat ik weer onder het mes moest Maar toch, ik weer te rug naar die dokter Meys, die zegt: 'Ik ben bang dat ik de ver keerde meniscus eruit gehaald Het Sparta-Kasteel, 1939. Bob Janse wordt van het veld gedra gen, geveld dooreen meniscusblessure. Het betekende het ein de van rijn actieve voetballoopbaan op 19-jarige leeftijd. Foto privé-collectie heb. De chirurgie stond toen nog in z'n kinderschoenen. Ër was nog geen dokter Strikwerda. 'Ik moet je weer opereren,' zei die dokter. Maar daar wilde ik nog wel even over nadenken." „Bij SW speelde Piet Romeijn, een neef van die ouwe rechtsback van Feyenoord en SW. Die had exact hetzelfde. Hij moest ook aan een meniscus worden geholpen. Zegt-ie tegen mij: laten we samen gaan, liggen we gezellig op een kamer. Ga jij maar eerst, zei ik te gen 'm. Hij heeft er zyn hele leven lang - hy is kastelein geworden - een- stijve klappoot aan overge houden. Ik durfde niet meer. Ik zag er zo enorm tegenop. Weer dat ziekenhuis in tijdens de bombar dementen. Maar ja, mijn voetbal loopbaan was op mijn negentien de afgelopen. Zonde, want ik was een kei,al zegikhetzelf.Enpopu- Iair." „Daarbij was ook de oorlog nog uitgebroken. Ik werd gevor derd naar Ahaus, net over de grens bij Enschede. Maar ik had nog steeds last van die poot. Als we op appèl moesten komen, strompelde ik naar voren. Beetje overdrijven, je kent dat, want by een luchtalarm sprintte ik als eer ste naar binnen. Na verloop van tijd mocht ik toch weg, vanwege die knie. Terug naar Nederland. Bij Enschede kon ik mee voorop op een vrachtwagen. Ik was als de dood. Luchtaanvallen. Tot Den Haag heb ik het volgehouden, maar toen moest ik nog naar Schiedam. Ben ik met een maat gaan lopen, maar verder dan de Broersvest kwam ik niet. Lucht alarm, ben ik naar mijn vader ge vlucht, terwijl ik met Co in de Lange Nieuwstraat woonde. In veertig ben ik getrouwd, nu dus al 58 jaar. Later ben ik verhuisd naar de Koemarkt, schuin boven café 't Sterretje. Twee broers van de va der van Hans Eijkenbroek woon den naast me. Die zyn daar nog doodgeschoten door de moffen. De oorlog ben ik aardig doorge rold." „Ze vragen mij wel eens hoe ben je trainer geworden, heb je daarvoor geleerd? Ja, veel later heb ik een cursus gedaan, maar ik deed alles op intuïtie, puur op ge voel. Bij Hermes ben ik begonnen met een jeugdelftalletje. Later werd dat de hele jeugd en ook nog het derde elftal. Ik kon myn bed wel op het veld zetten. Weer wat later vroeg het bestuur mij of ik het eerste wilde gaan trainen, ik was net 24, maar had geen diplo ma. Kreeg ik een jaar dispensatie. Een elftal met Bram van der Tuyn, die ik nog om een handte kening had gevraagd, Lou Borra- ni, mijn broer Dorus. Daar stond ik als teringapie tussen als die ou we gasten." Voor de spiegel „Zat ik thuis en dacht ik: wat moet ik nou tegen die gasten zeg gen? Want ik moest natuurlijk een bespreking houden. Maar hoe moet ik beginnen? Ging ik voor de spiegel staan om te kyken wat voor houding ik moest aannemen. En wat voor toon ik moest aan slaan. Beste jongens, of zo? Kan je je voorstellen? Maar dat had ik snel onder de knie." „We stonden voorlaatste in de' tweede klasse, op degraderen. We hadden nog een punt nodig. Ajax uit, dat al dik kampioen was. Mijn vader kreeg toen een lunineus idee. We komen uit Schiedam, la ten we die Ajaeieden allemaal een flessie jenever aanbieden. Binnen een half uur met 3-0 voor. Wonnen we met 4-2. Bleven we erin. Dat' was mijn eerste succes. Na de wedstrijd kregen we een di-;; ner aangeboden. Aad van Welze- nes, de scheidsrechter, was er ook^ bij. Toen al had hy liever een bor reltje dan een glas melk. Voordat we aan tafel gingen hadden we al aardig zitten likken. De soep was net opgediend, stapt Van Welze- nes op zo'n ouwerwetse tafel met' van die schragen om een toe spraakje te houden. Langzaam? loopt-ie naar het midden en pats,- klapt die tafel in. Lag hij daar in-? eens tussen de soep." Faas Wilkes In 1948 werd Bob Janse trainer? van Xerxes. „Het was het laatste? jaar van Faas Wilkes, die daarna? naar Italië ging. Wij stonden twee-; de en waren landskampioen ge-* worden als Faas geen dubbele? liesbreuk had opgelopen. Die wa-* ren we de rest van het seizoen? kwijt, anders waren wij gegaran deerd kampioen geworden en niet? SW. Faas was een grootheid met een? geweldige techniek. Een manne tje of drie, vier inclusief de keeper^ passeren, pats-goal, z'n klauw op-> steken en weglopen." 11 „We trainden 's avonds om half zeven, maar die gozer heb ik om. die tijd nooit gezien. Hij belde me 's ochtends om half elf op en vroeg-ie: een uur of elf? Dan nam- le zyn broer Leen mee - die moest keepen. Faas liep vijf rondjes, ging een kwartiertje op zijn broer staan knallen, beetje dollen, meert niet. Trainen kwam-ie verder nooit, Maar wat moest ik als jong ventje van 28 zeggen tegen een vent, die zo goed was? Hij had ook van die kwajongens streken en zeker als-ie wat had ge dronken. In mijn tweede periode bij Xerxes was Faas net terug. Voor het seizoen zegt Piet Hoo- genboom, de sponsor, tegen me: 'Donderdag ga je niet trainen, we gaan met de hele ploeg dineren in Hilton.' Wij eerst naar de Jan Steenbar. En Faas, whiskytje en nog eentje en nog eentje. Na het eten komen twee obers binnen met een knots van een ijstaart, die ze op de tafel zetten, vlak voor Faas' neus. Pakt hij die taart en smijt 'm zo naar Hoogenboom. Vangen,' riep-ie nog. Hoogen boom zat van top tot teen onder het ijs en de slagroom. Ik moest wel lachen, maar ik schaamde me dood." Volgende week: 'Bij 't Gooi deed ik de training in myn tuin.' Sport is van alle eeuwen. Maar wie waren de Nederlandse top sporters van déze eeuw? Rang lijsten zijn definitief, lijstjes ech ter veelal arbitrair. De top-50 van deze eeuw is een rangschikking, opgesteld door de sportredactie van deze krant, met hier en naar een stevig Rotterdams accent. Vanaf vandaag iedere zaterdag een portret van die vijftig helden. Te beginnen met nummer 50, af- rondend in december met de Ab solute Nummer Eén. Vandaag: Just Göbel, keeper aan het begin van deze eeuw. Volgende week in 'Eeuwige roem1: nr. 49, bokser BepvanKIaverea Door Ruud Paauw DE TIJD heeft zijn naam en faam naar het vergeet boek gedreven, maar wie de verslagen in oude kronieken opslaat, treft daarin een ware ju belzang over zyn prestaties. Het woord 'geniaal8 komt er bij bosjes in voor. Dr. Just Göbel (1891-1984), doelverdediger van Vitesse en het Nederlands elftal in de periode 1910-1920, was zó goed dat zelfs een EngeL' profelftal hem een plaats onder de lat aanbood. Een groter eer was in die tijd niet denkbaar want de Britten waren toen nog de absolute meesters van het spel en met de voetballerij op het continent hadden zij over het algemeen zeer weinig op. Göbel kan worden beschouwd als de 'vader', de wegbereider van het moderne keeperswerk. Tot hij kwam, waren doelverdedigers ge wend de bal voornamelijk trap pend en stompend weg te werken. Zijn voorganger in het Neder lands el ftal, de DFC'er Beeuwkes, deed niet anders en was er be roemd mee geworden. Die werk wijze was ook wel verklaarbaar. In de dagen van Olim waren keepers vogelvrij, je mocht hen aanvallen en desnoods met bal en al over de doellijn werken. Maar voortdu- rend stompen had ook zijn bezwa- ren: je wist als keeper nooit pre cies waar de bal zou belanden. Bij een bezoek aan Engeland zag Gö bel hoe het ook anders kon: klem- vast te werk gaan en snel uitschie ten. En zo introduceerde hij ook het van de voet van de aanvaller wegplukken van de bal, wat als ra zend gevaarlijk werd beschouwd. De in Nederland werkzame En gelse trainer Warburton leerde hem hoe hij zich daarbij moest be schermen. Göbel was ook de eerste die niet precies midden in het doel stond. De ene hoek was altijd beter be schermd dan de andere. Daarmee verleidde hij de aanvallers te schieten naar de meest vrijgela ten hoek. Met zijn grote sprong kracht en lange armen was hij er zeker van torh wel tijdig by de verste hoek te komen. L^nen trekken Als 15-jarige werd Göbel lid van Vitesse. Zijn ouders wisten aan vankelijk niet eens dat hij voet balde. Hij liet hen op zondag in de waan dat hij naar het veld ging 'om kalklijnen te trekken'. Al op zijn zeventiende, hij speelde nog in Vitesse 2, stond hij onder de lat van het oostelijk elftal. De gekozen keeper voor dat elftal was ziek geworden, een reserve was niet beschikbaar en Göbel die naar de wedstrijd was komen kij ken, werd gevraagd in het doel te gaan staan. Hij deed het zo voor treffelijk dat zyn naam meteen gemaakt was. Niet iedereen was verrukt oyer het feit dat hij voetbalde. Zyn le- Manus Just Gobel, geboren 21 no vember 1891 te Soerabaja, overle den 5 maart 1984 in Arnhem. De vader van het moderne doelverde- digen. Koel en efficient. Wars van alle franje. Genoot faam tot ver over de grenzen Keepte in het eer ste van Vitesse uau 1909 tot 1920 en 1922-23. Kwam 22 keeruü voor het Nederlands elftal (1910-1920) en won met het Oranjeteam brons op de Olympische Spelen van 1912 tn Stockholm. Just Göbel in actie voor het legendarische Oranje-team dat in 1913 op Hout/ust voor het eerst in de historie van Engeland won. Ir. Ad van Emmenes schreef daarover: 'Het was ongelooflijk wat hij uit zijn doel hield, hoe rustig hij de moeilijkste situaties oploste.' Archieffoto's GPD raren op de Lorentz HBS in Am- hem zeker niet. Zij overhoorden hem op maandagen extra, en naar zijn mening soms nodeloos lang, over al het huiswerk. Het deerde hem niet; hij kende zijn zaakjes. Grote faam verwierf hij in maart 1912 toen hij in Antwerpen vrijwel in zijn uppie (de rest van de defen sie faalde hevig) dc Belgische aan val in bedwang hield en een 2-1 overwinning voor Nederland uit het vuur sleepte. Na afloop werd hij door Hollandse supporters op de schouders genomen en datwas nu iets waar hy een hekel aan had Hy was wars van elk hulde betoon (en ook tamelijk publici teitsschuw, interviews met hem zijn nauwelijks voorhanden). Göbel speelde ook in het legenda rische Oranje-team dat in 1913 op Houtrust voor het eerst in de his torie, na vele smadelyke nederla gen, van Engeland (amateurs) won: 2-1. Voetbalkenner Ad van Emmenes die uc wedstrijd zag, schreef daarover: 'Het was onge looflijk wat hij uit 2ijn doel hield, hoe rustig hij de moeilijkste situa ties oploste. En ondanks de con centratie waarmee hy de stnjd volgde, zag hij toch nog kans om midden in een Engelse aanval met de hand achter zijn rug kal merende gebaren te maken naar het publiek achter het doel dat in zijn zenuwachtigheid de scheids rechter uitschold'. Sober, efficient, koelbloedig - zo gedroeg Göbel zich in het doel. Maar onder die beheersing brand den wel degelijk de emoties. Een heel enkele keer drongen die door het pantser heen. Zoals in 1914 toen Vitesse tegen het Haagse HW aan een gelijkspel genoeg had om de landstitel te veroveren. Een minuut voor tijd, bij de stand 1-1, verkeek Göbel, die schitte rend had gekeept, zich op een bal die door de wind tegen de krui sing ketste en vervolgens werd in gekopt. Hij verliet in tranen het veld. Göbel speelde maar 22 inter lands, een aantal dat veel hoger zou zijn geweest als de Eerste We reldoorlog 1914-1918) het interna tionale voetbal niet had lamge legd. Na de oorlog kwam hij terug in het Neaeriands elftal, maar met voor lang. Zyn ogen waren min der geworden. 'Het werd hoe lan ger hoe erger? zei hij er in 1950 over. 'Ik kon zonder bril niet meer zien hoe de aanvallers hun voeten hielden als ze schoten.' Dat was voor hem het teken om zijn voet- Just Göbel, tang, slank en met een mooie Ascetenkop. balloopbaan te beëindigen. In 1922 trok hij op dringend verzoek van Vitesse zyn keeperspluiye weer aan om het verloren gegane eersteklasserschap te heroveren. Dat lukte. Hij was dan geen 18-ka- raats meer, maar nog altijd een doelverdediger van klasse. Ascetenkop Daarna verdween deze lange, slanke gestalte met zijn mooie As cetenkop voorgoed van de velden. Zijn club Vitesse en het Neder lands elftal bleef hij als toeschou wer tientallen jaren lang trouw volgen. Als arts ontwikkelde hij zich tot hart-en longspecialist. Hij werkte o,a. voor een sanatorium waar kinderen met tbc kuurden. Volgens zijn dochter, Sylvia van Voorthuizen-Göbel, kon hij het maar moeilijk verkroppen als hij geconfronteerd werd met onge neeslijk zieke jonge patiënten. „Dat hij dan machteloos stond, viel hem heel zwaar. Hij zei dan vaak: ik had beter landbouwinge nieur in Wageningen kunnen worden." Na 1945 vestigde hy zich als huis arts in Arnhem. Hij had daar een grote ziekenfondspraktijk. Die le verde hem niet veel op, aldus zijn dochter, maar het ging hem niet om geld, wel om het goed uitoefe nen van zijn vak. Pas op 73-jarige leeftijd stopte hij ermee. Just Gö bel overleed in maart 1984, op 93- jange leeftijd. Het ANP meldde zijn dood in zegge en schrijve ze ven regels. Geen woord over zijn heldenrol op Houtrust 1913 tegen de Britten. In een der dagbladen verscheen een ingezonden stuk van iemand die hem nog als arts had meegemaakt. Het wierp een markant licht op Göbel als mens en medicus: 'Ik heb de grote (en dat was hij let terlijk en figuurlijk) Göbel van zeer nabij meegemaakt. Ais jongen van een jaar of twaalf werd ik in de oorlogsjaren met een iongaan- doening verpleegd in het Amster damse kiTidersanatorium in Hoog- Biancum bij Huizen. Daar maak te dokter Gobel deel uit van het artsenteam. Voor ons kinderen isas hij een bijzonder prettige arts. Die lange, magere man probeerde ons altijd op ons gemak te stellen. Eens in de zoveel tijd kwam dokter Göbel 's avonds vertellen over zijn ttoetbaluerieden. De bedden waren dan gezellig tegen elkaar gescho ven. Hij had op zo'n avond altijd een bal bij zich die door een be paalde overwinning van histori sche betekenis was. Hij kon fijn vertellen en zo bracht hij toat 2on en licht in het leven van kinderen die soms jaren moesten kuren.'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Nieuwsblad / Schiedamsche Courant / Rotterdams Dagblad / Waterweg / Algemeen Dagblad | 1999 | | pagina 1