H
A°. 1869.
a a ii da g;.;S|T Sep tern ber
JW 2i90.
Verschijnt dageiij%v uitgezonderd Diogsdag.
MflBlEDING van de ST44TSBÈGRÖ0TItf6
BUITENLANDSGHE BERIGTEN.
lil
Zr-^'mr.
mm
voor 1870
door den Minister vau. Fluauli^ii,.
l"'' 'TWEEDE KAMER der STATEr GEMAAL,.
fi
"li
i
t JVt A BONNBME JJ T:
Abonneméntsprij» pér Drie Beenden -i f 1.86.
franco per. Postdoor het goïiecle Rijk - 2.60*
.- i' 1 j
(Brieven. Franco.)
A D V EB TENT I_E 'H t
l'rge: ton 1 tot 10 gewone regel» flOO; iedereregel trcer/"0,l6.
Voor don werkenden etend én toèr.Vëldedigheid,de helft ttn.dcnprije.
x v. i. r-trV.;1. -a
-.•»
In<iezittmg van gisteren zjjn door den minister van
finahtién de'tèègrootingswetten voor'hét jaar 187Ó aange
boden/ en-daarbjj zeer breedvoerige mededeèlibgen gedaan
"betreffende 's rijks geldmiddelen. Do minister zeide o. a.
•- By de behandeling dor bcgrooting van I870zullen belang-
rjjke finantiele vragen te beslissen zjjn. Het is daarom vooral
thansnoodigj'dat ik udonfinantielen toestandzoo volledigen
duideljjk mogeljjk voorstede, en a den weg doé kennen dien'
dé regering meent te moeten volgen bjj de intrede van een
nieuw tjjdperk.
Hetiverledene. moetinde eerste plaats' worden vermeld.
Dit gaf4eenige teleurstelling.Men dacht vroeger te kunnen
rekenen op een auhzienljjke bate, welke zon voortvloeijen
uit de rekening over de koloniale dienstjaren, den 1 ontjaiij
1867 voorafgaande. .By hot indienen der siaatsbegroóting
voor 1868 meende men dié .baten; nt^ aftrok van bót jsóo-l
genaamd'administratief kapitaal in Indie. te kunnen -be-j
.grooten_op/llj64 5,000, waarvan men 9,00ö^iÖiLwiJ.do'
bestemmen tot dekking- van de staatsuitgaven voor.1^68',- j
Aan dit voorstel.'ia evenwel, bij de definitive vflststeüing:
van dé wet op'dé middelen voor 1868, in Junjj van' dat jaar,
geen gevolg gogeven. 'Het werd raadzaam geacht ,j.eërst
nadere berigten uit Indie af te wachten.
■Na géruimen ijjd kwamen die bèrigten in, doch zy.vielen
niet medé.'Naar aanleiding daarvan zouden de beschikbare
baten, voortvloeiende uit de rekeningen van dal vroegere
tydperk, niet hooger te schutten zijn dan 2,500,000 onge
veer. Eenigebyzonderheden van deberekening in Indieop-'
.gemaakt, gaven stof, tot .opmerkingen en tot vragen, welke;
aan dëlndïsch'e regering^werderigerigtj-en -waarop nog ant-'i
woord wordt verwacht.
Ook do dienst van 1868 leverde minder gunstige uitkom--
'sten op. De opbrengst der gewone middelen beantwoordde
wel ruim aan de raming, die daarvan ddor den minister in
Juny 1868 gemaakt werd, en klom tot boven 74 millioen,
maar de koloniale by dragen bereikten het cjjfer van do ra
ming niet; zy zullen ƒ2,905,869 daar beneden blyven.
Daar tegenover staat, dat de uitgaven over 1868 ook
benéden de begrooting bleven,- en wei-ten bedrage van
ƒ2,593,957.54. Daaronder zijn echter begrepen de som
van 650,000, die voor een mogelijk tijdelijke voorziening
in de exploitatie der spoorwegen wastoegestaan.en waarvan
geen gebruik behoefde gemaakt te worden ;*en de renten' van
hot waarborgkapitaal der muntbiljetten, ad 500.000.
De begrooting van i868 sloot meteen te kort van
J 8,992,095.12avoor welk te kort het echter inet noodig ia
schuld te creëren.,,v r
Wat de dienaVVan hètj-Ipopende jaar betreft, zullen de
middelen toereikend zyn-otó'?dè uitgaven te dokken. Wel laat
het zich aanzien, dat dé koloniale bydragen niet ten vollo bet
cijfer zullen,bereiken waarop zij geraamd zijn, maar daar
tegenover staat de auozienljj ke vermeerdering van opbrengst
der gewpnestaatsinkomsteo.
Op 81 Augustus was deze reeds bjjna2 Va millioen geste
gen boven de opbrengst van 1868 Opmerkelijk is het, dat de
verhooging van den accjjns op het gedistilleerd geen naderli-
gèn invloed op dé opbrengst "van hot raiddel uitoefende do
veraccynsde hoeveelheid is ruim 600(j hektolitcrshoogerdan
in't .vorig jaar.'V
Uit hét b'ovên vermelde bljjkt, in do eerste plaats, dat allo
uitgaven tot beden uit voorhanden middelen te bestryden
'zijn'; dat er geen tekorten aanwezig zijn; die niet behoorlijk
gedekt kunnen wordon. -
Op baten van vroeger jaren valt niet meer te rekenen.
Op de problematieke saldo's uit Indie mag niet gesteund
worden.
Ook de leering toch is uit de schets van den toestand op
niéuw te trekken, dat de Indischa bydragen wisselvallig zyn.
Dat werd bij het zamenstellen der begrooting voor 1870 niet
nit het oog vorloreD, zooals blykt uit de opgaven omtrent die
begrooting.
De finantiele nalatenschap welke in 1868 door dit minis
terie wérd aanvaard, was met velé gróote lasten bezwaard.
De minister inoet'dit nogmaals in herinnering brengen niet
torn nu ook bèschuldigingén in te brengen, 'maar alleen om
ten overtuigendste te doen blijken, dat de groote vrijgevig
heid, door de wetgevende magt ton toon gespreid in een tyd
perk van ongekenden bloei, de oorzaak is van de kleine
hinderpalen welke thans worden aangetroffen.
Die lasten bestaan niet alleen in do spoorwegen maar ook
fin tal van groote wëirken, die destyds zyn aangevangen en
die nu voltooid mooten wordenzooals de verbetering der
■waterwegen' tèniSbé&'oeve van Amsterdam! Rotterdam,
Zwolle,- 'do droogmaking der Schielandsche plassen en nog
andere werken van. dérgelyken aardde verbetering van
ijMJpiue rivieren; de vestingwerken en het materieel der marine,
or geen baten van vorigo diensten nicer aanwozig zyn,
is het onvermijdelijk geld op té nemen voor het voltooyen der
spoorwegen. Op êenigè rentebetaling moest dan ook voor de
dienst 1870 wórden gerekénd. Daarvoor is een bodrag'van
302,500 uitgetrokken.; 'h; 1
,„.NiettegenBtaandede,b<tgj^tij^raetvo1e aanzienlijke som-
menvbor'öndërbandéazyndo "werfien enz, moet wor3ën*Bê-
zwaard, 19 het eindcijfer nogtans 560,861.62 lager dan dat
voor 1869. Deze uitkomst fs verkregen door vermindering
van 'do begrootingen van binnenlandsche zaken, marineeu
oorlog.
De regering heeft haar beginsel, bij hot indienen der be
grooting voor 1869 verkondigd, ook nu getrouw in acht ge
nomen, namolyk om den voortgang der uitgaven te matigen,
en aan de gewone inkomsten van don staat, die gedurig in
opbrengst toenemen, den tijd-te laten om meer in verhouding
te komen tot dé-behoeften.-. Op dien weg is nn een tweede,
grootere schrede gedaan dan in-'t vorige jaar. Dat zij van
beteekems is, .blykt uit de omstandigheid, dat het verschil
tusschen het bedrag der uitgaven en dat van de gewone
staatsinkomsten thans, in'rond cyfcr, twee millioen lager is
dan in't vorig jaar.
De vraag of het tydstipgoacht moest worden gekomen to
zijn, waarop aan verhooging van belasting of aan de voor-
dragt van nieuwe belastingen gedaebt moet worden, heeft bij
'do Regering een punt-van ernstige-overweging uitgemaakt.
Zy vond daartoe des te meer aanleiding, omdat het denk
beeld, in bet vorig jaar aangegeven, ton aanzien der koloniale
bydragen, om namelijk die niet hooger uit te trekken dan tot
10.000,000, by dezo begrooting in toepassing is geüragt.
Do goheelo som dar uitgaven 's werd geraamd op
96,228.916,91 waaronder, 10,000 000 voor de spoor
wegen, voor hot overige dus f86,228,916,91.
De opbrengst dor gewone staatsinkomsten wórdt ge
raamd op 74,856,583.00
Do koloniale bijdragen op 10,000,000.00.
tezamen. 84,856,583.00
Er is dus een verschil van ƒ1,372,338.91.
»^Daar ,.dit;tekortweinig;verschilt, jnet jde.kosten voor do
drio grooto waterwegen, dö^droogmakerij in Schieland en
het kanaal in Staats-Vlaanderen, meende de regering de
uitgaven voor die werken te kannen rangschikken onder
diegene, welke door middel eener leening kunnen bestreden
wordon; terwijl de andere uitgaven die zich tijdelijk voor
doen, worden opgewogen door die welke van afloopenden
aard zyn en andere baten op verschillonde wijzen te ver
krijgen.
Ten gevolge dezer beschouwingen kwam bet der regoring
voor, dat de vraag, of reeds nu vevhooging van belasting noo
dig is, vatbaar is voor een ontkennende beslissing. De9 te
meer, omdat demogelijkheid bestaat, dat het nu nog gereser
veerde bedrag van 14 ton nit de baten van de koloniale dienst
1867, latér voor de dienst van 1870 zou blyken beschikbaar
to wezen. Tevens raogt zij echter de staatsinkomsten niet
verminderen zij moest dos wel, tot haar leedwezen, de in
gereedheidgebragtévoordragt tot invoering van een uniform
briefport van 5 cents achterhouden omdat die invoering in
den eersten tyd een niet onaanzienlijk verlies van inkomsten
zou opleveren.
Wat nu het sluiten van een leening betreft, daarmede be
hoeft. volstrekt geen haast gemaakt te worden.-Aan betaal
middelen ontbreekt bet geenszins. Van daar het denkbeeld
derregeringom nu nog niets te bepalen.omtrent den aard van
het tijdstip waarop een eigénlyke leeninggeslotenzou moeten
worden, maar zich by voorraad te bepalen tot het opnemen
van geld, door uitgifte, zoo noodig, van schatkistbiljetten tot
een bedrag van elf mitlioeri"; derhalve aanvankclyk de rego
ring te magtigen tot het sluiten eener leening in dien vorm.
Tot dit voorstel ging zy té ber over, naardien zij van'do mag-
tiging, tot uitgifte van 4 millioen aan schatkistbiljetten, haar
verleden jaar gegeven, géén gébruik heeft gemaakt, en, zoo
als blykt uit de mededeelihgên 'doó'r den minister gedaan om
trent het te kort op de dienst van 1868, ook wel geen ge
bruik maken zal. 'I'
Het besluit der regering omtréht de vraag of het noodig
is op dit oogenblik reeds meer middelen aan te vragen, ont
sloeg baar intusschen geenszins van don pligt om te onder
zoeken wat geschieden kan' tot verbetering van de bestaande
belastingen. De voórdrégf, in do vcrige zitting gedaan ton
aanzien van de wetgeving op de. grondbelasting, is noodig om
te kunnen komen tot een herziening van de belastbare op
brengst der gebouwde'eigendommeneen maatregel die reeds
veel te lang is uitgesteld. Groote ongelijkheid in die'aanslagen
zal dan kunnen wéggenomen worden. -
Een ander gewigtig onderwerp heeft reeds lang do aan
dacht getrokken; het patentregt. Op verbetering dier belasting
is meermalen aangedrongen. De ministèr kent slechts één
weg tot afdoende verbetering: dat men die belasting alge
meen mako. Want het is,.in beginsel, onverdedigbaar dat
men, in. een behoorlijk geregeld belastingstelsel, de inkomsten
van zekere kategorien vainngozetenen bjj uitzondering aan
een belasting onderwerpt.
Die algeroeone toepassing van het' eerste beginsel der
patentwet zou dus nietB anders zjjn dan de invoering eener
rijksbelasting op de inkomsten van allo ingezetenen.
Maar daarlogen bestaat nog groot bezwaar. De tyd echy nt
nog niét gekomen te
tegen dergelijke belasting in genoegiame raalë^éwèkën zjjn.
Daarbjj'komt dat dofafVchaffing' yandongomeënto^dicypa
vele gemeenten noopte, belastingen-te heffenjn vetfeiding
tot do inkomsten der belastingschuldigendaarveor-sQU,één
^TjE3borasring'vah~dénzeifden'uaTddifhrh'#v^ns^irzuISé^é-^
meenten wel eenig bezwaar opleveren.
Na nog gewezen tè hebben hoe het dool kon bereikt wór
den, doch daardoor voor het rjjk slechts dé helft zou terug-
bekomen worden eu voor de andere belft een consumtivo
belasting zou moeten worden geheven, onthoudt dornïnistcr jjj
zicb voor 't oogenblik van verdere byzonderhedeo, Eén ont- Ij
werp daaromtrent zal eerlang door hem wordon,ingediend. i|
Ziedaar, zoo eindigt de minister, het algeméén'óvqrzigt -,,-.4;
van de voornemens op finaniieel terrein, en van den toestand- ijl
dor fioantien in het algemeen. Die^töestan'd mogëmindor
schitterend'zyn dun hjj oenige ja^'gblé^ejn'-was';'-:|j
men onpartijdig Wil oordeolen, vindtTmèh'or nieté'ipjafjsorg J
voor de toekpmat behoeft te baren. Wij zullen^nog*ëénigén: Js;
tjjd te doen hebben mel.de moejjéljjkiiëdën welkè'dë.aanlëg
van vele grooto werkon oplevert; maar dié moéijélykhêden
zijn niet van ernstigen aard. 1
Over de noodzakelijkheid om phzégèidmiddèlén minder
afhankelijk te maken van de kolonialo bydragen, is het over
bodig in het breede.uit te weiden; wat daaromtrent is voor
gedragen, is terugkeer tot het beginsel,'dat, nu elf jaren ge
leden, door de wetgevende magt werd aangenomen, doch dat
later weder verlaten werd hot beginsel om niet over koloni
ale batige sloten te beschikken, dan nadat van het'werkelijk'
bestaan dier baten gebleken zal zijn.-
Dat geleidelijke vermindferingvan onze afhankelijkheid
van do Indische baten zonder schokken mogelyk-is, daarvan
wordt het beivjjs geleverd in de begrooting voor 1870. !*v-:
De wetenschap, dat de ongekende voorspoed" van. vorigo
jaren plaats heeft gemaakt voor cên. toestand waarin overleg
en spaarzaamheid moeten gepredikt worden, moge een min-
der nangenamen indrnk wekken, 'men wachto zich-voor!
angst valtigheid, die zoo ligt hare ste'm voeit by nfidero Btem-
meu. Het vermogen ons zelven te helpën is ons gëscho'nkënj"'''''
van onzen wil hangt het af dat vermogen, Wanneer het noodig
raogt worden, aan te wenden. Daarom, meent de minister,
dat w ij de toekomst met vollo gerustheid tcgééioet kunnen gaan.'
Het is thans met zekerheid bekenddat de familie
Kinck de zes atag'toffers der verschrikkelijke misdaad,
onder Pantin-, nabjj Parijs gepleegd te Roubaix gewoond
hebben. Het is nu ook gebleken, dat de jongman', die zich in
het logement voorJan Kinck uitgnfen eeii dér moordenaars
was, Gustaaf Kinok heet. Jan Kinck is de naam des 'vaders,
die omstreeks vjjftig .jaren oud is. Deze had voor ruim een
maand Roubaix verlaten-en'zich naar den Elzas, zyVge-
boortestad, begeven. - Daar had hij een huis'in eigendom,
waarvan hjj zich wildé ontdoéi^om een groóter te koopen,
ten einde zich daarin te vestigen cn zyn zaak-—-hy is kunst
draaier uit te breiden. Zyn vrouw had echter weinig lust
om met hare vjjf kinderen derwaarts te verhuizen, doch zy
had een som van vijfduizend francs, die zy bij een bank te
Roubaix gedeponeerd had, teruggenomen, om,die aan haren
man te doen toekomen. De-zoon Gustaaf was eonigen tijd na
zijn vader derwaarts vertrokken, en veertien, dagen later
wuren beide te Parijs gekomen. Van ..daar had men naar
Roubaix aan do moeder (of.echtgenoot) geschreven, om naar
het bewuste logement te komen.- Daaraan had zy, gelyk men
weet, voldaan; maar evenzeor weet men, dat zy in hot logo-
ment gekomen, er'Jan Kinck niet had gevonden.
Wat hebben vader en zoon uitgevoerd gedurende al den
tyd, dat de laatste in het bewuste logement een kamer besteld
had,- waarvan hy echter slechts by tusschonpoozen eon zeer
kort gebruik had gemaakt? Zeer zeker hobb.en zy de middelen
voorbereid voor bunne slagting. Ook, weet men dat iemand,
op den dag, dio aan de misdaad is voorafgegaan, een spade
bij een smid hoeft'gekocht, en 'deze persobn had zulk'een
diepen indruk op den smid gemaakt, dat deze verklaard beeft
hom onder duizenden te zullen herkennenVj*;,!
Dat hebzucht do dryfveer was vnn dé misdaad, is thans
aan geen twyTel'onderhevig. De ongolukkigo vrouw en
moeder was bovendien nog al vasthoudendij;, -
Een spoorwég-bcambte, die zich in dën'nacht waarin do
misdaad volvoerd word, naar zyn woning"had begeven, hcéft
thans verklaard, dat, liy hulpgeschreeuw; van don kant bad
vernomen, waar. de gruweldaad bedreven is; doch daar hy
dit zoo dikwyls'sZondags nachts van dronkaards op den
weg had gehoord, zoo heelt hjj er verder geen aandacht aan
geschonken. Een arbeider vaneen indenabjjhcidgelegen
fabriek wil toen ook geschreeuw gehoord hebben, en alsmodo
het geroep: „ach, myn moedér, myn moederl" Hjj hield dit
pvenwel voor bet geschreeuw van een kind, dat straf van
zijn moeder ontving.
Door middel van den telegraaf, weet men, dat de beide
Iïincks, vader en zoon, reeds te Havre, vanwaar zjj zeker
naar Amorika wilden vertrekken, gevangen genomen zjjn.
Toon do politie den zoon vcrvolgdo, sprong deze in het water,
doelt hy werd cr lovend uitgehaald. A