I aturdag o v e mb e r Verschijnt-dagelijks, uitgezonderd Bingsdag. A0. 1869. M' =2229. EEN PAAR OPMERKINGEN. ALGEMEEN OVERZIGT. BUITENLANDSCHE BERIGTEN. BINNENLANDSCHE BERIGTEN: Wij hebben in onze vorige nummers een onaangenaam werk-te verrigten gehad. Wij hebben in liet süjk moeter). \Vroetenv om te ziet) of er hier en daar nog iets van méerderèAvuarde te vinden Wij hebbende aanrtiei kingen van X zoo veel mogelijk op een wijze wcdcricgd, alsof X ons als fatsoenlijk man had aange sproken. Thans nog eenige opmei kingen, waarbij wij het artikel meer in zijn eigen karakter beschouwen. Wij vragen aan ieder, was het artikel vafi X een natuurlijke repliek op ons stuk? Wij vragen, was ons stuk van dien aard, dat het een repliek moest uitlokken, die zoo zeer getuigde van verbeten woede als het artikel van X. Welk bepaald verwijt hebben wij der plaat selijke schoolcommissie „voor het hoofd gegooid?" Onder al onze aanmerkingen kennen wij er slechts óón die als bepaald verwijt kan worden geldend gemaakt „de aanmerking over den stijl der circulaire." X echter ziet in alles wat wij schreven een verwijt tegen de schoolcommissie. Nergens echter steeg de woede tot een zoo bedenkelijke hoogte als waar X den stijl der circulaire bespreekt. Wij geloov'en dan ook, dat het vooral die aanmerking is, die den toorn van X heeft gaande gemaakt en liet komt ons waarschijnlijk voor, dat die toorn de werking van X's geregeld denken zóó zeer heeft belemmerd, dat hij in al onze aanmer kingen niets liceft gezien dan de meest hatelijke ver wijten. - Aanmerkingen op het werk der commissie, die voor geen verstandig man iets beleedigcnds inhouden, neemt X op alsof de commissie met nijd en haat weid .achtervolgd. Hij verdedigt een fort, dóór, waar liet niet wordt aangevallen. Waarlijk X heeft met de oogen der drift in onze aan- mcrkingenaanvallengezicn. Alles is voorXeen verwijt.- Wij werpen, zegtX, der commissie liet verwijt naar liet hoofd, dut hare maatregel mislukt is. Wij vragen is dat gezond gedocht? Behalve de vermelding van het feit der mislukking, „verwijten*' wij loch in het vervolg van ons artikel der commissie het aandeel, dat zij zelf aan die mislukking had. Iloe kan nu het feit van liet mislukken een verwijt wezen. Op dezelfde wijze zou men bijv. denlandipnn,dic door slechte bebouwing zijner akkers een slechten oogst verkrijgt, ticcc verwijlen kunnen doen: 1. Gij hebt .een slechten oogst geluid; 2. het is uw eigen schuld. Laat X onze aanmerkingen ver wijten noemen; de vermelding van dat feit kan op zich zelf nimmer een verwijt voor de commissie zijn: Maar nog meer,'die vermelding van het feit, dat de commissie in haar streven weinig deelneming heeft gevonden, wordt door ons „geëxploiteerd als bron van andere insinuation." Het is ons nl vv at te zeer in beeldspraak gesprokenwij vv illen alleen doen opmeiken, dat men onze aanmerkingen, bijv. die, dat de dames 'savonds hare kindermeisjes niet kunnen missen, een insinuatie noemt. Alleen iemand die uitzinnig is van woede kon zóó iets beweren. In zijne woede door de verwijten aangaande den stijl van de circulaire, zag X overal verwijten van den liaut, waar slechts eenvoudige aanmerkingen waren te vin den. Wij vragen hoe werd X zoo woedend Het zou te begrijpen zijn als X zelfde steller der ciiculuirc was. Ja, dan was het denkbaar, dat gekrenkte eigenliefde iémand,zich zóó deed vergeten. Maar nu. Nu is het zeer dwans^dat iemand zoo doldriftig voor een ander partij kiest, opdoen wijze waarop, vv ij houden dit voor ontwijfelbaar zeker, de fatsoenlijke mannendie onze schoolcommissie uitmaken, niet willen dat er partij voor lien getrokken wordt. X maakt een belagchclijk figuur; hij is gelijk aan den advocaat die zich de bcleedi- ging zijn cliënt aangedaan meer aantrekt, dan zijn client zelf; die zich driftig maakt, terwijl degeen die eigen lijk driftig wezen moest kalm blijft. Nog tot een andere opmerking worden wij door uw schrijven gebragt. Gij zijt ongetwijfeld, mijnheer X, een mon van groot gezag. Gij hebtXeen positie in de maatschappij, die veler oogen op u zich doen vestigen. Gij zijteen persoon vangewigt. Dal blijkt ons uit uw stuk. Gijspreekt ons op een zoo lioogcn loon toe, dat wij mcenen u voor iemand te moeien houden, die gewoon is piet eerbied te worden aangehoord. Misschien be hoort gij tot de aristocratie van liet gezag. Misschien tot de aristocratie der geletterden. -Misschien prijkt uw naam onder die van hen, die gewoon zijn in ons vaderland de roede der letterkundige'errpék over het schrijf- en bedilziek genus straffend op te heffea. Gij schijnt liet als een andere Buseen Hcet nootjig te achten kiopjaglen op dat schrijf- en bedilziek genus'te houden, ïn het begin van uw stulrsprecktgij met de minach ting van een befaamd,publicist over ons ellendig ge-, schrijT;-^Abhi'hét'ëin(i-wePpt--gij-ons_in.orakel-trial van het piëdestal uwer letterkundige voornaamheid dc „proeven van wansmaak ï-oor.die wij onder een blazoen produceren." Ja zelfs daalt gij met zooveel trotsche welwillendheid tot ons af, als uw woede u slechts moge lijk maakt. Gij doel ons gevoelen, dat gij de over winning behaald hebt; gij wensclit, dal wij uwe kastijdin gen ten goede zullen opnemen. Wel, mijnheer X, kunnen wij nictgoed vatten,wat liet zeggen wil, „proeven van wansmaak onder een blazoen te produceren;'' wel dachten wij, dat men voor scheldwoorden alleen de schouders ophalen kon, maar toch uw toon maakt op ons een ontrettenden indruk. Met cenvoudigcn eerbied zien wij tegen u op. Maar óón ding kunnen wij in onze eenvoudigheid toch maar niet goed begrijpen. Voorzeker, de Voorzienigheid heeft u, heizij door ge boorte, hetzij door uwe talenten, een schitterende plaats inde maatschappij verzekeid; maar ons blijft liet een •aadsel, hoe gij, die zóó hoog staat, u zoo hebt kunnen verlagen, dat gij in uw polemiek der verbeten woede zelfs de klippen der straat-repliek niet hebt kunnen ont zeilen.Metallen eerbied voor de verheven positie, die gij hebt ingenomen, dal vatten wij niet. Wij dachten dat uit den mond van iemand,die zóó hoogstaat, nimmer zulke scheldwoorden werden gehoord. Gij hebt dan, X, dc bewijzen geleverd, dat gij geen kalmte genoeg bezat, om ons stuk behoorlijk te lezen. Met een ongemotiveerde en bclagchelijkc woede zijt gij legen ons te velde getrokken. Die woede deed u veigeten, watgij aan uw verheven positie schuldig zijt. Daarom X, niemand had ons iets met rede kunnen ver wijlen ais wij uw stuk onbeantwoord hadden gelaten. Wij hebben u desniettegenstaande geantwoord. De redenen die ons daartoe noopten, hebben wij bloot gelegd.Meent evenwel niet, dat wij den strijd verder met u zullen vooitzellen. Men zal zeggen, wij zijn breedvoerig geweest; men zal zelfs zeggen, dut het bevreemdend is, dat wij ons meer met u dan met R hebben bezig gehouden. Wij antwoorden, dat onze misschien vervelende gerektheid daaraan is toe te schrijven, dat wij onze mceningen tegenover X zóó wilden toelichten, dat verder debat van onze zijde over bodig werd. Met X wilden wij eens en voorgoed af rekenen. Bij R sticefdcn wij niet zoo zeer naar volledig heid. Wij hadden niet noodig hij R de noodzakelijkheid cencr dupliek met gioote zorgvuldigheid te vermijden. On/e lezers welen welke redenen er ons toe bragtcn, bij wijze van uitzondering, den aanval van X te beant woorden. Die beantwoording heeft evenwel voor ons nog een voordeel, waarom wij wel is waar liet ant woord nu juiSt niet geschreven hebben, maai dat ons toch met salisfuclie op de voleindiging van den verdricligcn arbeid doet tciugzieu, - Wij stonden meermolen aan dergelijke aanvallen blOot.fWij zwegenvoortaan zullen wij met meer gerustheid zwijgen kunnen. Welligt zou de een of andtjr ons zwijgen aan onmogt toe kunnen schrijven; nu 'wij eens geloond hebberi, dat dat niet het geval is, kunne,n wij alle dergelijke aanvallen met meer gerustheid onbeantwoord laten. Ho KAMER DER STATEN GENERAAL. ABONNEMENT. Ahonnomentj|>rijs, per Drie M.andcnf 185. Fmnco ]ior Post, door bet pebccle Kijk2.60. i (Brieven Fmnco.) >.R Z - •4qP VIBIESHSSi Prijsvan 1 lol 10 gewone rcgcla f 1.00 iedere rrgcl meer ƒ0.10. Voor dm werkenden stent! en root welde'digticltl, do bclfl ten den prijs. In de zitting van gisteren is do behandeling dor Oost- Indische begrooting voortgezet. De discussie over de bijdrage uit de Oost-Indische geldmiddelen aan Nederland ad 10 roillioen gulden, is niet algcloopen. De heeren Ulussé en van Nnamen van Eomnes hebben een amendement voorgesteld om die som op andere wyzo uit te trekken, het later excedent weg te laten, en ook om op den prjjs der koflij zuiverder te ramen. Morgen voortzetting. en pu weder aan bet oordcel der iaraer is onderworpen, hoo yeto ontwerpen daarbg na recds^zijrl gevoegd en nog gevoegd zullen worden, dan is er weinig uitzigt, dat een wet van zóovc-el omvang en gewigt in den loop dozerzitjjng behandeld zou kunnfen worden. Het besluit ,tot uitstel van behandeling van aanhangigezaken, onlangs door do kamer genomen, maakt de verwezenlijking van dit uitzigt nog onzekerder. Die,'onzekerheid is ^niet bemoedigend, te, meer naar dien do ondervinding zoo dikwjjls dood zien, dat er vorgeefsebo arbeid was verrigt. Do minister zal echter zijn pogingen, om do behandeling van bet ontwerp zooveel mogelijk lo bespoedigen, niet s.'aken. De regering is voornemens nog in den loop van dr ze zitting der staten-generaal een wet voor te dragen omtrent don uccijns op de binnenlundscbe vieren en azijncn, ter vervanging van die van 7 July 1867 (Staatsblad no. 84). Ten aanzien van de in het verslag gemaakte opmerkingen betrekkelijk de verceniging der administratien van de posie- ïijen en telegrafie, is de minister zoo vry te verwijzen naar zi'n antwoord op het voorloopig verslag omtrent de wet tot wijziging der wet van 7 Maart 1852, tot regeling dor ge meenschap door electro-magDCtiscbe tolegrafen. Wanneer het hoofdbestuur van do telografie, evenals dut der posterpen, aan den minister is opgedragen, is botsing tusschen de hoofden der twee afdeelingcn niet te vreezen. Do minister hoopt ook in deze vakken van administratie to zorgen voor behoorlijke en eendragtige zamenwerhing evenals dit plaats heeft bij andere afdeelingen van z"yn departement, wier werking in vele opzigtcn in elkander grijpt. Do leden, die de bezwaren van goldcljjken aard, aan de invoering van een uniformport verbonden, niet overwegend achten, verhezen uit het oog wu. do kamer, te regt, van den minister vnn finanticn vordert, dat hp namelijk bij do jaarlijkscbe begrooting toercikonde middelen voordrage om do uitgaven te dekken. Wanneer derhalve voor de inkomsten der postergen in 1870 een>go tonnen gouds minder geraamd moesten worden, zou de kamer, evenzeer te regt, aandringen op de voordragt van andore middelen om het ovenwigt toher- stellon. Een beroep van den minister op do baten, die het verminderd tarief na eenige jaren zou opleveren, zou be- zwe&',yk aangenomen worden. En behoeft het te worden b rliaatd, dat de moeyclykhcid om aannemelijke aequi valen ten te vinden, zich ook hier verzet tegen de vervulling van, een anders zeer billijken wensch Gaarne wil do minister evenwel in overweging nomen, in hoeverre het roogelyk zal zyn, de herziening dor post wet en do invoering van het uniformport nog in deze zitting ter sprake te brengen, mits dit laatste niet vóór 1 January 1871 worde ingevoerd en mits blyke van do mogelijkheid om voor 's rijks schatkist de vergoeding te vinden, welke zy volstrekt vordert. De minister van finantien gaf op do aanmerking bij do behandeling van hoofdstuk VII (departement van flnantien), te kennen, dat hjj oen vaste toezegging, dat een nieuwe comptabiliteitswet binnen korten tijd zal worden ingediend, op dit oogenblik niet doen kan, vooral omdat hel departement van finantien niet alleen bij de zank betrokken is. Wanncor men gelieft na to gaan, hoo groot het getut wots-ontwerpen is, dat in do vorige zitting onafgedaan blcei Te Londen z'yn, volgens do Morning Post, niet minder dan honderd duizend kinderen zonder ouders of voogden en meerendeels blootgesteld aan de opleiding van dieven en bedelaars.Zij heoten „kinderen van de goot". Het blad merkt op dat, helaas, verschillende instellingen van liefdadigheid er toe leiden, dat de kwockelingen niet veol beter worden! dan dieven en bedelaurs. lien hoogst nuttige poging om deze ongclukkïga verlaten schepsels op te beuren uit -do ellende en hen te onttrekken aan hunne verpestende omgeving, is hot „genootschap voor jongens en meisjes dio geen to huis komen hebben," waarvan lor.d Shaftesbury voorzitter is, en dat zich ten doe! stelt om de energie bij deze verlaten schepsels op te wekken en levendig te houden. Geschiedde dit wat meer, werd er wat minder geld besteed aan liefdadige instellingen, die onpraktisch werken, en werden do daarvoor besteedde golden aangewond voor de opvoeding dezer havolooze wezens, dan zou de hoofd stad zich in de toekomst wat minder to beklagen hebben over misdaden van volwassenen. Wie onder bodelaars on dieven opgroeit, wordt niet ligt een oorlyk man en werkzaam burger. Ontwikkeling ey beschaving alleen zyn middelen, dio duurzaam strekken om misdaad en pauperisme uit te robyen. Jl. Woensdag heeft do plegtigeinzegoning plaats gehad van het Suez-kanaal, in tegenwoordigheid van den Khedive, de keizerin van Frankryk, den keizer van „Oostenryk, prins Hendrik der Nederlanden on veidero booge gasten van allo natiëneen ontelban^* volksmenigte heeft de gehouden toe spraken met uitbundig gejuich begroet. Op den Pneifie spoorweg en wel in do nabyheid vnn San Francisco, zijn twee treinen met elkander in botsing gekomen, met het ongelukkig gevolg, dat er 15 personen op de plaats dood bleven, en een 50tul meer ol "min werd gekwetst. SCHIEDAM, 19 November .1 869. Eon sedert de laatste dagen te Vlaardingen gekoesterde vrees, dat een tweede hoeker zon verongolukt zyn, is helaas, bevestigd geworden. Vnn daar wordt ons berigt, dat den 19 October jl.'op Doggorsbank het hoekerschip'Sophia Johanna,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1869 | | pagina 1