'1874. Donderdag 14 Mei. ij»t Is, - VIJMTVK1TIR JAÊi~ -Ü3384. K&& >n?> ïï'ï&Z^W^w A ^yj|jfr\ ^v %i!s "L w/ 'V '„- ^v; Om den Hemelvaartsdag zal heden, Donderdag-avond, geen Oourant worden uitgegeven.' V b - Abonneincntiprijs Ftanco pei Post. ABONNEMENT: pur Orie Mi.imlfn dour hut gclieolc tiijh 1.85. 2.50. (Brieven* Franco.]) r.T.-arvnTnrwifT-nv-wg-rascsaram-mwmig.'ari» ADVEBTENTIEN! Prijsr van 1 tot 10 gewone regels f i 00; iedere regel meer f\) 10 Voor den wcrtcuden sfind en voor woldodiglieul, de helft van den |inj«. EEST IIEIEIO VERBOND. (•12 Mei 1849.) Amsterdam is in feestgewaad getooidTerwijl elders vóór korten tijd de tronen waggelden, en de Vorsten vol vree/.o en beving hun paleizen ontvluchttenhad het trouwe volk van Nederland do koninklijke macht op breeder en hechter grondslagen opgobouwd. Gisteren lieeft de derde Willem zijn «blijde incoraste" gedaan in de met bloemen en groen versierde hoofdstaden heden zal het welgemeend verbond tusschon Vorst en volk gesloten worden. Begeven we ons naar de Nieuwe Kerk, thans oen tem pel vol heerlijkheid en kleurenpracht." Langs do wanden bijna onzichtbaar door tropeeenwapenschilden en dundoek, dwaalt uw oog naar den troon, naar den sieinjkon vorstenzetel, zoo schoon uitkomende tegen dat rijke purper, wit en azuur-blauw daarboven en daarachter. De keur van het volkde Ministersde llooge Collcgien, van Staat, de Iloogwaardigheidsbekleedcrs zijn hier ver- eenigd; het volk zelf in zijn Eerste en Tweede Kamer recht tegenover den troon. Trompetgeschal klinkt, orgeltonen ruischen. H. M. do Koningin met de Prinsen Willem en Maurits aan do hand, en de Prinsessen Fredcrik en Louise, treden binnen en nemen plaats op de voor haar bestemde tribune. De donderende juichtoon dos volks: »Lovc do Koning!" daar buiten dringt door tot binnen do kerkgewelven. Daar treedt de Vorst den tempel binnen, omhangen met den purperen en hermolijnon mantel, omstuwd door de wapen koningen en herauten, de groot-officieren van zijn Huis en zijn ordonnans-officieren. De Koning zet zicli op den troon, mot de Prinsen Frederik en Hendrik aan zijn zijdon, zijn luisterrijk gevolg om zich heen, de zinnebeelden van zijn rancht: kroon, rijksappel en schepter, bonevens oen prachtig gebonden exemplaar dor Grondwet voor zich. Ademlooze stilte! De Koning spreekt met krachtvolle stem. de vertegenwoordigers des volks toe in een rede, die aller hart doet trillen, en eindigt met de kernachtige woor den; «Ik vorbind mij aan een volk, grooter in dongden dan in het bezit van een uitgestrekt grondgebiedkrachtiger door eensgezindheid dan door zielental. Hot is oen grootsche, roeping, Koning van zulk een volk to zijn." Mot een diep bewogen stem spreekt de vorst deze laatste heerlijke woorden uit. Doch welhaast keert zijn kalmte terug; hij rijst van zijn zetel op, slaat do linkerhand aan het met paarlon omzette gevest van zijn degen, heft de voorste vingers dor rechterhand op on spreekt met luide, overal hoorbare stem, den door de Grondwet voorgeschre ven eed uit. De leden der heide Kamers plaatsen zich daarop óen voor óen voor den troon on zworen uit naam dos volks trouw aan den nieuwen Vorst. De eerste wapenkoning zwaait zijn schepter on roept luide«Koning Willem de Derde is ingehuldigd I" en driemaal«Leve de Koning 1" Eon tweede herhaalt driewerf denzeifden kreet. De stilte door de etikette geöischt is nu verbrokende lang onder drukte geestdrift breekt los in een jubolend «Leve do Koning!" uit duizend monden daarbinnen, on uit honderd duizend kelen daarbuiten. Het verhond tusschon vorst en volk is gesloten, een verbond, dat door wederzijdsche partijen nu vijfentwintig jaren lang «houw cn trouw" heeft stand gehouden en thans sterker is dan ooit. Een annexatie, die geen bloed kost. (4852.) In 1838 werd een korte wet aangenomen van dozen inhoud: De Haarlemmermeer wordt drooggomankt; in 1852 behelsde de Staatscourant het Iakonike bericht: «De Haar lemmermeer is droog." Zijn andere staten tuk op ^vermeerdering van gi ondgo* bied door hot recht van het zwaard, niet zoo liet kleino Nederland* dit annexeert door hot recht van den arbeid. En dan verkrijgt hot geen veroverd grondgebied, dat als nasleep schatten aan oorlogskosten vorslindtmaar een bodem, die terstond rijken intrest aan het daaraan bestede kapitaal opbrengt. En reeds terstond stollon we ons m( voor: dio weligo landouw in do nabijheid van Hollands; bloemengaard waar eenige tientallen jaron geleden di wateren nog golfden. Oorspronkelijk 3 of 4 kleino plassen, had hot Haarlem mermeer zich door de vereoniging daarvan gevormd, en ziel door stormen en watervlooden gaandoweg uitgebreid. D< «Waterwolf" toonde zich hoe langer hoe gevaarlijker; d< vrceselijko stormend-Van 1830 en 37 dreigden vercenigin» van het meer «let het IJ, verovering van Rijn- en Am- eteiland, bestorimiig zolfs dor hoofdstad. Het doodychinis was nu over hem uitgesproken. Wat Leeghwator tweo eeuwen vroeger met zijn Hollaml- sclie watermolens had willen ondernemen, zou uu door stoomkracht tot stand gebiecht worden. Drie kolossaio ge bouwen met stoompompen verrezen; hnn namen Loogh- watcr, Cruquius cn van Lynden zullen de namen van do mannen, die den vijand wilde»; breidelen, bij bet nageslacht lang lovendig~JföüÜr,n. Mn rSJïOTnct de droogmaking'be gonnen, mochten Koning en volk zich in 1852 in de vol tooiing van het grootsche werk verheugen, en waren 18000 bunders aan 'smensrhen nijvere hand geschonken. Nu iceds vinden meer dan 10,000 nijveren daar hun brood. Leiden en Amsterdam worden niet meer bedreigd, maar do voort brengselen van den nieuwen polder stioomen naar de maiUton dezer steden. Nog altijd staan daar de drie groote stoom werktuigen als bewijzen, hoe de Nederlander zijn erfgrond niet alleen tegen den groeten vijand daarvan wist te ver dedigen, maar zelfs zijn Woonstee weet te scheppen, en maken gedeeltelijk liet gezegdo van den Frnnsehman, tot waarheid: «God heeft elk volk zijn vaderland gegeven, maar de Nederlander heelt zijn grond zelf geschapen." De trooster Is daar. (1801.) V Het is Driekoningendag, anders voor volon con dag van rust en vreugde, nu oen dag van ontzetting, van doodsnood in do Gelderscho streken. liet water der rivieren klom meer en meer tegen do dijken op, bekorst zich mot ijs, wast gestadig, verbreekt de zwakke watorkeeringon en stort zijn golven en ijsgevaarten bruisend en donderend in ilen Boramelerwaard. Tienduizend menschen redden zich op de dijkenop zoldersop dakenop boomen. Daar zitten zo verstijfd van kou, prijsgegeven aan don honger, den dood voor oogen. Voor cn na komen zo onder dak, doch van alles boroofd, en menigeen vol droefheid over hot verlies van geliefdo betrekkingen. Do Koning ontvangt de vrecselijkc mare. Hij blijven in zijn verwarmd paleis, en daar ginds duizenden zijner onderda nen, zijnor kindoren.... Neen! Jiij jvil, hij zal bij hen zijn, hen bemoedigen 1 's Nachts verlaat hij de residentie. Drie dagen na do doorbraak is liij to midden der treurenden. Hij bezoekt de plaatsen, waar zo tijdelijk huisvesting hebben govonden, hoort met belangstelling liet verhaal hunner doorgestane ellende aan en vergewist zich zelfs van de hoedanigheid van dc hun verstrekte spijs. Geen kou, geen hagel- en sneeuwjacht houdt hem tegen, overal deelt hij zijn giften met mildo hand uit cn zijn kas raakt uitgeput. «Er is bijna niets meer, Sire!" zegt zijn adjudant. «Welnu, wat zou dat? Als 't niet anders kan, zullen we ons zolf ocnigen tijd moeten behelpen; die ongelukkigen hebben 'tvrij wat meornoodig dan wij." Weinige dagen daarna zou de Vorst opnieuw gelcgon- heid hebben, zijn moed cn liefde to toonen.Den Isten Fe bruari bezwijkt de dijk tegenover Leeuwen; weldra is het land tusschon Waal en Maas óen plas. Do Koning ijlt naar Tie!, on stapt in do schietschouw. «Sire!" zegt men, «de overtocht is te gewaagd; Uwe Majesteit kan ook vóór don nacht niet terug koeren, en 'tzal Haar bezwaarlijk vallen, een voegzaam nachtverblijf te vinden." «Maakt u niet ongerust," is hot antwoord, «dan blijvon we, als zoovelo anderen, rnaar op den dijk." «Sire! do tocht zal lang duren, en is zeer gevaarlijk," waagt de veerman in liet midden te brengen. «Durft gij er over?" vraagt do Vorst. «Ja, Sire! als het moot, durf ik alles." «Dan durf ik ook! Steek maar af!' herneemt de ongedul dige Vorst. En twee uren lang, tusschon dichte schotsen,^ braveert dc Koning, onder sneeuwjacht, liet dreigend gc- vnnr. Eindelijk is zijn hart genist, nu hij onder zijn lij dende kinderen is. Ziet liem te Dreumcl; daar stapt hij liet gebouw binnen, waar driehonderd ongelukkigen ge huisvest zijn. Deernis staat op zijn gelaat to lezen. Hij mengt zich onder do groepenheeft voor iedereen een opbeurend woordcn vraagt naar aller tocstnnd, «Vaartwel 1 hebt maar geduld on weost tevreden; liet zal u aan niets ontbreken!" Met die bomoedigendo woorden gaat hij heen, om weer elders troost en htilpe te brengen. Zoo verscheen hij nis eon reddende engel in die zwaar bezochte streken. Een ton gouds had liij mot do overige leden van zijn huis op liet altaar der liefde geofferd. Was liet wonder, dat do torugreis naar do hofstad een triumf- toclit was, dio elk ander vorst hom mocht benijden? Willem den Goede noemde hem hot dankbare volk van Nederland Een onvergetelijk oogcnlillk. (1863.) Onvergetelijk is ons do maand November van '63. Toon blijdschap en dank door hot gansche Vadnrla'nd voor liet grooto voorrecht, een halvo eeuw vrij te hebben geloofd ondor het beminde stamhuis van Oranje! Overal vierde men fcost; maar, nergens indrukwekken der tooneol dan in het Willemspark te 's Gravcnhago. Het is- de 17de. de dag bestemd tot het leggen van den eersten steen voor hot gedenkteokendat het nageslacht moet verkonden, hoe in November 1813 hot wicht vnn jammer en wee, waaronder het vaderland zuchtte, verbro ken werd; on hoe Nederland en Oranjo zicli weer voree- nigden, te inniger, naarmate de scheiding smartelijker en langduriger was geweest. Duizenden en tienduizenden zijn verccnigd in het sier- l'ijko Willemsparkten doele oen schepping van Willem II. Zo omstuwen de plekwaar do kleinzoon van dien Willem •die"tecn"»halvo*« eeuw- geleden op'-do 'handen des-.jubelenden- volks het land in gedragen werd, den grondsteen voor liet schoone monument zal plaatsen. Na de bozielonde taal van Neerlands meest govierden redenaar v. Oosterz.ee, geeft do Koning zijn boezem lucht, en spreekt woorden, die op dit oogcnlillk wel weer herdacht mogen worden. «Mijn hart govoclt dc diepste erkentelijkheid. Ik ben ten diepste getroffen over hetgeen ik gezien en gehoord heb. liet is lieden de schoonste dag mijns levens, de dag, waarop liet Nederlandsche volk op nieuw op de ondubbel- zinnigatc wijze do blijken heeft gegeven van zijn gehecht heid en trouw. Ik stel dio gevoelens op hoogen prijs, en het is voor mij een bolioefto, tot u eon woord to richten, een echt Nedcrlnndsch woordeen woord gesproken uit het hart van een Koning uit het Huis van Oranjo. Dat woord kan en mag niet anders zijn, dan u. allen de plech tige verzekering tc govonop dozen dag, .van nationale grooto herinneringen, dat het heden gebeurde een nieuwe prikkel voor uw Vorstenhuis zal zijn, om nog meer dan vroeger, voor het xvolzijn en den bloei van liet volk van Nederland werkzaam te zijn; z.ooals in vroeger dagen, zoo zal het blijven. Want wij allen uit hot Iluis van Oranje, wij kunnen nooit, ja nooit genoeg doen voor Nederland!" Dio woorden uit don koninklijken mondze drongen diep in do harten van allen, welke hot voorrecht hadden, ze op tc vangen; maar ook, zo vlogen door het gansche Vaderland, en veilioogden het gevoel voor Oranjo tot een schier ongekende geestdrift, die uittartend het gcheelo Europa schijnt tc vragen: «Wijs ons een vorst en volk, zoo hecht verbonden als deze 1" v Een kapitaal, op woeker uitgezet. (1857. 1863.) Was ons geheelo onderwijs langen tijd zoo ingericht, dat vreemdelingen hot prezenen vvo er terecht fier op mochten zijn, nis een bewijs van Nederlandsche degelijkheid, het eisclite toch eindelijk, met het oog op den tijdgeest, die ons steeds «excelsior!" toeroept, dringend herziening, en Koning cn Ministers sloogen weldra handen aan het werk, om datgene te schenken, waarnaar het ontwikkelde deel dor natie als zijn eerste levensbehoefte verlangde. liet eerst wordt in 1857 het lager onderwijs als de grondslag van alle onderricht geregeld. Do wet, daarop jj betrekkelijk, komt na jaren lang wikken en wegen en over- leggen tot stand, want groote belangen staan op liet spel, I grooto cisclien willen bevrediging. Bij velen vindt die wet minder ingenomenheid, zelfs tegenkanting, doch ook dit 1 is een bewijs voor dc ontwaakto belangstelling in het kleinood eens volks. Nieuwe en meer schoollokalen zijn verre- zen; hier en daar zelfs op grootsche schaal, het getal onder- wijzers is verdubbeld, liet onderwijs uitgebreid en verbeterd, zelfs liefdo tot het Vaderland cn Oranjo meer opgewekt. j De laagsto klassen des volks, wegens onkunde minder j genegen, het heil hunner kinderen in het onderwijs te j' zoeken, zijn in bescherming genomen: hot schoolverbond is verrezenom liet licht van kennis tot in de diepste hoekon to doen doordringen. Het toekomstig Nederland viert j dan ook met meer dan opgevvektcn zinliet zilveren Meifeest. Een stoffelijk bewijs zijner erkentelijkheid is den - f Vorst aangebodendie verklaard heeft«diep geroerd te zijn door de hartelijke gevoelens van zijn lieve en trouwe 9, door kleine onderdanen." Doch er is meer gedaan op dit gebied. Het meer ont-y Jj wikkelde deel des volks, dc nijvere burger, de fabrikant, 3 de ambtenaar, wenschto gelegenheid tot betere opleiding - a voor zijn kinderen. De wet van 1863, regelende het middelbaar onderwijs ,- voldoet aan dien luid uitgesproken wenscli. De aanzienlijkste gemeenten des lands verheugen zich nu reeds in het bezit van een hoogere burgerschool, hier en daar wel met veel; opoffering tot stand gebracht, maar dio niet nalaten zal,'* heerlijke vruchten in do toekomst af te worpen. En is er nog veel_op het onderwijsveld te arbeiden er is toch reeds met veel een begin gemaakt Industrie-], cn handwerkscholenmiddelbare scholen voor meisjes, en velo andere instellingen verrijzen, en mag ook de regeling vnn liet hooger onderwijs nog niet zijn volbracht, men mag hopen, dat ook deze weldra hot heerlijke gebouw van volksvoredcliiig zal voltooien. Neórlandsch-Indid deelt evenzoo in dat voorrecht. Het onderwijs aldaar is in 1808 bij de wet geregeld en tal- van kundige mannen is daar bezig mot, op oen boter wijs] dan vroeger, zegon te verspreiden. En het gymnasium Willem III te Batavia staat daar ook als een gedenktcckent van 's IConings zorg voor zijn ondordanen in zijn Indisch rijk. Doch ook persoonlijk, met aanzienlijke geldelijke opofle-], ringen, is "Willem III een bevorderaar van onderwijs. In 1852 stichtte de Koning, op eigen kosten, op Ilet Loo'-*; een school, bestemd voor do zonen van beambten on werk-';'., lieden in dienst van het koninklijk domein, of alszoodanigSfe -.;S-v-£; 'i- {KA'rls «es? V-A{£ •^4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1874 | | pagina 1