Spectator's Kijkkast voor het jaar 1875 ziet er niet onaardig uit. De geestige teekenaar brengt ons ia tien afbeeldingen, met toepas selijke bijschriften, het voornaamste van het geen er in het afgeloopen jaar in Nederland is voorgevallen, in herinnering. Nó. 4 geeft ons de welgelijkende beeltenis van den grooten Thor, aan wiens voeten een klein mannetje een vreeselijk kabaal maakt. Het bijschrift luidt »Bevreesd om 's rijks travers en eigen roem te dunnen "Vond Heemskerk Thor te groot om hem de Plaats te gunnen. In den nacht van 16 op 17 December verging in het Kanaal het nagenoeg nieuwe en sterk gebouwde Duitsche schip Bismarck. De bemanning werd door het Noorweegsche schip Limrio gered en te Havre aan wal ge bracht. De Fransche Union vindt in de bijzon derheid dat deze Bismarck hoe sterk zij was toch verging, aanleiding om uit te roepen »Sic transit etc." Te Sheffield heeft op oudejaarsavond, te 11 uur, een hevige gas-ontplotfing plaats ge had in een huis in Rockingham-street. De dame die het huis bewoonde werd door den schoorsteen omhoog geworpen. Twee meisjes werden door de vensters op straat ge slingerd, en verschillende andere personen werden gewond. Het huis is geheel- ineen gestort. De gravin von Schlippenboch, van Heil- genkrevvz in Kroatië, is de gelukkige moeder geworden van een vierlingdrie meisjes en een jongen. Nieuwjaarsavond zal de Parijzenaars, om het weder, lang heugen. Tegen 9 ure 's avonds viel er een ijzel over 'de gansche stadzoo sterk als misschien de oudste mensehen zicli niet kunnen herinneren. In weinig oogeublik- ken waren de straten eu Boulevards spiegelglad. De paarden weigerden zich te verroeren, en de voetgangers hielden zicli zooveel mogelijk aan de muren der huizen vast, om er een steun punt tegen den verraderlijken bodem te vinden. Niemand waagde het den voet een halven pas vooruit te zettentraag en sleepend schoo f men den eenen voet een onmerkbaar eindje vooruit. Wie iu het midden van de straat of den Boulevard stond, had reden tot danken want dadr was de sneeuw een weinigje ontdooid en voud men het terrein iets minder glibberig. De Place de la Concorde scheen één eu al een ijsvlakte. Op alle punten zag men er ledige rjjtuigen staanwant wie zich er in had be vonden, had ze veiligheidshalve verlaten. Het zou trouwens niet gebaat hebben er in te blijven; want, gelijk gezegd is, de paarden wilden zich niet bewegen, en de koetsiers, eindelijk het geduld tegenover de viervoeters anders zoo gehoorzaam, verliezende, ontspanden te langen leste de paarden, en leidden hen voorzichtiglijk bij den toom naar de koetshuizen. Een koetsier van een omnibus wrong zich als wanhopend de handen; hij bad, hij smeekte de voorbijgangers hem een kort eindje ter hulpe te komenmaai- dezen hadden genoeg aan de zorg voor eigen, veiligheid. Iemand, die den weg van de Rue de Bour gogne naar de Rue Rochechouart had af te leggen, zegt dat hij den overgang van den Pont de la Concorde, te elf uren 'savonds, nooit vergeten zal Om de brug zonder gevaar over te komenhad men schaatsen aau de voeten gebonden moeten hebben. .Hierbij kwam dat een twintigtal stilstaande lijtuigen de toegangen versperden. De heer Tliieis had dien dag een diner ge geven waartoe o. a. de heereu de Rérnusat Jules Simon, Girard, Mannier en Miguet ge- noodigd waren. Te elf uiou wilden de gasten scheiden maar hoezeer waren zij teleurgesteld toen men hun kwam berichtendat er noch een rijtuig voor was gekomen noch een te ver krijgen was. De heer Thiers had te veel vrienden genoodigdom ze allen 's nachts te kunnen huisvesten. - Wat dus gedaan? Zijiie gemalin gaf linnen doekende gasten wonden die om de voeten, en zoo verlieten zij de woning van Thiers. Te Kolmar is dezer dagen een daad van schreeuwend vandalisme gepleegd. Booswichten zijn des nachts de kathedraal binnengedrongen en hebben daar de armbussen opengebroken en geplunderd. Ook verscheidene stukken gewijd vaatwerk hebben zij geroofd, na de bekers, die van edel metaal waren, van de mindere gelds waardige voetstukken losgerukt te hebben. Niet tevreden, met deze misdaad, hebben die ellende lingen uit louter vermaak allerlei heiligschennis en verminkingen gepleegd, waaraan men geen naam kan gevende hosties wierpen zij overal heen, zij stalen reliquien voor hen zonder waarde, schonden de beeldenen de crucifixen, doorboor den twee schilderijen, in één woord verwoestten wat er voor hun voeten kwam. Den volgenden Zondag luidden de klokken niet. Eene veront waardigde menigte bezocht de kerk en verdrong zich vooral om de sacristie heen, waar de over blijfselen der door de vandalen, verminkte voor werpen waren tentoongesteld. Tot voor een paar dagen was de justitie de boosdoeners nog niet op het spoor. legen winterhanden en voelen wordteen zalf van vischtraan en krijt aanbevolen, waar van men in Rusland met uitstekend gevolg gebruik maakt. r Het verbranden van de C o s p a t r i c k. De British Sceptre ankerde op zijn tocht van Calcutta naar Dundee, den 6 dezer te St. Helena na op den 27 November op 281* 50' ZB. en 12° 14' OL. oen boot opgeviseht te hebben, waarin vier schipbreukelingen van de Cospatrick zaten. Deze _yie.i* mannen waren M'Donnald, 2de stuurman, James Cotter, Thomas Lewis en R. Hamilton, allen matrozen. De kapitein der British Sceptre vernam van deze vier mannen dat de Cospatrickkapitein Elmslie, den 17 November op 37" 15' ZB. en 12" 25' OL. in brand was geraakt. Zij hadden gedurende 10 dagen in de reddingsboot rond gezworven zonder drinkwater of het minste voedsel. Bij het verlaten der Cospatrick bestond de bemanning der boot uit 30 personen. Behalve de vier geredden waren deze ougelukkigen achtereenvolgens onder de ijselijkste kwellin gen bezweken, en telkens als een van hen den geest had gegevenstrekte zijn iijk tot spijze van de overblijveilden, zoodat dezen in J'elO dagen geen ander voedsel nuttigden dan rauw menschenvleesch. Hamilton, één der vier ovei- levenden, was uauwlijks aan boord van de British Sceptreof hij blies in dolle razernij den laatsten adem uit.- De stuurman M'Donnald verhaalt, dat hij den 17 November de wacht had, toen te middernacht de alarmklok werd geluid. Het vuur barstte weldra uit. Oogenblikkelijk wer den alle pogingen aangeweud om de vlammen te stuiten, maar het vuur greep zoo spoedig en zoo hevig om zich heen, dat geen rnen- schelijke kracht in staat was, het te beperken. Niettemin werd de strijd tegen het vernielend element twee volte uren voortgezet. Toen echter de wakkere zeelieden met vermoeide ai men en afgematte leden wilden rapporteeren, wat het resultaat was hunner werkzaamheden moesten zij tot hun smart zien, dat het ge- heelo schip een prooi der vlammen zou worden. Het was reeds tijd om er aau. te deuken het brandende vaartuig te verlaten. Men moest kiezen tusschen den pijnlijk-, u vuurdood eu den bijna zekeren doch hutgzamen dood in den ouafzionbaren Oceaan. De laatste scheen den reizigers nog de meeste zekerheid aan te bieden. De Cospatrick bleef drijven totdat het boven dek door de vlammen was verteerd eu de buitenhuid was doorgebrand. De booten bleven in de nabijheid van het schip" tot Donderdag den '19den November, toen het door de golven werd verzwolgen. Kapitein Elmslie, zijn echtgenoot en dokter Y. F. Cadlebleven op de Cospatrick tot op het laatste oogenblik, ondanks alle sincekiugen der equipage en de gebeden der passagiers in de sloepen. Toen het schip in den afgrond wegzonk, sprongen zij alle drie over boord, maar "werden door de draaiing van liet water in «le diepte medegesleept. Den aanblik, dien het prachtige vaartuig aanboodop het oogenblik dat iiet door de vlammen was omgeven en onheilspellende vuur tongen langs de masten opkropen en het ge teerde want van het houtwerk losmaakten moet tegelijkertijd ijzingwekkend en grootsch zijn geweest. De stuurman M'Donnald zelfs moet erkennen, dat hij eenige oogenblikken alle gevaren, die hij en zijne lotgenooten gin gen trotseerenvergat eu diep getroRen was door een tooneel, dat de krachtigste pun niet in staat is te beschrijven. Een dergelijke ramp is dau ook sedert onheugelijke jaren niet in de geschiedrollen opgeteekend. De Cospatrick was 190 voet lang, 34 breed, van den top van den grooten mast tot de kiel 230 voet hoog en gebouwd in 1859. Het vreeselijkste oogenblik was, volgens de ver klaring der geredden, toen mannen, vrouwen en kinderen allen gelijk ia de sloepen spron gen; een groot aantal geraakten daardoor in het water en de personenwien het gelukt was in de hooten te komen, moesten het aan zien hoe hunne echtgenooten, vaders, moeders en kinderen door de golven werden medege voerd. Behalve de opgevischte boot was er nog een met 5 matrozen en 25 passagiers; beide vaartuigen bleven geruimen tijd bij eikander, doch werden door een golfslag van elkaar ge scheiden, zonder dat men weet, wat er van de laatste geworden is. De stuurman heeft een geregeld verhaal van het gebeurde opge maakt, en houdt zich overtuigd, dat er van de 476 personen niemand is kunnen gered worden dan hij en de beide matrozen. Den 22n begon de bemanning van Macdo- nalds boot hevig door dorst te lijden. Een mau Bentley genaamddie aan het roer stondviel overboord en verdronk; drie andereu stierven krankzinnig. Den 23n stierven nog vier man en de overlevenden waren zoo hongerig en dor stig, dat zij het bloed dronken en de lovers aten van twee der overledenen. Den 2in stierven weder zes man en enkelen den volgenden dag. 'Slechts acht man waren overgebleven, van welke er drie krankzinnig waren. Den 26n bij het aanbreken van den dag had de boot een bark in het gezicht. Te vergeefs beproefde men zich te doen hooreu. Dien dag stierf nog een man. De levenden loschten hun dorst met het bloed der ovei le denen. Den 27u, Vrijdag, was het regenachtig, maar de ongelukkigen konden geen drop water opvangen. Nog twee man bezweken. Een werd over boord geworpendoch de overigen waren te zwak om het andere lijk over boord te werpen. Vijf man waren'dus nog in leven, doch twee dezer bewusteloos. Allen waren ingedommeld, toen Macdonald ontwaakte doordat eeu der krankzinnigen aau zijn hiel knaagde.. Macdo nald zag toen dat een schipde British Sceptre van Calcutta, op hen aanhield. De ongelukkigen vwei den aan boord van de Scoptre met, de meeste liefde verpleegd. De twee krankzinnigen stierven aan boord van de Sceptre. De overigen werden den 6n dezer te St. Helena aau wal gebracht. Tot Tl Decem ber was op St. Helena geen nader bericht vau de vermiste boot oulvangeu.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1875 | | pagina 3