de kerk waartoe zij behoorde, aan inrichtingen van liefdadigheid en instellingen van algemeen nut, terwijl velen in hunne worsteling tegen onspoed, terwijl honderden van ouden van dagen, van weduwen en wcezen ondervonden hebben, dat de hulpvaardigheid der overledene even ver strekte als het vermogen haar toevertrouwd. Maar niet aan hare vaderstad alléén was hare milddadigheid gebonden: in ons geheele vaderland bijna is haar naam bekend, en zelden werd in het openbaar of in het verborgen een beroep gedaan op hare liefdadigheid, of zij werd bereid gevonden tot het .brengen van hulp, waar zij dit kon en mocht. "Wij herinneren slechts wat algemeen bekend is, en schrijven geen lofrede op haar, die wars was van alle lofspraak. Maar wij zouden onzeu plicht verzuimen en de inspraak van ons hart geweld aandoen, indien wij geen uitdruk king gaven aan het gevoel van rechtmatige droefheid, dat veler harten vervult bij de mare van den dood van mejuffrouw Alida Loopuyt. De nagedachtenis van deze vrouw, even helder van hoofd als warm van hart, zal in zegenend aandenken blijven, zoo lang adeldom van karakter en ware menschenliefde worden gewaardeerd. De zaal in Musis Sacrum was gisterenavond bijzonder vol, zoo zelfs, dat aan de borst van menig heer, die zijn dames bezorgen moest, en die nu plaats moest vinden ook voor alle vrien dinnen van zijne dames of vriendinnen van vriendinnenswege, wel eens de zucht ontsnapte och was de tafeltjes-methode voor vandaag nog maar niet ingevoerd. Spieker voor deze nuts- avond was de heer Haverschmidt, en nu hadden "velen hem van dit jaar reeds opgegeven, men kan dus begrijpen hoe alles naar Musis liep, toen het convocatiebiljet op eens mededeelde, dat hij werkelijk lezen zou. Men ging dus naar de lezing,met het idéédat is nu eens een buiten^ kansje, en de verwachtingen waren dus wel iets hooger gespannen dan gewoonlijk. Toch gelooven wij niet, dat iemand zich teleurgesteld gevoeld heeft. De vier stukjes de heer Haverschmidt ten gehoore bracht wareu vau de beste die wij ooit van hem gehoord hebben, en wat ons zoo bijzonder, trof was, dat wij hier onderscheidene nieuwe typen ontmoetten. De figuren van schrij vers by den een meer bij den ander minder hebben gewoonlijk iets gelijks, er ligt als het ware een zelfde waas over, en men kan niet ontkennen, dat dit bij den heer Haverschmidt ook wel eens het geval was. Vooral ons, die zoo dikwijls het genoegen hebben hem te hooren, moest dat wel eens opvallen. Gis teravond echter werden wij in geheel nieuwe werelden rondgeleid. Mejuffrouw Pippeling, de, hoofdpersoon van het eerste stukje, is een zeer goed volgehouden figuur, en de scène tusschen den heer Blik en zijne dochter is aangrijpend aandoenlijk. Is het waar zooals de dichter het uitdrukt, dat bij humor inge houden tranen" te pas komen, dan is dit stukje niet geheel humoristisch, ten minste niet als met die tranen die van de hoorders bedoeld zijn. Er waren onder de lezing vele menschen die den zakdoek noodig hadden, zooals zij wil den doen voorkomen, voor den neus. Het tweede stukje ,»een Droom", waardoor de droomer of wilt gij de dichter, zich in den hemel verplaatst gevoelde, was nog wel hu moristisch maar was toch meer bepaald poëtisch dan wij dat van den heer Haverschmidt gewoon zijn. Daar, naar den hemel of hel, zijn de dichters al sedert den ouden Homerus naar toe verhuisd, maar niemand is daar nog ooit den armen verworpen straatjongen tegenge komen, een ekht kind van het gemeenevolk, waarover zich echter de hoogste liefde in de eerste plaats ontfermde. Op den eersten Kerst dag wordt »de kreng" door zijn moeder de deur uitgezet, omdat er geen eten in huis is, hij een kerkgebouw valt hij in slaapdoch genoeg, wij hopen dat degene, die het niet gehoord hebben, het nog eens zullen kunnen lezen Ditmaal was het bepaald lachverwek kende meer tot na de pauze uitgesteld. »De Tandmeester", wie heelt er iu zijn jeugd geen doodsangst voor gevoeld? werd hier door den heer Haverschmidt als de miskende weldoener van het menschelijk geslacht voorgesteld. Dat besefte de knaap, die zooveel op hem te zeggen had, de heer Haverschmidt in zijn jeugd, het allerbest, toen hij met een griffel in een pijn lijke kies had zitten te peuteren ener een stukje was iu blijven zittenmaar Davidson niet meer onder 'tie levenden behoorde en het monster er dus niet uit kon halen. Van niet zoo fijn gehalte, maar vooral er op berekend den meest verstokten te doen lachen, was het verhaal van sLouw den Lieger." Een man uit het volk, die geweldig kon opsnijden, vertelt eene episode uit zijn leven vol uitgezochte dwaasheden en onmogelijkheden, vooral ook vol van die echte toevalligheden, die in zulk een verhaal zoo eigenaardig thuis behooren. Louw vertelde ons heel veel, wat ons nog doet lachen als wij er aan denken. Wij zijn blijde, dat de heer Haverschmidt Lousv's ver haal voor ons bewaard heeft. Heden morgen arriveerde in de Sehie de feestelijk getooide stoomboot Pwmcrend met een kostbare lading uitmuntend vee uit Noord-Holland, voor de Landbouwtentoonstel ling, welke morgen zal plaats hebben. In eene vergadering van de huisschilders- vereeniging Lulcas, Zaterdag jl. te Rotterdam gehouden, werden door den burgemeester de pryzen uitgereikt aan de bekroonde leerlingen bij den wedstrijd in penseelschrift en het na bootsen van hout- en marmersoorten. Bij deze gelegenheid werd door don secretaris dier Vi_r- eeniging, den heerH. van Ameyden van IJuijm, eene toepasselijke rede gehouden, waaiiu hij met veel ingenomenheid en byzondereu lot mel ding maakte van de jSchiedamsche schilderschool onder de leiding van onzen verdienstelijken stadgenoot, den heer P. van der Burg. Men schrijft in de Ohranigue des Arts uit Parys, dat Z. M. de Koning der Neder landen voor 35,000 fr. het door d'Epinay op de tentoonstelling geëxposeerde beeld sCeiutuie dorée" heeft aangekocht en Uien beeldhouwer een pendant daarvoor besteld heeft. Te Bern heeft namens onze Regeeriug de uitwisseling plaats gehad van de 1 atificaties betreffende het internatiouaal postverdrag. De hoogleeraar P. Ilartiug lneld Woens dag jl. te Utrecht in de vereeniging ïNuttige kennis" eene voordracht over de beste wijze om voor dooden te zorgen. Hij achtte verbranding der lijken, in lauden waar zij door de gesteldheid van den bodem niet bepaald noodzakelijk wordt gemaakt, ook niet aanbevelingswaardig. Door deze wijze van de lijken te vernietigen wordt eene groote hoeveelheid amrnouiak aan den grooten luiug- loop der stofwisseling onttrokken, hetgeen.als een diefstal tegenover de nakomelingschap be schouwd moet worden. In landen b. v. Saksen en Zwitserland, waar liet grootste gedeelte van den bodem rotsachtig is en deze voor het overige uit akkergrond bestaat, die voor de voeding der bevolking hoog noodig is, be schouwt de heer Harting het verbi anden, dat hij voor het overige volstrekt niet in strijd acht met den eerbied aan de dooden verschul digd, meer aan te bevelen dan in Nederland. Intussehen draagt ook onze tegenwoordige wijze van begraven zijne goedkeuring niet weg. Wij begraven de lijken in zware houten kisten, soms nog in dichtgesoldeerde loodeu kisten omvat, welke weder dikwijls in gemetselde grafkelders worden geplaatst. Dat alles vei traagt het rottingspi oces, dat integendeel bevorderd moet worden. "Wilden wij handelen overeen- komstig de eischen der natuur, .wij zoudeu onze dooden in een eenvoudig kleed gehuld, in gevlochten mandewerk, op zijn hoogst in zeer lichte houten kisten aan den schoot der aarde moeten toeverti ouwen. Daarenboven moest de bodem der kerkhoven poreus zijn, hoog boven het peil, wan* de lijkeu met water in aanraking konden komon, en ver verwijderd van de bewoonde kom der gemeente. De lieer Harting zou daarom wenschen onze uitgestrekte heidevelden tot algemeene begraaf plaatsen in te richten. Vijf zoodanige nationale kerkhoven zou hij verlangen, een in Drenthe twee in Utrecht en Gelderland en twee in Noord-Brabant en Limburg. Aanvankelijk zou den deze doodenakkers er niet zoo aanlokkelijk uitzien, als thaus met velen onzer fi aai aange legde begraafplaatsen liet geval is. Doch weldra zullen opze heivelden, juist door er deze be stemming aan te geven, een ander aanzien krijgen en geschikt worden tot het houden van algemeene gedenkdageneenigermate in den geest der tegenwoordige zendingsfeesten. Het toenemend spoorwegverkeer zou, volgens den hoogleeraar, de uitvoering van dit denkbeeld mogelijk maken. t Ofschoon het plan der snationale kerkhoven op de heide" van den heer Harting ons voorkomt, in de eerste jaren althans, niet de minste kans op uitvoering te bezitten, hebben wij het echter wenschelijk geacht de aandacht onzer lezers op deze toespraak, waarvau een uitvoerig ver slag in het Utr. Dhl. is opgenomen te vestigen. De haitstochteiijke tegenstanders van de lijken- verbranding kunnen er uit leeren, dat een on partijdig en achtenswaardig geleerde deze nieu we wijze van vernietiging der lijken beschouwt als niet in strijd met den eerbied voor de dooden. Zelfs verklaarde hij »aan het verbran den de voorkeur toe te kennen, wat het ideale- der opvatting betreft, in verband met het ge loof aan de onsterfelijkheid, dewijl daardoor meer de aandacht gevestigd wordt op het geestelijke in den mensch, dan op zijn stoffe lijk omhulsel". liet Eugelschc satyrieke blad Punch, bevat een artikel waarin op geestige wijze het feit gehekeld wordt, dat de verslaggever, door de Times naai de feesten te Leiden gezonden, zich zoo slecht van zijne taak gekweten heeft. "Vader Cats doet in dat artikel aan Punch zijne klachten daarover hooreu. Hij toont er zich over verbaasd, dat Engelsche bladen van den eersten rang zulke lieden als correspondenten uitzenden, en wijst op de uitnemende en wel willende verslagen, b. v. door het Journal des PClats en de Kölnische Zeitung van de Leidsche feesten gegeven. Cats verzekert, dat voor de letterkunde, het volkskarakter, de zeden en gewoonten van Engeland in Nederland.veel sympathie heerscht. Leiden, 't welk zooveel voor de wetenschap en de vrijheid der gedachte gedaan heeft, had dan ook recht, van Engeland eene eerbiediger en hartelijker bejegening bij zijn jubilé te verwachten. Punch zegt, dat vol komen met Cats eens te zijn. Het Aardrijkskundig Handwoordenboek van Ncdeiland, door den oud-schoolopziener S. Gille Hei inga, is onlangs door den Minister van Oorlog aan het leger officieel aanbevolen. Dit werk, welks uitgave strekt tot een weldadig doel, is het eenige, waarin men van elke ge meente de uitgewerkte opgaven vindt der cijfers, die het resultaat zijn van de laatste tienjarige volkstelling, en die als grondslag dienen van de aanstaande vermeerdering van het getal der leden van de Tweede Kamer. Men schrijft aan de Kunstbode uit 's Hage, onder dagteekening van 6 dezer»Het artistiek en historisch Nederlandseh museum, dat hier voorloopig in een huis op de Prinsegracht door de zorg der rijks-adviseurs wordt gevestigd, heeft dezer dagen al de voorwerpen van Neder- landschcn oorsprong ontvangen, welke tot nog toe'in een der benedenzalen van het Maurits-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1875 | | pagina 2