I I voor de hoogero standen, die er gedurende een klein gedeelte van hot jaar vertoeven, ter bijwo ning van partijen en publieke vermakelijkheden, om daarna terug te koeren tot het landelijke leven, 't welk blijkbaar meer met hunne neigingen strookt. Op dio wijze zijn do verschillende maatschappelijke -standen in Engeland veel meer dan elders over r v t geheele land verspreid. De Engelschmnn heeft eon aangeboren neiging tot het buitenleven. Hij is hoogst gevoelig voor natuurschoon, en neemt gaarno deel aan landelijke bezigheden en vermaken. s Zolfs do geboren stedeling, die grootgebracht en opgevoed is te midden van het stadsgewoel, vor- plaatst zich zeer gemakkelijk naar het platte land, en gewent zich oogenblikkelijk aan landelijke leef wijs en bezigheid. Wie don Engolsehman alleen in Londen heeft kunnen gadeslaan, is lichtelijk geneigd tot het vor men van con ongunstig oordeel aangaande diens f maatschappelijk karakter. De Londenaar toch is óf geheel in zaken verdiept, iif hij is gedwongen, al v z n tijd en al z'n gedachten te bepalen bij- ontol- -hare beiuelingen en verstooiingen. Hierdoor is z'n voorkomen gemeenlijk gejaagd en haastig. Waar ge hem ook ontmoet, hij staat altijd juist op het punt, om ergens anders heen te gaan. Terwijl ge met hem spreekt over een of andere zaak, is z'n geest reeds met een tweode onderwerp bezig, en wanneer ge hem een beleefdheids-bezoek brongt, •zit hij, al pratende, «itterekenen, hoe hij tijd zal v vinden voor z'n eigen morgen-visites, i Do eindelooze beslommeringen van het Londen- sche leven maken hem zelfzuchtig en oppervlakkig, waardoor de meer beminnelijke zijde van zijn karakter niet tot haar recht komt. Z'n natuurlijke ongedwongenheid vertoont zich eerst dan, wanneer hij hot dorre, zielloozo leven der stad mag ruilen tegen het frissche, bloeiende, en vrije leven van zijn buitenverblijf. Daar zet hij alles wat vormelijk en stijf is aan kant, om zieli opgewekt on onbekom merd te wijden aan al de genietingen der heerlijke natuur. Zijiiybuitcn verblijf bevat gewoonlijk in overvloed alles, wat de man van studie en kunstsmaak noodig heeft tot nuttige en aangename tijdkorting. Boeken, schilderijen en muziek ontbreken nimmer, terwijl paarden, honden en jachtgereedschappen steeds ten dienste staan van de gasten, die landelijke vermaken beminnen. De Engelsehraan, die buiten leeft, legt zoomin z'n gasten als zichzelf eenigen band aan. Overeenkomstig don waren geest der gastvrijheid, stelt hij ter beschikking zijner gaston genoegzame middelen tot ontspanning, en Iaat ieder volkomen vrij in 't kiezen van 't geen hem 't best bevalt? De Engclschen bezitten, meer dan eenig ander volk, kennis van en smaak voor land- en tuinbouw Zij hebben de natuur grondig bestudeerd in hare schoone vormen en bevallige combination. Zij hebben haar bespied in al die schuchtere en gekeuschte bekoorlijkheden, die, als het wei k van toovernimfen, over hunne landelijke verblijven zijn uitgespreid. - Er-is niets meer indrukwekkend dan de pracht van een Engelsch park, met z'n breeds lanen, welker loofdak als één Inkcn is van levend groen met z'n door prachtig hout omzoomde grasperken, waarin herten loopen grazen met z'n zachthellend boschland, rijk aan klein wild. Hier ruischt epn beekje, welks helder water in velerlei bevallige en hoogst natuurlijk schijnende kronkelingen, door een deel van het pat k is geleid, om ..verderop zich uit te breiden tot een meertje, doorschijnend als glas, en straks zich weer te ver nauwen (i tot een gracht, waarin zich de overhan gende.'boomen spiegelen, en een onverschrokken snoek speelt met de drijvende, gele bladeren, tor- wijl .een landelijk tempeltje of een beeld, met mos begroeid,aan- het geheel een air van klassieke geheiligdheid. verleent, t Benijdenswaardig is vooral het talent, waarmee de...Enge)schman ook de nederigste woning weet lesiversieren. iHet onaanzienlijkst huisje, het minst- beibvende --lapje gronds weet hij door zijn aange- boxem,'smaak te- herscheppen in een klein Paradijs. JMefcr nauwkeurig ijuisten blik weet hij te bepalenj Wat „séri. van' gemaakt'kan worden, en vormt hij zich in don geest een duidelijke voorstelling van het toekomstige landschap. Het onvruchtbaarste akkertje wordt onder zijne hand een liefelijk plekje, welks fraai effect ternauwernood doet denken aan hulpmiddelen der kunst. Met hoeveel smaak weet hij hier een boom te leidon, ginds een te snoeien hoe keurig zijn de bloemen cn planten gerangschikt, uitmuntend door fijne en bevallig-gevormde bladerenhoe gelukkig is dat hellend graspetk aangelegd en hoe fluweel achtig is dat mostapijt; hoe juist zijn die ope ningen aangebracht, waar doorheen liet oog een streep ontwaart van het blauwend verschiet, of den zilverigen glans van het water't is als do tooveiaehtige penseelstreek, waarmee een schilder een geliefkoosd schilderstuk voltooit Doze voorliefde dor hoogere Engelsche standen tot het landleven is van grooten en weldadigen invloed geweest op het volks-wolzijn. Er bestaat misschien geen fijner ras van mannen dan dat der Engelsche landbezitters. Hunne kloek-gebouwde lichamen frissche gelaatskleur hebben ze grootcn- deels te dankon aan het loven in de op'én lucht. Hunne landelijke uitspanningen schenken veer kracht aan het lichaam, en werken hoogst- wel dadig op de stemming van geest en gemoed. Ilunno zoden en gewoonten kenmerken zich door die mannelijkheid en eenvoud, die zelden aange tast eu nimmer geheel ontzenuwd worden door de vorstiooiingen en dwaasheden van het stads leven. Zoo ook schijnen de verschillondo maatschappe lijke standen zich op het land onderling vrijer te bovvegen en weldadiger op elkaar intevverken. De afstand tusschen rijk en gering valt rninder in het oog, en wordt gemakkelijker overschreden dan ergens elders. Wol vei te dat er iets vernederends zou zijn in landelijkan arbeid',* brengt deze integendeel den mensch ais onwillekeurig tot betere waardccring van het grootsche én schoone der natuur, en maakt z'n geest ontvankelijk voor de reinste en meest verheffende indrukken. Do landman 'moge eenvoudig en wat ongelikt zijn, maar hij is zeiden gemeen. De man van be schaving ontwaart 'daarom in den omgang met landlieden van minderen stand bij zichzolf geens zins dien tegenzin, dien elko onvermijdelijke aan raking met de lagere klassen der steden bij hem opwekt. [n het verkeer met landbouwers legt hij gaarne allo onderscheid van stand en rang terzijde, oihto deolen in de oei lijke genoegens der landelijke samen leving. In deze gemeenzaamheid ligt zeker voor een groot deel de vorklaring van het feit, dat in Enge land, meer dan ergens elders, de adellijke en hoogere standen bij het volk in aanzienlijn. Aan deze voorliefde der meest ontwikkelde en beschaafde - standen tot het landelijk leven heeft Engeland ook te danken .dien verheven zin voor het schoone der natuur, waardoor z'n litteratuur zich van de vroegste tijden tot op_ heden zoo uit nemend gelukkig kemneikt. De Engelsche dichter vermeit zich bij voorkeur in natmn beschrijvingen. Hij heeft de natuur in hare verborgenste schuilhoeken nagespoord, en zelfs de minste barer grilligheden heeft hij bespied. Geen korenhalm werd door hot avondwindje bewogen; geen blaadje viel ritselend ter aardegeen dauw dropje, dat als schitterend diamant een poosje aan een boomtak bengelde, plaste neer in den vliet; uit geen viooltje, al was 't nog zoo nederig, steeg een lieflijk balscmgeurtje op, of het werd opge- meikt en in beeld gebracht door deze hartstoch telijke en kunstkeurige natuurvrienden. Ook is deze toewijding der meest beschaafde Engolschon aan landelijke bezigheden van wonder lijk weldadige uitwerkirig geweest op het uiterlijk voorkomen van het Engelsche landschap. Dat het meerendeels vlakke land niets éénto nigs heeft, maar integendeel niet paleizen en kasteeien 'als bezaaid en met parken en tuinen als geborduurd is; rtiag veilig beschouwd worden als het' uitsluitend' gevolg van deze liefde tot het lan delijke Téven.1') - - Hiér- i^'geen overvloed van trotsche vergezich ten, maar wel van tooneeltjes van landelijke rush Elk boerenhuisje, elke met klimop-begroeide hut is op zichzelf een schilderijtje, en daar de wegen zich bevallig kronkelen, terwijl het uitzicht gedu rig door heggen en bosehjes wordt belemmerd, is bet geheel als vc-deeld in ontelbare bekoorlijks landschapjes. E. v. H, (Pumer. CL) Iet» over kaarsen. Wie de kaarsen uitgevonden heeft was iu^. derdaad een weldoener der menschheid. Zijn naam met gulden letteren op te teekenen is onmogeljjk, want die schijnt verloren in den nacht der eeuwen. Omtrent de voordeelen, dia zyne uitvinding aan het menschdom bezorgt heeft, zullen wei allen het eens zijn, evenals de oudheid van die uitvinding door niemand in twijfel getrokken zal worden. In den Bijbel vinden wij van kaarsen gewag gemaakt in de dagen van Job, ofschoon het niet onmogelijk is dat het woord, hetwelk daardoor vkaars1' vertaald is, beter door »lamp"- overgezet had kunnen worden. Ook wordt er van kaarsen gesproken in de Spreuken, in de profetie van Jeremia en in de Openbaring. Ook werd het woord meermalen gebezigd door onzen Zaligmaker, gelijk we in de evange liën lezen. En dit zijn nog bij lange-na de eenige plaatsen niet, waar in den Bijbel van kaarsen gewag ge maakt wordt. Dit veelvuldig voorkomen in de H. Schrift is de reden waarom kaarsen zulk een belangrijke rol spelen bij de godsdienstige plechtigheden van onderscheidene volken. De ïtoomsche, de Griek* sche en tegenwoordig ook de Engelsche kerk zijn onder de Christenen de drie groote gods dienstige lichamen, die zich onderscheiden door het gebruik van kaarsen bij de openbare eere- dienst. Maar onder de nietchristelijke vormen van godsdienst merken wij bij de Buddhisten dezelfde gewoonte op; en ofschoon wij niet kun nen zeggen of de zinnebeeldige beteekenis daarvan evenzeer te bepalen is als in de Chris telijke keik, wordt het gebruik, evenmin als bij deze, bij eenige belangt ij ke godsdienstige cere monie achterwege gelaten. In de westersche landen zijn kaarsen altjjd, beschouwd als een noodzakelijk bijbehooren tot den' openbaren eeredieast. ïHet Keistfeest" zegt een Engelsch schrijver, »werd in de westersche of latijnsche kerk het nLiciitfeest" genoemd uit hoofde van de vele lichten, die daarbij ontsto ken werden. Wat toen de gewoonte was, is in deze dagen in genen deele in on bi uik geraakt. In België en hier te lande loopen de kinderen van af Kerstmis tot Driekoningen met papieren ballons, waarin een kaarsje brandt en zingen daai by de bekende kerstliedjes. In Engeland be staat, vooral onder de mijnwerkers, de'gewoonte om in die dagen langs de huizen te gaan met schotels, gevuld met aarde waarin een eindje kaars gestoken is. Maar ook volksgewoonten en bijgeloof zijn aan de p chiedenis der kéaiscn nauw verwant. Ziehier eenige staaltjes daarvan. Een'brief in de Times van den 25 Maart 1873 verhaalt van een veiling sbjj' eindjes kaars", (by inch of candle) Wanneer de veiling begint wordt een klein eindje kaars aangestoken, by elk nieuw bod wordt een uicuw eiudje aangestoken, en zoo geen nieuw bod gedaan wordt., vóór dat- het uitgaat, een tweede, en wanneer.dat uit-, gaat zonder dat "er een bod gedaan is, een derde. Die het laatste biedteer wijl die derde C; kaars uitgaat, wordt als den kooper beschouwd, r Dat deze zonderlinge manier van veilen nog/ x niet geheel in onbruik geraakt is, lezen we in, r| een Bristolsche couiant van den 2GMaart 1873r j »De manier van veilen met eindjes kaars", I het blad, is nog in zwang in het graafschap Dorset. fToen er een stuk land in 't openba®r verkocht,zou worden, werd ereenstuk;jkaar aangestoken. Tenvijl die brandde had iedere

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1878 | | pagina 6