- -Aan het Departement van Waterstaat is
een nieuw ontwerp op de concession in be
werking.
Den 3isten October 11. is te Brussel
door Zijner Majesteits gezant, baron Gericke
van Herwijnen, en den Minister van Buiten-
landsehe Zaken, don heer Frère Orban, eene
overeenkomst geteekend, betreffende de uitvoe
ring van sommige werken tot verbetering van
het kanaal van Gent naar Neuzen, en betreffende
de naasting der baanvakkeu AntwerpenMoer
dijk en Roosendaal—-Breda van den Grand-
Central-spoorweg. St.-C't
Z. K. H. de Prins van Oranje heeft
zooals wij gisteren reeds gemeld hebben
een nadere toelichting op zijn brief van den
-17 September jl. openbaar gemaakt.
Wij ontleenen aan dat schrijven het volgende:
Inzage der vei schillende oordeelvellingen over
's Prinsen eersten brief in H'et Vaderland heeft
den Prins het schrijven van een nadere toe
lichting op dien brief wenschelijk doen voor
komen.
Wanneer iandgenooten van een Vorst op zijn
handelingen een verkeerd of valsch licht werpen,
moet de Vorst liet recht hebben aldus schrijft
de Prins van zijn daden of handelingen het
verkeerde of valsche licht af te wenden en op
zijn doen of iaten het helder daglicht te doen
■schijnen. De toepassing van dit beginsel is de
openbaarmaking van 's Prinsen schrijven in
Het Vaderland.
>De waarheid der woorden: whet volk is
niet om den Vorst, maar wel de Vorst om het
volk geschapeu"" besef ik volkomen zegt
Z. K. eu omdat ik dit zoo geheel besef,
schreef ik een eigene en voor het Nederlandsche
volk bestemde verantwoording mijner hande
lingen van de laatste tijden. Ik stel de liefde
'\an het Nederlandsche volk op hoogen prijs.
Die liefde is mij gebieken uit de aan mij be
toonde belangstelling eu deelneming zoowel bij
het overlijden van mijn innig geliefde Moeder,
als bij den dood van mijn beminden Broeder.
Die liefde heeft in mijn hart weerklank ge
vonden.
De Prins is overtuigd, dat zijn droefheid in
haar uiting afwezigheid bij plechtigheden
door de meerdetheid zijner Iandgenooten zal
'•worden geëeibiedigd. Tot hen, dit?zijn droefheid
niet begrijpen .en baar daarom in haar uiting
niet eerbiedigen, richt de Prins de volgende
woorden: sDo diepte der wond, mij dezen zomer
geslagen, lean door mij nog niet gepeild worden.
Het nan te wenden geneesmiddet moet door
mij in stille afzondering gezocht worden. Men
vergete niet, dat het nog zoo kort geleden is,
dat ik aan het sterfbed mijns innig geliefden
Broeders stond, en men wil mij nu reeds dwingen,
wellicht nog wel met een glimlach op het ge
laat, in het openbaar te verschijnen. Ik weet
zeer goed, dat Vorsten openbare personen zijn,
maar men moet niet over het hoofd zien, dat
deze openbare personen menschen zijn, die ook
hun gemoedsaandoeningen hebben in evengroote
mate als hun Iandgenooten, Nimmer zal ik een
kunstmatig wezen zijn, zooals wellicht een
tooneelspeler, die 's morgeus zijn moeder heeft
verloren, maar toch dienzelfden avond nog met
een glimlach op het gelaat op de planken moet
verschijnen. Wanneer men wenscht, dat mijn
krachten in het vervullen der zware taak, die
het aan de Voorzienigheid behaagd heeft, door
het overlijden mijns Broeders op mijn schouders
te leggen, niet te kort schieten, dan gunne
ineu mij de rust en de kalmte, die ik zoo van
noode heb."
Indien het geluk hier op aarde bestaat, zoo
is het, niet voor mij .weggelegd. Bemoedigend
is de gedachte dat ,er een hooger beginsel tot
grdhdslag der maatschappelijke samenleving
behoort, te worden aangenomen, en ,dat is:
plichtsgevoel en plichtsbetrachting. Dit gevoel,
js mij door mijn onvergetejijk.e Jfoedpr inge
prent. Het zal dan ook steeds het richtsnoer
zijnhetwelk mij de kracht zal schenken om,
gesterkt door het opzenden van gebeden tot
klem, dia 's menschen tekortkomingen kent en
de meest innige roerselen van 's menschen hart
doorgrondt, 's levens last te torsen. Iedevmaat
dat ik mij naar Delft begeef om mijn doodeu
te bezoeken, bid ik de Voorzienigheid mij den
moed te gevenom mijn eenzaam levenspad
tot het einde toe te bljjven bewandelen."
Ten aanzien van het verwijt, als zou de Prins
getoond hebbendoor de plaatsing van zijn
brief in Het Vaderland de beginselen, die dit
blad op staatkundig gebied voorstaat, te doelen,
schrijft Z. IC. II. het volgende: »Ik heb mij
tot dit nieuwsblad gewendomdat ik nimmer
in zijn afleveringen een woord ten nadeele van
de leden van het regeerend stamhuis heb ge
lezen. Ook, werd door hen, die dit blad bestu
ren op den dag van bet overlijden mijner
dierbare Moeder een buitengewone aflevering
uitgegevenwaarin in warme bewoordingen
hulde werd gebracht aan hare edeie eigen
schappen van hoofd en hait.
iZonder mij in het gewoel der staatkundige
partijen te begeven, maak ik van deze gelegen
heid gebruik om te verklaren, dat ik hoop, dat
nimmer de beginselen der Grondwet van 1848
zullen verloren gaan, en dat ik het daarin voor
komende hoofdstuk over het onderwijs beschouw
als een der hoeksteenen van ons staatsgebouw.
Ook zoude op het gebied, dat ik nu betreden
heb, de leuze ibehoud door vooruitgang" wel
licht eenigen ingang kunnen vinden. Ik heb
met opzet mijn staatkundige inzichten in deze
vrij kleurlooze bewoordingen vervat, daar ik
wenscb, dat zij aangemerkt worden" als een
bewijs van mijn belangstelling in's lands zaken.
Het is ook uit belangstelling in 's lands zaken,
dat ik mij den Raad van State tot werkkring
uitverkoren heb."
Aan het einde van 's Prinsen brief schrijft
Z. IC. H. nog het volgende
%Mcu heeft in sommige nieuwsbladen beweerd,
dat ik naar de zijde der meer vrijzinnigen in
Nederland overhelde. In een aangrenzend land
heeft een grondwettig Koning zeer opmerkelijke
woorden gesproken. Hij zeide namelijk, dat een
grondwettig Vorst sdo vriend van allen" zijn
moet. Indien ik de/e voortreffelijke woorden
op mijn meer bescheiden wetkkring van toe
passing mag verklaren) zoo is het mijn meening,
dat het staan buiten en boven alle staatkundige
partijen nimmer de beteekenis kan hebben, dat
men op staatkundig gebied geen overtuiging
heeft sViiend van allen" moet volgens mijn
oordeel in dien zin opgevat worden, dat men
eerbied koestert voor do inzichten van alle
partijen, maar mag nimmer ontaarden in een
^allemansvriend" of een daarmede gelijkstaand
karakterloos wezen, wiens overtuiging mede-
draait naar de zijde, waaruit op het oogeublik
de staatkundige wind waait. Het staan boven
de partyen moet alleen imliervoege beschouwd
worden, dat men zijn beginselen niet openlijk
uitspreekt."
De Prins besluit zijn schrijven met deze
woordenvNadat ik de laatste eer aan mijn
Broeder had bewezen, was ik naar ziel en
lichaam uitgeput. Ik werd door telkeus terug-
keeiende koortsaanvallen gekweld en besloot
mij daarom naar Zwitserland te begeven. Volgens
sommigen rust daarvoor een zware schuld op
mijn schouders. Het onmeaschkundige van dit
beweren zal wel ieder weldenkend Nederlander
in de oogen vallen."
Naar aanleiding van een verzoekschrift,
gericht aan den heer W. A. Scholten te
Groningen, door zijne huurders bij het Compas-
cuum, gemeente Emmen, om kwijtschelding van
huur, alleen dit jaar, aangezien in die streken
de eerste en voornaamste levensbehoeften zijn
mislukt, verneemt men, dat genoemd^heer dat
verzoek toegestaan onjjftjaar de huyr geschonken
heeft, bedragende eene som van ongeveer f2400,
Het journaal van de Hallas, aan het strand
te Heemskerk aangespoeld, was bijgehouden
tot 11 Nov. Er zijn daar ook nog anders voor
werpen aangespoeld, blijkbaar afkomstig van
een schipbreuk.
Er blijft thans bijna geen twijfel meer over
of het Neder!, stoomschip Hallas, van Kroon
stad naar Amsterdam bestemd, dat 9 Nov. van
Kopenhagen vei trok, is in den storm, die in
het laatst der vorige week op de Hollandsche
kust woedde, verongelukt. De Hallas was een
der grootste stoombooten van de ICon. Ned.
stoombootmaatschappij, gebouwd in '1871.
IJit Egmond aan zee wordt bericht, dat aldaar
in beschadigden staat is aangespoeld eene op
doek geverfde schilderijvoorstellende een
stoomschip onder stoom, waaronder in witte
letters: t>88. Hallas capt. J. J. Muntendam,"
Te Wijk a/Zee is aangespoeld een bordje
waarop staat: Kaarten Stuk.
Men schrijft uit het West land
Ook de hoopdat van de druiventeeit nog
iels terecht zou komenis in rook vervlogen.
De schade door het mislukken van dien oogst
wordt over hot geheele Westlaml op plus.
minus f300,000 geschat. Het jaar 1870 zal de
tuinders heugen.
Te Zutfen is Charles Dickens aangekomen
en door do politie in arrest genomen, omdat
hij inbrekerswerktuigen bij zich had. Daar hem
niets anders kon worden ten laste gelegd, is
hij echter weder „vrijgelaten en over de Duitsche
grenzen gezet.
Dat iemand er toe komt in te breken, laten
wij in het middenmaar dat hij begint rnet
een beroemden naam te stelen en daaronder
zijn handwerk uit te oefenen, dat nemen wij
hem kwalijk. (Amh. Ct.)
De heer S., notaris te Groningen, is in de
afgeloopen week het slachtoffer geworden van
een geslepen oplichter. Iemand, die voorgaf ,te
Zuidbroek te wonen, wensch te door den notaris
het hem toebehoorende winkelhuis eu eenig
land te doe'n verkoopen. Nadat ailes afgesproken
was, wensclite hij als voorschot een som van
f400. Bereidwillig werd door den notaris
daaraan voldaan. Spoedig echter bleek dat hij
met een oplichter te doen gehad had, want
te Zuidbroek woonde niemand, die den naam
droog, door don bedrieger opgegeven.
In een Engelsch blad doet een nieuwe
ongeluksprofeet, op grond van sterrekundige
waarnemingen, sombere voorspellingen voor de
vijf of zes eeistvolgende jaien.
Tusschen '1880 en 1885 zullen de vier groot
ste planeten van ons zonnestelsel, Jupiter, Ura
nus, Sarturnus en Neptunus, zich gelijktijdig
in de nabijheid der zon* vertoooen, een vei schijn
sel, dat zich sinds het begin onzer jaartelling
niet heeft voorgedaan." Een perihelium ofzons-
nabijheid van planeten heeft zich intusschen
steeds door buitengewone toestanden op de aard»
gekenmerkt. -
Volgens den profeet" hebben wij nu het
weinig verkwikkend vooruitzicht van buitenge-
wone hitte en koude, groote overstroomingen
en andere rampen, algemeen mislukken van den
oogst, besmettelijke ziekten onder menschen en
vee, enz. enz.
't ls echter ieder maar aan te raden om het
nieuwe jaar dat wij reeds in de verte zien op
dagen en dat het eerste van de ongeluksjaren
zou zijn, niet met een al te bezwaard gemoed
te ontvangen. De ondervinding toch heeft ge- -
leerd hoe veel, of liever hoe weinig men op
dergelijke voorspellingen aan kan.
I)elfti Maandag kwam een werkman j
alhier bij de politie aangeven, ,dat hem uit een
btikken trommel,-aanwezig in een koffer, twee 'i
stuks Oostenrijksche zilveren metalliek, ieder;.)
groot:, fl. /IC00 en ,4 coupons verschynen'deAij
Januari en 1 Julie. k.t waren, ontvreemd. D»,