A0. 1880. Maandag 31 Mei; Jtë 4937. Verschijnt iaplijts, nifeïmM Diasiat liiiineulanilsclie Bericliten. Dertigste J a a i* g a n g. AsOtiNïMiSNTSi'ftliS, ]iei .kwai'tuui!1.85. Pr#neo per post, door het geheele Rijk. - 2.50. Afzonderlijke nummers- 0.10. BVRSAVs.in A»'®», 15, 134. i - .j Advertentieprijs van 110 gftwuue regels met inbegrip van eene Courant 1.10« Iedere gewone regel meer- 0.10. Driemaal, plaatsing-wordt tegen tweemaal berekend. Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel. Schiedam 29 Mei 1880. 3>Wij smachten naar de bergen en naar da stranden", zoo klonk de verzuchting van een Nederlandse!» afgevaardigde in de Junimaand van 1878, toen de beraadslagingen over het wetsontwerp tot regeling van het lager onder wijs werden gevoerd bij'heerlijk'zomerweder, dat weinig harmonieerde met de klaagtonen, die daar nu en dan op het Binnenhof werden aangeheven. ïBergen en stranden! Ziedaar van die ma gische woorden onzer eeuw, die niet alleen hoofd en hart vervullen van de met schatten gezegcuden, maar die in den vorm van lehoefte prijken op den niemoriepost van menigeen, wiens middelen in omgekeerde verhouding staan tot zijn trek naar hooglanden en zeegezichten. Sterker komt de veranderlijkheid van al het bestaande wel niet uit, dan in den lust tot reizen ®n trekken in de'19de eeuw, tegenover Je zucht -naar huiselijkheid, die de, 18de kenmerkte; Wilt ge een voorbeeld?'We geven-u een echt historisch. Iljj had er wei laug over gepeinsd, de rijke volbloed Amsterdammer, die nooit zoover van de St. Nicolaasveste was verwijderd geweest, of hij had de spits van den Westertoren in het oog kuunen houden; hy had wel lang gepeinsd, voordat het on bepaalde beeld van een reistocht in hem tot een heldere, flink afgerende voorstelling was geworden. Hoe kon 'took anders; zijn leven lang had hij met eere in de groote Nederiandsche Metropolis gearbeid. Wie dacht in de achttiende eeuw aan reizen, toen menig Amsterdammer er zijn eer in stelde, te kunnen zeggen nimmer buiten de tnuren der stad te zijn geweest. De Buitenkant was. zijn waterpaitij, het IJ zijn zee, en Hoog en Laag nam hy waar, als hij bij plechtige gelegenheden den Stadhuis- thans Paleistoren met de zijnen beklom. De minder hektompeuen mochten met jacht en boeier de Zaanstreek bezoeken, met eigen equipage zich naar Haarlems dreven doen ver plaatsen: aan de oevers van de Zaan verloor men toch het eenig Amsterdam niet uit het oog, en yan den top van den Blinkeit kon men de trotsche torenspitsen van Neerlands eerste hoofdstad zich zien afteekenen tegen de blauwe lucht. Op zijn ouden dag dan wns de bedoelde rijke Amsterdammer aangegrepen door den lust, een reis te doen. Een jonger geslacht had dien trek in de wereld gebiacht, en ook hij zou de .grenzen des lands oveischrijden. Voorzichtig ■was da plaats gekozen, die tot einddoel van den tocht zou strekken; Kieef was het, wel over, maar toch altijd zeer dicht by da grenzen gelegen. Ryp overgelegddruk besproken was het reisplan, eindelyk zou het tot uitvoering komen. Geen haastig jgoeden' dag" tot de vrienden sou het laatste afscheidswoord zyneen vriend schappelijke maaltijd móestval zijn vrienden om hem heen verzamelen. iDe>,tocht was lang; aan de reis waren tal van waren verbonden -*£ r, - - zouden ze elkander wel goeden welstand terug zien? Gewichtige i'aag, waardig met klem overwogen te worden*; de afscheidsdisch was er het resultaat van.|ii Aan den Beerebijt wi hij aangericht. In het gezicht van de achtbare trekschuithet middel van vervoer, dat' "onzen reiziger naar Utrecht, als eerste pleisterplaats, zou brengen, at en dronk men wel opgeruimd, maar toch 'met weemoed. De wijn ^parelde in het glas, de traan in menig oog. Eindelijk, als de jager met zijn ros verschijntstaan allen op; nog één heildronken allen' geleiden den ver- trekkenden vriend naar het vaartuig, waar de geopende deuren van het roefje tot instappen uitlokken. Instappen, het moet wel, maar eerst nog eens een blik op de tad geslagen Daar zinkt deu aanzienlijken Amsterdammer het hart in de schoenen; duidulyk bleek het, dat de stoute ondei neming va'u' een "tocht naar'Kleef boven zijn krachten giug, ju met een: lik kan niet" trekt hij zich niet. ziju vrienden binnen Amstels veste weer terug. Alzoo is het geschied in het laatste vierde deel van de 18de eeuw! De 19de eeuw treedt op. Reizen, dat leerden de soidateu van den eersten Napoleon, eu van hun aiouluuilijk leven drongen eeuige deelen in amleien -over. Dat kan inen, en 't treft juist aardigdat het weer Amsterdammers geldt, vinden bij Ilildebraud, in wiens Camera Obseura, pagina 24 we aldus lezen: Wij gingen Uoutwaarts. liet was ruim één ure. Nu, alle welopgevoede dingen hebben hun gestelden tijd. De nachtegalon komen in hot voorjaar, do vinken en lijsters in liet najaar; do zon schijnt bij dag, do kaars bij avond, en de maan bij nacht. Zoo is het ook mot de monschensoorten. Al wie met de duizend en een species van liet genus Haarlemmer bekend is, weot dat zij ailen des Zondags hun verschillenden wnndeltijd hebben; iets,'twelk zeer natuurlijk wordt, als men aan den verschil lenden eettijd denkt, en daarbij in 't oog houdt dat er veel mcnschen naar do middagkerk gaan, terwijl een groot gedeelte niet weet dat er een middagkerk is. Als men allo deze species rang schikt, en men tevens achtslaat.op de vreomdo vogels, die uit andere luchten op een zonnigen Zondag komen aanwaaien, dan zal mon een aaneen geschakelde opvolging hobbon, met ongelijk aan die dor elkander, naar de schoono vergelijking van Homerus, als boombladoren wegstootende geslachten in het beslaan des menschdoms, of aan dio der elkander voortstuwende barbaren van het Europa dor vijfde eeuw. Zoo zal do natuuronderz.oekor, dio dos Zondags morgens do kerk verzuimt, ,of naar do vroegpreek is goweest (wat ik liever onderstellen wil) en om tien uren, half elf, in den Hout komt, op het Plein of bij den Koekamp (do naam is niet wel luidend), eenigc «wormen feestvierende vogels van den Haarlemmerdijk inhalen, per schuit van zeve nen uit Amsterdam vertrokken. Do mannetjes zijn blauw of zwart goteekendcn hebben sliknatte lijngekvuldo bakkebaarden. Ze zijn voorzien van lange stecnon pijpen, waaruit ze of rooken, of die ze losjes bij don kop lusschen do vingers houden en zoo met den steel naar beneden on verschillig iaten slingeren. Merk de regenschermen. De wijfjes zijn wit. Zij houden haar opperkleed op, zoo dikwijls ze over een droppel water stap pen, en dragon 't gcïiee! opgespeld als er wezenlijk plassen liggen van don regen van Zaterdag. Zij otcn gestadig uit haar zak: sommigen in den zwerm hebben daarenboven nog een toegeknoopte kinderluur met mondkost bij zich. Men ontmoet ze meostal in koppels van negenentwee mannetjes op zeven wijfjes. Ze dwalen een boel 'end ver somtijds wel tot Heemstede of de Glip afmaar strijken !s namiddags, onder een kruik bier'en een bosje scharren, aan de Groone Valk of in den Aalbessenboom nederom met do laatste schuit naar Amsterdam te vertrekken terwijl intussehen de toegeknoopte kinderluim van knapzak tot een koifje is omgeslagen, om «blommen" in thuis te brengen, die drie -weken lang in een flarden melk kan zonder oor, in oen klein -winkeltje of op don bovensten trap van een kelder, hier zonder licht, en daar onder den frisschen adem van een stinkend riool, hrt geluk en den rijkdom zuilen uitmaken van iemand die garen en band verkoopt en tevens besteedster is, of van iemand die turf en hout slijt en tegelijk uit werken gaat. 1 Wandelt de natuuronderzoeker voort, dan ziet bij jn,'t voorbijgaan .eerst, nog een. dergelijken troep, die zich in rlen aanblik van liet Paviljoen ver lustigt, en waarvan al de individu's, om zich te overtuigen dat- bot geon droom is, zich roet beide handen aan de spijlen vau hot liek vastklemmen, zich bij geen mogelijkheid kunnende verklaren wat voor aardigheid of vroolijkheid er wezen mag in de groep van Laokoon, maar op dit punt overeen komende, dat de Win hetfrontespiece Wijllek" beduidt. Veertig jaren zijn sedert deze schildering vei-loopen; en wat beleekenen thans tochtjes als die van Haarlem naar Amsterdamen van Rotterdam naar den Haag? Dat zijn de kleine entre-actendie men in verloren uren afspeelt, tusachen de groote bedrijven, waarvan het oord der handeling Brussel, Luik, Parijs of Londen heet. Groot en klein, rijk en niet rijk, alles ruist. Reizen tot vermaak, reizen tot stichting zelfs, zyn de teekenen van onze dagen. Wie zal dien lust tot reizen en trekken bezweren? 't Zou volkomen nutteloos zijn. Wie echter een goed werk doet, is hij, die den Nederlander wjjst op hetgeen, hij in onze dagen niet zelden over liet hoofd ziet, de schoon heden, die onze eigen bodem te genieien geeft We trekken de gtenzeu over, en laten links en rechts de schilderachtigste plekjes op eigen bodem onopgemerkt. Aan de hand van de ^Wandelingen door Nederland" wen^chen we een enkele pog'mg in die richting te wagen. SCHIEDAM, 29 Moi 1SS0. Hedenmorgen omstreeks 8i/2 ureviel het 7jarig zoontje van J. Van der Gaag, aan de Hoofdstraat alhier, spelende in de Buitan- haven, dat spoedig werd opgemerkt door den maas- waterschippcr K. Groendie er in mocht slagen door middel van een haak het kind te redden,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1880 | | pagina 1