A°. 1880 Vrijdag 24 September. M 5020. verschijnt iielijfa, Ditpzontoi Dinslat. Biileilaitlsciie BeriGlitan. 1 Ben I obstij cling. M D e r t i g s t e J a a r g a n g. Jt JOASK'HKNTSI'lil.ls, |*-i kwaiWrtl1.85. Franco per post, door het geheele Rijk. - 2.50. ifiondeilnke limnmers- 0.10. "tJKKAll: MARK.T, K, 12 4. Advertkntiki'RHS: van 110 gewone regels met inbegrip van eeue Courantf 1.10. Iedere gewone regel meer- 0.10 Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend. Aan liet Commissariaat \an Politie zijn als op straat gevonden aangebracht een rond gouden medaillon, een zakmesje en een koperen gewicht van 5 dekagram. (Ingezonden.) (Vervolg,) Wij ontvangen van velschillende zijden in stemming met de strekking van ons ingezonden stuk iu de Schiedamsche Courant van 19 dezer, maar tevens verzoekt men ons de middelen aan te -wijzen, die de Regeering tot meerdere weikzaamheid zou noodzaken. Voor wij dit doen, wenschten wij in korte trekken het standpunt te ontwikkelen, waarop yij ons bij de behandeling van de publieke zaak in het algemeenen bij die van den Botterdamschen Waterweg in het bijzonder, ge plaatst hebben. Dat standpunt laat zich in drie stellingen samenvatten. '1. Bij de beoordeeling van Regeringsdaden, die alleen het stoffelijk welzijn der natie bedoelenis elke inmenging van politiek noodlottig. 2. liet verbeteren en'vei meerderen naar de eischen des tijds der verkeerswegen te water en te land is een der eerste plichten van de Regeeriug. 3. Alleen dan handelt een Regeeting recht vaardig^ wanneer zij alle deelen des lands zooveel mogelijk gelijkelijk begiftigt met werken van algemeen nut, die tot don bloei van het geheele Rijk bijdragen. Wij meenen dat iedere Staatsburger deze drie stellingen kan onderschrijven 2onder aan zijn politieke geloofsbelijdenis tekoit te doen. Als wij nu de eerste en derde stelling toetsen aan feiten, dan was de afstemming der Kanalen wet van den Minister Tak nootlottig en :1e aan neming vau het vooistel Blussc rechtvaardig. Iedereen, die niet; bevooroordeeld is, zal dat moeten toestemmen, en het spijt ons, dat die daad van rechtvaardigheid niet gevolgd is ge worden door een samenwerking van alle partyen om het nfiodlottige van het votum tegen de Kanalenwet weg te nemen; want dan was Amsterdam haar kanaal aan het graven, en wij druk bezig onzen Watei weg te verbeteren. Iloa hebben wij toen het gemis betreurd van een groot en moedig staatsman Maar klagen helpt niet I Wy moeten vooruit, en al gaan nu de klokken in den Hang twee maal zoo langzaam als te Rotterdam en Amster dam, wjj koesteren de hoop, dat er eenmaal een Staats-chronometer met -wekker op het Binnenhof zal verrijzen, die den juisten tijd aangeeft van Hamburg, Bremen, Antwerpen en Havre, en elke neiging tot aebterioopen of stilstaan met zulk een corverdoovend geraas zal aankondigendat het geheele landvan de Schelde tot de Dollart,,er van davert. ij moeten vooruit! en da'arom niet langer binnenshuis geklaagd, maar de handen uit de mouwen gestoken, m moed gevat, en al vormen wy in den beginne een klein troepje, wij zullen toenemen in sterkte en aantal, en onze woorden zullen daden vvordeii. Daden, die rechtvaardig zullen zijn, omdat zij geboren worden uit dern drang der nood zakelijkheid en tevens wettig, omdat de Grond wet onze handelingen waarborgt. Wij moeten vooruit! I.aat daarom ons eerste werk zijn: Een adres aan onze Volks vertegenwoordigers, waarin wij aantoouen, dat de Maassteden geen bevoorrechting willen boven andere gemeenten, dat wij verlangen, dat de Kanalenwet van den Minister Tak (misschien om technische redenen gewijzigd) en de verbe tering van den Rotterdamsche Waterweg als één wetsontwerp voor 4881 wordt ingediend en behandeld; dat de uitgaven, die uit de aanneming van deze wet voortspruiten, zullen beschouwd worden, als buitengewone en betaald zullen worden uit een binnenlandscBe leeniog. f Zien wij na een vastteslellen termijn, geen enkele poging tot bespoediging der zaak aan wenden, dan sluiten de gemeenten, die bij een bepaald kanaal of waterweg belang hebben een verbond, brengen de gelden die noodig zijn uit eigen middelen bij elkander, en vragen concessie bij de Regeeiing om uit te voeren, wat het Gou vernement niet wil of niet kan. llopen wij, dat het zoover niet zal komen; maai als het nioet, laten wij dan ook voor dat laatste middel niet terug deinzen, overtuigd als wij zijn, dat wij het goede voor hebben, en dat •wij rekenen kunnen op den steun der natie. Zijn wij liet moede, dat onze stoffelijke belan gen woiden verwaai loosd door kleinheid, sleur en politiek geknoei, dan ook opgestaan en gehan deld, eu eerst dan aan politiek gedacht als wij ons land weerbaar hebben gemaakt tegen de aanvallen van buiten, die het trachten te isolee- ren, en ons als handeldrijvend volk onmogelijk trachten te maken. Doen wij dat niet, dan heeft men het rrcht ons een uiigebluschtc natie te noemen en hebben wij het ons zeiven te wijten als wij van daag of rnorgeuvooigoed van de wereldkam t verdwijnen. Wij meenden dit stuk om het groote belang der zaak aan het hoofd ouzer kolommen te moeten plaatsen.' De Redactie. F R A N K U IJ K. De Képuhliqua Vrangaise, de oorzaken van de ministerieele crisi° nagaande, geeft te kennen, dat Freycinet gevallen is, omdat hij geen re kening gehouden heeft met de bekende motie der Kamer. Die motie vond hare uitdrukking in de besluiten van 29 Maart. Dit is zoo klaar, dat hierover geen verschil van meening kan bestaan. De onderwijs-inrichtingen der jezuïeten zouden den 31sten Augustus gesloten worden, en de andere geestelijke arden, die den Isten Juli geen aanvrage om erkenning hadden gedaan, zouden uiteen worden gedreven, 't Is waar, er was geen bepaalde tijd daarvoor aan gegeven, maar men geloofde dat het gebeuren zou na de sluiting der jezuïeten-scholen. In die overtuiging ging de Kamer uiteen. Wat gebeurde er nu, toen zij uiteen was. Niets. En waarom niet? 'tls moeielijk het met vol ledige juistheid te zeggen. Het schijnt dat Freycinet achter alien om het in de besluiten van 29 Maart veivatte piogramma opgaf. Voor de staatkunde van het Ministei ie en der Kamer heeft hij eene gansch audere in de plaats ge steld. Men mag het als uitgemaakt beschouwen, dat hij zoader zijne ambtgenooten te raadplegen, zelfs niet de beide Minister Constans en Cazot, die de besluiten van 29 Maart geteekeud hebben, zich heeft ingelaten met onderhandelingen smet een hooge autoriteit" i,den Paus), gelijk de kardinaal-aartsbisschoppen van Rouaan en van Parijs, in hunnen brief aan de bisschoppen ter zake der iverklaring," het uitdrukken. Handelde Fieycinet nu niet erg onverstandig, toen hij aan het onderhandelen ging met den Pauselijken nuntius over eene zaakdie tot het domein vaD het burgerij] k rech' behoort en die door de Kamer eu de uitvoerende macht gemeenschappelijk geregeld was, en dat nog wel nadat het voorgevallene tusscheu de Bel gische Regeenng en het "Vaticaan ter openbare kennis was gebracht? De Hêpulliguc zegt verder, dat het republi- keinsche Frankrijk nooit de uitstekende diensten zal vergeten, die Freycinet geduieude den oorlog aan het land bewezen heeft; maar na wat hy nu gedaan heeft, moest er wel volgen wat er gevolgd is. Zijne aftreding is eene les, die voor Frankrijks staatslieden niet verloren zal zijn: buiten de parlementaire Regeering is er voor hen slechts gevaar. Zij moeten steeds er aan gedachtig zijndat in een Kabinet de Ministers één voor allen en allen voor dén ver bonden zijn en dat niemand het recht heeft eene gewichtige zaak onder zijne persoonlijke verant woordelijkheid te ondernemen. Bovendien moe ten zij nooit vergeten, dat zij zich juist het meest van de gedachte der Kamer en den wil des lands te doordringen hebben, als bot Parle ment door zijne afwezigheid hun hunne geheele vrijheid schijnt terug te hebben gegeven. De parlementaire vacantiün mogen niet voordurend heilloos voor de Ministers worden. Eu als men dan nog bedenkt dat ditmaal, terwijl de Kamer zweeg, het land zoo klaar en eenstemmig in de eerste week van Augustus (bij de verkiezingen voor de gewestelijke Raden) gesproken heeft 1 Naar men verzekeit, zal de lieer Barthé- lemy Saint-Hilaire benoemd worden tot Minister van Buitenlandsche Zaken en de heer Sadi Carnot lot Minister van Openbare Werken. De overige zeven Ministers behouden hunne

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1880 | | pagina 1