VBrtijnt Japlijh, nitpzonderd BinsSsi.
Nationale Militie.
POLITIE.
*7r?. oj
V ij 1 e u D ertigste Jaargang,
ik
«tfSSZaSu&teft
E fl R A N T,
^.SONNKMttNTaPtttJöJMJI kwaiCttltlf 1.85,
franco per post, door het geheela Kijk, - 2.50.
Aftondeilgke nmnitiers- 0.10.
«SJKKAlii MARKT, K, 12 dl.
Km\istiETiNe.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Schiedam-,
Brengen ter kennis van de belanghebbendendat
de Militieraad in het 2e district van Zuid-Holland
voor deie Gemeente op Dinsdag den 22 Maart aan
staande, des voormiddags ten 11 ure zijne Eerste Zitting
aal houden te Rotterdam, in het Oude Mannenhuis aan
de Hoogstraat aldaar.
Zij brengen wijders in herinnering Art. 91 der Wet
op de Nationale Militie van den 19 Augustus 1861
(Staatsblad No. 72), luidende;
In de Eerste Zitting van den Mi 1 i tieraad
vrordt uitspraak gedaan omtrent;
Do verschenen Vrijwilligers voor de Militie;
De Lotelingen die redenen van vrijstelling hebben
ingediend;
De Lotelingen, in de Artt. 55 en 56 bedoeld;
Alle overige Lotelingen.
Dien ten gevolge roepen rij op de Lotelingen der
Ingting van 1881, om ten bepaalden dage, ure en
plaatse voor gemelden Militieraad te verschijnen.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het be
hoort, den 4 Maart 1881.
Burgmeester en Wethouders voornoemd
P. 1. VAN DIJK VAN MATENESSE
De Secretaris,
A. W. MULDER.
Aan het Commissariaat van Politie zijn als
op straat gevonden aangebracht: een hals-
doeltje wit en zwart gekleurdeen streng
zwarte sajet en een sleuteltje.
De Commissaris van Politie waarschuwt de
Ingezeteneninzonderheid de distillateurs, voor
zichtig te zijn met het aanknoopen van handels-
relatiëa met zekeren DIRK "VAN DRIEL, zich
•■uitgevende voor tapper en slijter, wonende te
Puttershoek.
Schiedam, 4 Maart 1881.
De litteratuur over de Transvaalsche zaak
aaemt met den dag breeder afmetingen aan,
ea de geheeie beschaafde wereld begint er zich
mede te bemoeien; haasten we ons er bij te
voegen, dat bijna de gehesle pers de zijde der
Transvaler® in dezeu kiest. Toch is het niet
onverschillig, wie het woord vragen en den
handschoen opnemen voor onze verdrukte stam-
genooten in Zuid-Afrika. Dat dc geleerde voor
zitter van het aardrijkskundig genootschap,
professor P. J. Veth, in het tijdschrift De Qidi
zich deed hooren, moet zeer gewaardeerd worden.
Wij bepalen er ons voor heden toe, het slot
van zijn kernachtig betoog over te nemen, dat
aldus luidt; «Maar wat er ook gebeure, de
eer van "Engeland schijnt mij niet meer te
•■reddenDaarvoor is het te ver, te volhardend
op het pad der ongerechtigheid voortgegaan.
Ik heb die fiere natie, die door haar public
spirit en haar energie zich zulk een overwe
gende positie in de wereld heeft verworven,
die op schier ieder gebied zoovele uitstekende
mannen heeft opgeleverd, van mijne jeugd af
bewonderd en hare glorie bijna als die van
'JUijn vaderland liefgehad. Maar ik heb die
illusie verloren, nu ik haar in Afrika heb aan
't werk gezien.
Hoe zijt,gij gevallen, o Lucifer!
Eerlijk, ook in den laatsten tyd schijnt het
in de Engelsche regeeringskringen niet toe te
gaan. Het heette uit Gladstones mond, dat er
onderhandelingen waren aangeknoopt, dat alle
partijen zouden tevreden zijnen terwijl op
den uitslag dier onderhandelingen wordt ge
wacht, doet generaal Colley een nachtelijken
aanval op zijn tegenstanders. 'tKon wel niet
anders, of na de slachting onder de Engelschen
aangericht, moest de aandacht op Gladstones
woorden dubbel gevestigd worden. Ir. het Huis
der Gemeenten werd dan ook tot de Regeering
de vraag gericht, wat er van de onderhande
lingen was; maar zij werd eenvoudig niet be
antwoord. Was het, omdat de Engelsche Re
geering, bij al het leed, dat zij reeds te dragen
heeft, door schaamte over haar handelingen
tot zwijgen werd genoopt? Of was het een
avontuurlijke tocht, die door' generaal Colley
werd ondernomen.r.Jzondflr_dat- hij •r-last.toe.~
had ontvangen? Ook deze vragen la'en g«en
antwoord toe. Maar wat zeker is: er zijn onder
handelingen gevoerd, en Joubert, de Trans
vaalsche aanvoerder, heeft er zich tegen den
gevangengenomen dagblad-correspondent ern
stig over beklaagd, dat tijdens die onderhan
delingen een onverhoedsche aanval, als die van
generaal Colley, heeft kunnen geschieden.
De Transvaalsche Boeren schynen op alles
voorbereid te zijn. Onder de Engelsche heer
schappij terug te keeren, is voor hen een on
mogelijkheid. 't Gaat hun als onze vaderen in
den worstelstrijd met Spanje. Als 't niet kan,
de dijken doorsteken, de molens verbranden,
en 't land aau de golven prijs geven, zoo was
hun voornemen, door den Vader des vaderlands
uitgesproken, en bij de Boeren heet hetAls
alles verloren is, dan de Afrikaansche wildernis
maar op nieuw inden tocht door iie woestijn
op nieuw aangevangen, of er, in 't einde een
Kanaan in 't gezicht mocht komen, waar men,
als vrije stam, naar eigen zeden en gebruiken
kan worden bestuurd.
Voor dat geval heeft de nieuwe staat niet ver
naar beschermers te zoeken. Er ontwaakt bij deze
gelegenheid in Duitschland een zucht naar kolo
nisatie, die niet zoo heel toevallig moet worden
genoemd. De Jt'ólnische Zeitwrjspreekt reed»
van Duitschlands beschermheerschap over de
Transvaler» in hun mogelijk nieuwe verblijf
plaats. En moet het toeval heeteD, dat juist
in deze dagen te Marburg een vergadering
werd gehouden, waarop de wenschelljkheid is
uitgespi oken, dat Duitschland een koloniale mo
gendheid worden zou. Met ongeveer algemeene
stemmen werd het besluit genomen een petitie
naar den Rijksdag te zenden.
Nadat in bedoelde petitie er nadrukkelijk op
gewezen is, dat de nationaal gezinde Duitschers,
niet slechts die in het ryk wonen, maar zelfs
allen, die daar buiten zyn gevestigd, het vraag-
Advehtkntikprijs: «ui 110 gewone regels
met inbegrip van eene Courantf 4.10.
Iedere gewone regel meer - 0.40.
Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend.
stuk van het hoogste gewicht achten en uit
een mond verklaren, dat Duitschland in het
bezit behoort te treden van overzeesche koloniën,
gaat de petiti» op deze wyze voort. De sterk»
stroom van landverhuizers mag zich niet langer
verliezen in den vreemde, een gedeelte althans
behoort voor Duitschland behouden te blijven.
Vóór Duitschlands nijverheid en handel behoorea
nieuwe uitwegen ta worden gevondenvoor
de schepen der Duitsche vloot moeten toevluchts
oorden in vredes- en in oorlogstijd geopend
worden. Door dit verkeer lusschen Duitschland
en zijn eigen koloniën zal Duitschlands macht
zich verhellen, zal de intellectueele en materieele
welvaart zyner^ .bewoners een nieuwe vlucht
nemen.
Vroeger toen Duitschland verdeeld en de
staat onmachtig was kon er ;een sprake zijn
van het bezit van koloniën. Thans echter be
hoeft het Duitsche volk voor geen andere
natie achter te staan.
In da rijksconstitutie wordt reeds met,uit
drukkelijke woorden aan de ryksregeering de
bevoegdheid toegekend overzeesche koloniën te
beheerea en deze bespreking getuigt van een
wjjs en helder doorzicht want op die wijze kan
de stroom der landverhuizers daarheen worden
gericht. Moge deze bepaling niet onverwezen-
lijkt blijven. De ondorgeteekenden 'vestigen op
dit gewichtige vraagstuk de aandacht van den
Rijksdag, opdat het Huis by de regeering aan»
dringe op de verwezenlijking van den algemeen
gekoesterden wensch, dat Duitschland in het
bezit trede van koloniën."
Men lette op de teekenen der tijden! Enge
land zeude naar Afrika troepenmacht op troepen
macht, veldheer op veldheer, het heeft zich
door da leiding der zaken in Afrika in moeie-
lijkheden gestokenwelke die der leische
kwestie zeker te boven gaan. De naaste toe
komst zou het fiere Albion wel eens zeer pijn
lijke lessen kunnen geven.
In Zuid Europa is ook de lucht niet helder.
De ambassadeurs der groote mogendheden, te Con-
stantinopel vergaderd, ondervinden daar in hunne
pogingen tot regeling der Turksch-Grieksehe
grenzen moeielijkheden van verschillenden'aard.
De Tutksche diplomaten weten zeer goed, dat
het tusschen die heeren ambassadeurs en de
respectieve regeeringen ook niet is: éen van
hart, en éen van zin, en daarop,steunende,
spelen zij met ons ganeche werelddeel.
Zy hebben zoo wat te kennen gegeventot
welke schikking de Turksche regeering bereid
zou zyn; maar officieel brengen ze niets ter kennis
van de heeren diplomaten. Integendeel ze zouden
zeer gaarne van de vergaderde ambassadeurs
willen vernemen, welke schikking deze wel voor
de beste houden. Deze vraag is slim, want de
heeren gezanten zijn het over dit punt volmaakt
oneens, terwyl zij bovendien van den Griekschan
Miniiter Comoundouros de tijding hebben ont
vangen, dat voor zijne regeering de zaak op