E i IBOELAHTS. A°. 1881. Maandag 12 September. M 5269. POLITIE. DE VERKIEZING. BineilaBiscke Bericiitea. Si D Is ij i" e lx I> e r t i s t e Jaar sr a ix sr De heer H. A. M. ROELANTS is door de Kiesvereenigïng Schiedam kandidaat gestold voor_ de-verkifiziag.tot lid .van den Gemeenteraad. Wij laadden niet anders verwaclit. De lieer ROELANTS tocli -werd herhaaldelijk met het ver trouwen zijner medeburgers vereerd; het zou snoode ondank ziju een man van zoo strenge plichtsbetrachting als de heer ROELANTS, thans dit ver trouwen te ontzeggen. Als we het woord strenge plichtsbetrachting noemendan geschiedt dit, wijl kwade tongen de goedgeloovigen trachten diets temaken, dat de heer ROELANTS de raadsver gaderingen zeer slecht zou bijwonen. Dit is opzettelijke onwaarheid. Het Verslag der Handelingen van den Gemeente raad leert ons andere, betere dingen. "We zien er uit, dat er jaren ziju ge weest, dat de heer ROELANTS in geen énkele zitting van den Raad zijn plaats onbezet heeft gelaten. Dat zulke arm zalige argumenten aangevoerd worden, bewijst alleendat er geen gegronde aanmerkingen op dit pas afgetreden raadslid te maken zijn. "Wij vertrouwen daarom ook, dat de groote meerderheid der Kiezers, die den heer ROELANTS sedert jaren kent als een der ijverigste industrieelen onzer gemeentehem recht zal doen wedervaren. Ten overvloede zij thans nog herin nerd, dat de stemming aanstaanden MAAXBab, niet Dinsdagplaatsheeft. Kiezers komt dan MT A xkdac getrouw ter stembus en brengt uwe stemmen uit op den Heer COURANT. AnoNNCMENTSPniJS, par kwaitaal1.85. Franco per post door liet gelieele Rijk - 2.50. Afzondei lij kc nommers 0.10. BUltEAU: IXRHT, E124. Advertentieprijs: van 110 gewone regels met inbegrip van eene Courant1.10. Iedeie gewone legel meer- 0.10. Diui-.iia.at. plaatsing wordt tegen tweemaal berekend, fa 3; Bij deze Courant behoort ccn Bijvoegsel. Aan het Commissariaat van politie is als op sliaat gevonden aaugegeven, een duimstok, en zijn als op straat gevonden aangebracht een zivartc vrouwen-pantoffeleen on derstuk van een gouden oorbelletje, een wit scliorijceen 11. C. kerkboekje een koperen liondenhalsbandjc, en een klein mandje. Schiedam, 10 September 1881. Onder de vorsten, die een bijzondere belang stelling aan den dag leggen, wanneer in een of ander gedeelte van.hun land iets merkwaardigs voorvalt, behooit de Koning der Belgen, Leopold II. Er is vry wat feest gevierd in dit kleine Koninkrijk, en de Koning beeft geen moeite te groot geacht, om op meer dan een plaats te midden zijner feestvieiende onderdanen voor korter of langer tijd te vertoeven. Voorkorten tijd was hij te Luik; Maandag jl. bezocht hij Gent, dat aan de opening zijner havenwerken, een iu die bloemenstad zoo juist op haar plaats zijnde tentoonstelling van Floia'sschoone kinde ren had vprbouden. De laatste werd natuurlijk door den Koning bezocht; obij de plechtige opening der eeisteu voerde hij op gelukkige wijze het woord. Hij achtte zich gelukkig, aldus ving Zijne Majesteit ziju rede aan, te kunnen getuigen, hoe groot gewicht de stad Gent aan haar water werken hechtte, en met groot genoegen wilde hij deze inwijden. Vroeger stroomden schepen van alle natiën naar Gent en Brugge toe, waar ze niet zelden bij duizenden werden geteld. Dat was de prachtige tijd der oude gemeenten van Vlaanderen. Zulk een tijdvak vau bloei op het gebied van haudel en nijverheid, datweusehen de Vlamingen te doen bei leven, en zij kunnen dit doel bereiken. Merkwaardig wareu ook de volgende woorden des ICouings: »Van de oudheid af ^n tot op onze dagen hebben kleine volken, die zich tot grootheid hebben weten te verheden, de zee te baat genomen. En dit juist is geoorloofd aan alle natiën, welke ook de uitgestrektheid van hun grondgebied moge zijn: Op de zee kunnen zjj ten terrein innemen, dat geen andere grenzen heeft dan hun werkzaamheid en hun stoutheid." Uitstekend goed gezegd, en zeer beschamend voor hen, die zich achter de klein heid van hun land verschuilen, om hun traag heid en gemis aau ondernemingsgeest te be dekken. Dit Koninklijke woord is in den volsten zin een waar woord; doch niet minder waar is hetgeen de Koning er op liet volgen: Maar volken, die een dusdanige hoogte hebben be reikt, hebben begrepen dat gemakkelijke en zekere toegangsplaatsen op de kust noodzakelijk zijn. Aan zulke plaatsen hebben wij behoefte, wij, die door den hemel gezegend zijn met een kustlijn van meer dan zestig kilometers. Trachten wij daarvan voordeel te trekken. Op onze kust moeten wij ten minste den haven hebbenilie zich met de beste havens kan meten, en die ten alle tijde schepen van alle afmetingen kan ontvangen, De wetenschap van onzen tijd maakt dergelijke werken mogelijk. Dat zal de aanvulling zijn der werken, die mij hier hebben gebracht. Dat zal de vollooiing zijn van dit schoone kanaal van Ter .Neuzen, waaraan gij zooveel waaide hecht, en waarop de stad Gent zooveel hoop heeft gebouwd. Mtjnheeren! voegde de Koning er nog bij, ik behoor niet onder degenen, die beducht zijn voor do ontwikkeling van handel en nijverheid alsof deze tot ontzenuwing der volken zou leiden. Ik geloof, dat een rijk land een krachtig iand is, omdat het tiacht te bewaren, hetgeen het gesticht heeft, omdat hét er de middelen toe bezit, en omdat het zijn plichten kan ver vullen tegenover zich zelf en tegenover anderen. Als vanzelf kwam de Koning hierna op een ander teirein. Op denzelfdeu tijd, dat onze rijkdommen vermeerdoren, moet onze nationale verdediging verzekerd wordenen hetgeen in dit opzicht in België nog moet verricht,., worden, is weinig in vergelijking van hetgeen nog tot stand moet worden gebi acht; maar dat weinige moet dan ook niet worden uitgesteld. Ik heb, ging de Koning voort, de vaste over tuiging, dat natiën, die van tijden van rust en voorspoed geen gebruik maken om zich te ver sterken, hun ondergang te gemoet gaan. Ziedaar de hoofdinhoud dezer koninklijke redevoering, die niet alleen aau de boorden van de Schelde, maar ovei al weerklank verdient te vinden, waar de oogen zijn geopend voor de hulpbronnen, die men bezit, aan de eene, voor de waarachtige behoeften des volks aan de andere zijde. DEN HAAG, 10 Sopteinbor 1880. Omtrent het ziekteverloop en de laatste levensuren van wijlen Z. IC. II. Prins Frederik, vernemen wij nog uit vertrouwbare bron de volgende bijzonderheden. De Prins gevoelde zich Maandag jl. reeds eenigszins ongesteld maar liet zichhoezeer onwel niet weerhouden om dien dag zijn dage- lijksch bezoek op zijn paleis te 's Plage ta brengen. Des namiddags verleende de Prins nog een audiëntie aan Zr. Ms. Minister-resi dent in Portugal, met verlof alhier aanwezig, don heer Mazel, die alzoo de laatste was die deze eer genoot. In den avond begaf Z. K. H. zich vroeger dan gewoonlijk te bed. Dit feit gaf toen evenwel geen reden tot bezorgdheid. Den volgenden dag bevond de Prins zich ins gelijks ongesteld, maar achtte het niet noodig deu geneesheer te raadplegen en bestond by Z. K. II. zelfs niet het voornemen om Hds, reis naar Muskau, die op den volgenden mor gen wns vastgesteldop te geven. De Prins was gedurende den avond tot het uur waarop hij te bed ging en gedurende den nacht om ustig en ,'v in den vroegen ochtend van Woensdag had',* h

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1881 | | pagina 1