A. 1881.'
Woensdag 5 October.
AS. 5285..
TerscliljRt öaplijks, uitgezonderd Dinsdag.
;lL e 11 o r t i g g t e J a a r g a n g.
CO Dl A NT.
ABÜ(t«i!.minT»i*KiJ», |H» kwaitaaif 1.S5,
franco per post, door het geheele Hijk. - 2.50.
Iftondeilyke nmnmereO.10,
B t! K IS A II i HAKHT, K, 124.
Autkktkntiki'Rijh: van 110 gewone regelt
met inbegrip van eene Cottrant f j.tO.
Iedere gewone regel meer-010
Drie** *t. plaatsing wordt tegen rwtKMUl. berekend.
B(j deze Courant behoort een Rij voegsel.
Schiedam, 4 October 1881.
Het nieuwe kamerlid, de heer J. C. Fabius,
afgevaardigde voor üelft, ie als publicist opge
treden, en wel met een open brief aan Dr. J.
Groenewegen, piedikant te Delft. Het stuk
draagt tnt opschrift: »De Christen in de
wereld, »Een woord over den schoolslryd", en
heeft zijn ontstaan te danken aan een leerrede,
gehouden op 21 Augustus jl. Dr. Groeuewegen
noemt zich vooi stander \an het Christel'yk
onderwijs, maar schjjnt by de aanbeveling van
de collecte voor de school m«*t den Bijbel niet
naar den geest des heeren Fabius gesproken
te hebben.
Dadelijk na afloop van de godsdienstoefening
te Delft, door den heer Fabius als diaken bijge
woond, heeft deze genoemden piedikant daar
over onderhouden. Als antwooid daas op heeft
deze piedikant zijn leerrede in hel licht gegeven;
de heer Fabius bespreekt en beoordeelt dien
in bedoelden open brief.
Pr. Groenewegen is voorzitter van de com
missie tot stichting eener Christelijke school.
Dit maakt hem volgens den heer Fabius nog
niet tot een vooi stander van het Chnstelijk
onderwijs, integendeel, hij declineert dit onder
wijs, onder andesen, toen hij daai van spiekende, 1
bad gezegd »Wat ik er van gezien heb, was
treuiig. Ook had hij tegen eeu moeder, die
bezwaaid was haar kind naar de openhaie
school ie zenden, gezegd, dat die school niet
te verwei pen, neen veeleer alleszins bruikbaar
was.
Dr, Groenewegen had in zjjn leerlede gezegd
het ten zeerste te betreuren dat men ook de
zaak van het Chiisteljjk onderwijs en wel meer
dan iets anders in de politieke woelingen heeft
getrokken. Christenen hebben in stilheid hunnen
weg te gaan en den wil Gods te doen.Gy zijt,
antwoordt hierop de heer Fabiusvolkomen
vreemdeling in de geschiedenis van den onder
wijsstrijd, geheel onbekend met de beginselen
van het staatsrechtdoch dat houdt u van
oordeelen niet terug, want dat alles raakt >de
wereld," waarmede de Christen niets gemeen
heeft. Gij vergeet evenwel, dat eronder die
tnen dienstknechten Gods zijndie men dat zijn
de mannen der Ghristelyk-historische richting
dat zijn de leden der anti-ievolutiouaiie.staats
party, dat is de school van Groen.
»De Heer deed niet aan politieken de
apostelen evenmin, cn het woord des Heeren:
Mjjn koninkrijk is niet van deze wereld, het
moest gewis wat meer m de harten der Christenen
leven, zegt Dr. Gr., en de heer Fabius zegt,
dat er.gecne uitdrukking in de gansche rede
is, die hem om den heer Gioenewegen zelf
meer smart dan de zinsnede, »de lieer deed
§r niet aan."'
ïGjj bedoelt immers te zeggen, dat de kinde
ren Gods met. de staatkunde niets hebben uit
Ae staan, en om^dit te staven zegt Gy, dat ook
werkelijk de Heiland en zijne apostelen het ter
rein der staatkunde hebben gemeden.
Ztehiei eeoe dwaling, die niet zeldzaam is, eene
dwaling, die de ervaring .leert het met
teedere godsvrucht kan samengaan. In het
breede kan ik deze afwijking, die zoo oud is
als de Christelijke kerk zelve, niet weêrleggen.
Het kan trouwens U niet onbekend zyn, hoe
veel strijd daarover is gevoerd; hoe de Roomsche
kerk ook de neiging tot afzondering zich heeft
weten ten nutte te maken, en ze heeft geordend
in plaats van bestreden; hoe na de. Hervorming
in de Wederdoopers deze dwaalleer in hare
gansche stiekkmg is openbaar geworden; en
eindelijk, hoe onze Hollandsche gereformeerde
godgeleerden met name tegen de ndoopeische
mijdingen" op grond «an Gods Woord hebben
gestreden.
Doch ook in deze eeuw is die oude dwaling
zij het onder andere gedaante als politi-
cophobie opgetreden, Woidt zij uit onjuiste
schriftbeschouwing gebp reuken door gebrek aan
gezonde pi ediking onderhouden, zij is alleen door
Gods vrooid te bestrijden. Ook dit is echter
met name door Gioen van Prinsterer zoo in het
breede geschied, dat ik althans kennisneming
daarvan U zeer moet aanraden. Hel gaat niet
aan zulke mannen, zelfs zonder hen te kennen,
eenvoudig te veroordeeleudit past althans den
Christen slecht.
Dat intusschen vele teêie zielen bevieesd
zijn voor niwikkeling in de staatkunde, laat
zich veiklaien; want weikelijk is dit tenein
uiterst gevaarlijk, zoo door vrle vu lokkingen
tot zonde en untiouvv als door de tallooze
zorgen en moeilijkheden, die zoo spoedig iiet
hait vervullen en den vrede bannen. Wie niet
geroepen is, onlhoude zich doch de Heere weet
de zynen wel te bewaren in en te leiden door
alle beproevingenook als Hij hua een werk
kring geeft ia den Staat.
Gij meent, dat God dit niet doet. Ten
onrechte, want het is volstrekt onwaar, dat
de Heiland en zijne apostelen het terrein der
staatkunde zouden gesmeden hebben. Veeleer
viuden wij in dat ëéne woord Geeft den keizer
wat des keizers is" den grondslag voor elk
Bjjbelseh staatsiecht, en zoo heeft ook de apostel
Panlus meer clan een aanwijzing, opdat de
Christenen ook op het gebied der staatkuude den
wille Gods zouden kennen. En bovenal, indien
de Heiland en zijn apostelen ons leeren, dat ook
het thans door Christenen blijkbaar geminachte
Oude Testament nochtans het Woord van God
is, zou het niet wezen, opdat 's Heeren volk
daaruit leeie, ook voor dit leven? Het is oos
goed in alle eenvoudigheid ous te houden aan
het geheele Woord Gods, opdat wij worden
bewaard voor die gevaarlijkeoieigeestelykheid,
die straks verbiedt te hinvelyken, die verbiedt
te werken, omdat sdé lieer er niet aau deed."
Dr. Groenewegen betreurt het dat in woord
en gesclnilt zoc hartstochtelijk verzet plaats
grijpt tegen de wet van '78; wel heeft hg ook
zijne bezwaren, maar den Christen voegt aller'
eerst onderwerping aan wat door de boven
hem gestelde machten wordt bevolen. Onwaar
is deze leer, zegt de heer Fabius. Allereerst
houdt zich de Christen aan het woord van
God en aan de daartegen ingaande bevelen
onderwerpt hij zich niet.
De Staat heeft volgens Dr. Groenewegen zyn
onderwijsgebied te ver getrokken; doch de wet
maakt wel het oprichten van vrjje scholen niet
gemakkelijk, maar zij verbiedt dit toch niet,
en dus ligt het eenvoudig aan de belangstelling
en offervaardigheid van hen, die zeggen het
Evangelie van Christus gehoorzaam te zijn,
of zij al dan niet voor hunne kinderen eene
opleiding verkrijgen zullen als door hun be
ginsel wordt geëischt.
Fout geredeneerd, zegt de heer Fabius, daar
ligt juist de fout, dat de Staat een eigen
onderwijsgebied heeft.
»Versta my wèl; wij anti-revolutionaiien
wraken het nietr dat de overheid b. v.- vak
scholen opricht en onderhoudt tot vorming
barer ambtenaren; wij kernen zelfs met af,
dat deoveiheid helpend en aanvullend optreedt;
wij zouden er niet tegen hebben, dat de Staat
naar billijken maatstaf het vrije onderwijs,
vooral het viije liooger onderwijs, steunde;
maar op grond van des Heeren woord houden
wij ons daaiaan, dat de opvoeding de zaak der
ouders is; en dat niet alleen voor de Christenen,
maar evenzeer voor de wereld; «laar is slechts
ééne ordening Gods."
Dr. Groenewegen betreurt het vooi ts, dat by
bestrijding van de openbare school gebruikge
maakt woidt vau min edele wapenen, dat zy
van geloovige zijde woidt belasterd.
ïYan uw onjuist standpunt uoemt Gij laster,
wat waarheid is; toch vraag ik met recht van
U meer voorzichtigheid in het slingeren van
dergelijke beschuldigingen. Ook over de wijze
van strijdvoeren oordeelt Gij door uwe afwij
kende leer niet billyk. In de eerste plaats
wij staan immers als eerlijke lieden tegenover
elkander bedoelt Gij met dat belastaren
van de openbare school niet één enkele be
schuldiging, onbewezen gebleven omdat ze
onbewijsbaar was, betreffende een gezegde van
een ouderwijzer n de school alleen in tegen
woordigheid van kindei en. Onder het belasteiea
van d e openbai e school verstaat Gij het opzet
telijk in een slecht daglicht stellen van die
instelling in haar geheel, opdat zoodoende de
Clnistelijke .school worde gebouwd. Gij zegt,
dat dit van geloovige zijde geschiedt; uwe
beschuldiging is onwaar."
Het standpunt van den heer Fabius komt
het duidelijkst uit in de volgende beschouwing;
»Gjj hebt gevoeld dat..er strijd tegen de
openbare school .moet zijn, dat, die strijd een
noodwendig gevolg vpn ,den beslaanden toe
stand is, .maar verstrikt is dat dw,êepen
met zachtmoedigheid, dat gewoonlijk voorkomt