een slmverl e rol ei kan. Maandag 26 September. 5537. Kennisgeving. Feuilleton. A°: 1882; f s n r t .gst© Jkargang. Verschijnt dagelijks, uitgezonden Dinsdag. t Hht rfjinl t - V '&B0NNE51ËNTSPB1JS, per kwai taal franco per post, door liet geheele Rijk Afzondeilijke nommers J 1.85. - 2.50. - 0.10. BUREAU: HARKT» E,;i2«. Advertentieprijs: van 110 gewone regels met inbegrip van eene Courantf 1.10.' Iedere gewone regel - 0.1O. I Driemaal plaatsing wordt tegen tweemaal berekend. JU) deze Courant behoort een Bijvoegsel. DE BURGEMEESTER YAN SCHIEDAM, Gezien fle missive van den Burgemeaster van Schipluiden, dd, 4G dezer, No. 10/279; f Brengt ter kennis van belanghebbenden Aat de Abswondsehe weg, onder de ge- ."Imeente Schipluiden, wegens het vernieuwen vab brug no. 10, op Maandag 3d, Ülngs- dag 3G en Woensdag 37 September 9, s., voor het verheer zal zijn gestremd. Schiedam, den Bisten September 1882. De Burgemeester voornoemd, J. B. NOLET, L. B. Schiedam, 23 September 1882. We staan aan-den ingang van het laatste honderdtal dagen des janrs. De herfst, met zijn attributen broeien de hitte en stormen" js aangebroken nieuwe -veerki acht is aan de vermoei len geschonken. w,en 'i voort echt te beuit viel. zich luste te gunnen; de werktüd is daar. De laatste honderd dagen van het jaar plegen Ju ons land op pailemeutair gebied van veel beteekenis te zijn. De slui/en der parlementaue welsptekendheid. dit jaar zoo lang, al te lang, naar \eien meetien gesloten, worden dan wijd opengezet, en niet voordat Kerstmis in het vesscluet komt, is iu den bruisenden stioom dei taie wat tempering waar te nemen. Meer dan vroeger zijn we in spanning over de dingen, die korneti zullen. Reeds gaf de Eerste Kamer blijken, dat het aan mannen, die rondboistig voor hun gevoelen uitkomen, ODder haar ledon niet ontbreekt. Haar voor zitter spiak in duidelijke krachtige taal over dan ongunstigen parlementairen toestand, waar in we ons over een groot gedeelte van ..88*182 hebben bevonden. Er was een crisis, een langdurige, een schier eindelooze crisis, waarbij men geneigd werd te vragen, ïuit welken hoek de wind woei." En toea, gisteren namiddag de tijdelijke voorzitter der Tweede Kamerde1 heer VYybenga, het voorzitterschap aan den heer Van Rees overdioeg, deed hijdie zoo veel vruchtbare jaren op parlementair ge bied heeft gekend, dat in bewoordingen, waarin een gevoel van onvoldaanheid duidelyk doorschemerde. Aldus sprak het oudste lid in jaren onzer Tweede Kamer: »Met het oog op de afdoening van zaken en de resul taten van wetgevenden arbeid vvass het afge- loopen. zittingjaar niet zoo vruchtbaar als het had kunnen zijo. De Kamer werd genood zaakt de parlementaire werkzaamheden te eindigen, ten gevolge eener gebeurtenis, aan welke men den naam .'an crisis heeft gegeven, maar die naar mijn bescheiden meaning, eu wanneer men aan dat woord de beteekenis hecht, die injaen .constitgtioueelen^jtaSi enjm™ constitutioneelen zin daaiaan gewoonlijk wordt gegeven, dien naam nauwelijks kan diagen. Die langdurige schoi sing van werkzaamheden was des te meer te betreuren iu een tijd, waarin iioogst gewichtige viaagstukken van bmiienlandsch-politieken en van financieelen aaid tliingend op behandeling en'beslissing wachten Zoo is hetTijtBriies is altoos en in alle omstandigheden beueurenswaar dig, en Huig De Gioot's spieuk: Hora i uit," »De tijd vervliegt," mocht wel in vlammend schrift, niet alleen in woonhuis en werkplaats, maar ook iu bureaux en sociëteiten, bovenal rn de vergadeizaal van constitutioneel^ wet gevende lichamen pi ijken. "We kunnen over geen oogenbhliken beschikken eu we verkwis ten uren, deze spreuk hebbeu we in onze kindsche jaieu meeimalen als schiijfexompel. onder de oogen gehad. We gevoelden er toen de beteekenis met van, maar later, wijzer geworden, heeft menigeen de zuinigheid keren .betrachten ten opzichte der kostbare «toffe, die tijd gem md wordt. De tjjd vervliegt, dat moet de leuze zyn van de wetgevende verga deringen, die lit de aard toch al zeer langzaam werkende instellingen zyn. En voor dei nestor, der Tweede'Kamer, den grijzen Wybenga moet het verschrikkelijk zyn het getreuzel on gemat' dezer dagen te doorleven, en. zich de kostelijke jaren van wei ken, van afdoen op wetgevend gebied te herinneren, aooals die van het eerste ministerie Thorbecke waren, de jaren van '49 tot '53, die volgden op de grond wetsherziening van '48. Grondwetsherziening! Sedert Maandag is dit woord ^an de orde. Immers volgens de troonrede h«eft de Regeering het voornemen een onderzoek te doen iustellec omtrent de vraag van welke bepalingen der grondwet herziening raadzaam is. Ziedat is wel zeer voorzichtig uitgedrukt, al is men dat in troonredevoeringen gewoon. Men zal een commissie Jbecpemendeze" zal onze grond wet toetsen aan de eisshen des tijds; zij zal daarna haar rapport indienen aan de regee- ling, die dan natuurlijk van haar kant ook weet aan 'tonderzoeken gaat, om dan, als haar het pai lementaire leven gegund blijft, en het leven van dit Ministerie is taai, na ryp beraad te beslissen of ze grondwetsherziening in haar programma zal opnemen. De voor- slandeis van grondwetherziening zullen dezen weg bijster lang vinden; de tegenstanders zich ti oosten met de gedachte, dat het mor genrood van den dag waarop grondwetsher ziening een feit zal wezen, nog in lang niet aan de kimmen zal verschijnen. En dan nog, wie had in de Troonrede, uitgesproken op Maandag 48 Septemberdeze zinsnede ver wacht, terwyl twee maanden te voren de onderhandelingen met den heer Tak van Pooitvliet tot vorming van een nieuw Ministerie zijn afgebroken, juist omdat deze grondwetsherziening tot voorwaarde stelde) We hooren het, we zien het gedrukt voor onsmaar we begrepen het nietook nog niet, nadat de Minister van Binnenlandscim Zaken heeft verklaard, dat aan grondwets herziening, hervorming der kieswet moet voorafgaan. Men, de groote onbekende, die alles weet, en als hij liegt, nooit achterhaald kan worden, men weet nu reeds te vertellen, dat aan de capaciteiten het kiesrecht zal worden geschonken. Het zal een kwade dag zyn voor den griffier der Tweede Kamer, Mr, Yeegeus, als hij een ontwerp, op die leest geschoeid, in handen krjjgt, hij, die van het capaciteiten stelsel bitter weinig heil verwacht. Toch, wy moeten allen wachten tot de Regeering spreekt, tot zjj overgaat te bepalen wat zy onder capaciteiten verstaat. Misschien zal onze veel vragende Tweede Kamer bij de behan deling van het adres van antwoord op do Troonrede ook omtrent dit punt licht willeb hebben, en het ook krijgen Dat staat tb bezien. Onze eerste Minister, we mogett dezeti naam immers wel bezigen? ona? eerste Minister Van Ljjnden is dé man bij uitnemendheid, om juist zooveel te zeggen^ te openbaren en te beloven, als hij goed vindt. Hy, de leider wan dit Kabinet, geboreSt uit den drang der omstandigheden, heeft nSt weder iu de Eerste Kamer getoond, welk een kostelijke gave die van het woord is» een gave waarmede men speelt, en die me® tPgelijk als scherp wapen kan--bezigenWo wilden weg, we konden niet, die ongelukkige drang der omstandighedenDaarvoor zy* deze Ministers gezwicht en mocht de aanvalt soms wat heel fel worden, het schild met hét devies: Geboren uit den diaug der omstan digheden, zal uitnemende diensten bewijzen. We hebben een Regeering, zooals we tins waard zynniet een ministerie van duidelijk omschreven beginselen, maar een ministerie geboren uit den drang der omstandigheden» 41. Albeit begieep dat hij genoeg gevraagd had en dat zij weinig lust had hem verder op dit punt te woord to staan. Hij vroeg haar dus al- jaen hom 't borduurwerk te geven, dat in de winkelkast tentoongesteld hing Met genoegen, mijnheer, zcide zij, blijde een artikel te kunnen v ei koopen, dat zij anders niet dan tot mmdeten pi ijs, omdat hot gevlekt was, van de hand had kunnen doen; De vlek is ook niet groot, en als wij een paar ste ken uittoinen en overwelken.Maar moet mijnheer ook nog wol hebben om het té laten invullen t *l Albeit antwooiddo da', by 't borduunvoik, en dat alleen, hebben wilde zoo als het daar was, en dat hij volstrekt de noodzakelijkheid niet in zag, om den achtoi grond nog te laten invullen, 't "Winkelju(leitje wist niet hoe ze't lmd, en kon niet nalaten over den vreemdsoortigen kooper te glimlachen. Hij betaalde 't voorwerp zijner be geerte vrij duur, ging peinzend heen, en begaf zich naar zijn ouden vriend, den muziekmeester. Mijnheer Schmidt bewoonde twee Kamers op de tweede vei dieping van een oud huis, dat er viij armelijk uitzag. Bovon, of juister gezegd geheel onder de dakpannen, had hij nog een langen, smallen zolder gehuurd, dien lnj zijn museum noemde. Daar verzamelde hij zijn «oude prullen" zoo als Albert zeide. Na twee- of driemaal op de tweede verdieping gescheld tevhebben, zonder, dat iemand hem kwam open doen,' klom de kapitein -naar den zolder. J)e deur stond aan on mijnheer Schmidt was druk bo/ig met rangschikken en eatslogiseeren. J- »Wel zoo, zijt ge daar dan eindelijk eens weer, geheimzinnigeEn wat hebt gij nu in die drie dagen uitgevoerd, dat men u niot ge zien heeftIk ben herhaaldelijk aan uw liötel gevveest, maar mocht het geluk niet hebben u te ontmoeten", zei de oudo man hartelijk. En ik ben wederkeeiig bij u gevveest,-en ik vond u ook niet, antwoordde Albert terwijl hij zijn blikken nieuwsgieiig Het ronddwalen en eenigszins spottend alles opnam. De oude Elzasser had op dien zolder do vreemdste en meest uiteenloopondc voorwerpen bijeenge bracht. Er was geen enkel dat niet de onmis kenbare sporen van don tand des tijds, of de kenme: ken van Imogen ouderdom di oeg. 't Stof der eeuwen kleefde aan alles, en bovvees dat geen ongewijde handen die overblijfselen van lang verloopon tijden haddon aangeraakt. Stoelen, meu belen, schilderijen, boiduursols, wapenen, medail les, enz.,in een vqoid, men zng van alles in het museum van. mijnheer Schmidt, dat sprekend op een uitdiagerswinkel geleek. Ziedaar nu mijn schatten, mijn schatten? zei oude man en wreef zich met de innigste zelfvoldoening in de handen En wat zegt g§ er nu van, kapitein? Om u de ronde waarheid te zeggen, geloof ïk,' dat gij gerust de deur open kunt laten staan'. 'tZal geen dief in de hersens komen, of in verzoeking brengen, om er een hand naar uit te steken. Hoe is 't mogelijk, mijnheer Schmidt, dat gij W genoegen in hebtl 't Ziet er alles even ellond.44 ik meen, evep verwaarloosd uit. De oade kunstenaar glimlachto oolijk Ja, ja, zeide hij, zoo praten allen die ia 't vak niet zijn ingewijd; 't is oud, h'cel oud» 't is QROogelijk, en schijnt hun ellendig. Dat woo. d zweefde u toch daareven op do lippen, niet waar? Maar beste, jonge vriend, bedenk dat ook in dit geval de schijn bedriegt, on ik verzeker u dat ik trotschinag zijn op mijn klein museum. Tuur een eenvoudig liefhebber, en dio geen vermogend man is, ben ik al heel wel geslaagd. Maar ik

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1882 | | pagina 1