I I&?' J mijner vroegere kameraden van het Indische leger, tot hetwelk ik do eer heb gehad te belioorcn. Het is hierbij mijn bedoeling niet nogmaals een steentje aan te dragen om nader de nood lottige gevolgen van de ontijdigo vervanging van het militair hoofd van bestuur door een burger lijk ambtonnar aan te toonen. Dit is onnoodig. Anderen en meer bevoegden hebben hun stom doen hooren, »dat er een rilling is gegaan door gansch het land." Vanwaar dit verschijnsel Ook de N, Roti. Ct. vraagt dit. Maarzij blijft het juiste antwoord schuldig en keurt de uiting af. lie wensch het haar daarom te zeggen. Hot is omdat er in ons volk, in den regel zoo kalm, tot onvorschillig toe, onder de vaak ruwo bast de goede kern schuilt: noen diep rechtvaar digheidsgevoel en een groote mate van go zond verstan d." Dat rechtvaar digheidsgevoel nu is in do eerste plaats geschokt. Het is zeker geen allcdaagsch verschijnsel, dat het volk te midden van zijn eigen strijd om het bestaan begrijpt en gevoelt wat daarginds in die verre gewesten gestredon en geleden wordt door hen, aan wie het de verdediging van zijn belang- gen aldaar opdroeg. Eenige jaren geloden schreef ik in hot sIndisch Militair Tijdschrift" naar aanleiding van de toen maals zoo geringo belangstelling van het Nedor- landscha volk in het Indische leger: ïDaar is een handvol mannen, die veel verlieten, veel opofferden om ginds in die verre streken 'sKonings gezag te handhaven, de roem rijke vlag onzer vaderen aan de vergetelheid te ontrukken vWeet gij dat? Waardeert gij het ook? sAIs een nieuw regeeringstelegram u de blijde mare eener nieuwo overwinning, u de toevoeging van een nieuw wingewest bij een reeds zoo on- meteüjk rijk verkondigt, gevoelt gij dan welke inspanning dat kostte, hoevele moeilijkheden over wonnen, hoevele smarten geleden moesten worden, hoevclen uwer zonen daarbij vielen of aan de gevolgen van ellende bezweken, hoeveel hoop en idealen daarginds hun graf vonden! iGevoelt gij dat? sVcrgunt mij daarop te antwoorden met de - woorden van den gevoelvollen Alfred de Vigny uit zijn sServitude et grandeur militaire," zoo toepasselijk op den toestand van het leger in Indiii: Qne.de fois j'ai compare cette existence a celle du Gladiateur! Lepeuple est le César in différent, le Claude requaneur auquel les soldats disent sans cesse en défilantAve Caesar, morituri te salutant." Dat volk, is echter uit zijn sluimer ontwaakt en belangstelling in zijn zwaardvechters heeft de vroegere onverschilligheid vervangen. Het belang van het gekrenkte, diep ba le e d i g d e leger is het zijne geworden. "Van het gekrenkte, diep beleedigde leger; van die woorden neem ik niets terug. Dat leger, dat ten kostte van het bloed van duizenden zijner zonen, ten koste van de duizenden, die daaibij hun gezondheid lieten, het bloedig pleit volstreed zoo had liet ten min&to kunnen zijn om daarna in den persoon van zijn veldheer te wor den getroffen, te' worden op zijde geschovon, en terwijl de oorlogsfakkel opnieuw ontbrandde en diensten gevorderd worden, door de vrodesfletio zwaarder nog dan to voren, achter een bende politieoppassers onder de orders van schouten en controleurs te worden gesteld! Dat had het dappere Indische leger niet ver diend! Dat heeft het diep gegriefd! Aan handen en voeten gebonden, steeds de slagen moetende afwachten, is liet legor door de behandeling onder en door het civiel bestuur ge demoraliseerd. De betrekkelijk talrijke desertien, eenig voorboeld in onze Indische krijgsgeschiede nis alléén gestuit door de slechte behande ling, die de deserteurs bij den vijand ondergaan leveren daarvan oen treurig bewijs. Daarom, mijnheer de Redacteur van de Ar. Roti. Cl., daarom, om aan den onhoudbaren toestand een einde te maken, vraagt het leger erkenning van'den feitelijken oorlogstoestand; vraagt het leger wederom te wordon aangevoerd door bevoeg den, door zijn eigen hoofden; vraagt het leger vereeniging van het militair en civiel gezag onder één militairen bestuurder. Die beweegreden is zeker edeler dan die, welke gij hot leger wel gelieft toe te dichtensniets natuurlijker, dat dat het leger den oorlogstoestand, dat wil zeggen de entrée do campagne terug- wenscht." Neen, niet daarom vraagt het leger in de eerste plaats, at is hot hard, in de subalterne rangen ten minste, vrouw en kinderen in kommervolle omstandigheden te moeten achterlaten, wil men ze niet aan do gevaren van den oorlog blootstellen. Het Indisch officierskorps staat boven uw appreciatie Het volk bogrijpt, gevoelt ais het waro instinct matig en zoo kom ik tot de tweedo zooéven ge noemde oorzaak van zijn grooto belangstelling in deze zaak al het ernstige, het kritieke van het oogenblik. Het begrijpt, dat de toestand zorgelijk is, dat ons prestige veel heeft geleden Het behoort niet tot m ij n bovoegdheid hier over nader uit te weidon. Alleen nog één opmerking. Gij, mijnheer de Redacteur der N. Roll. Ct. spreekt den wensch uit cn reeds bij uw overzicht over de Troonrede deed die phrase mij pijnlijk aan dat do Regeering het drijven der militaire partij zal weten weerstand to bieden. Het dr ij ven dor militaire part ij? Mocht gij werkelijk meeuen, dat ons Indisch leger zoo strijdlustig is, dan moet ik u die illusie geheel ontnemen. Het heeft voor jaren genoeg van den strijd, genoeg om dien niet dan in den uitersten nood gedwongen zooals hier waarbij geheel ons prestige op het spel staat, te aanvaarden. Het heeft rust in de eerste plaats, veel rust noodig om weder op krachten te komen, liet legerbestuur zal zeker geen ander advies geven. En het officierskorps. Daar mag een enkele onder de jongeren zijnwien hot uitzicht van roem te behalen bekoort, verreweg de mcosten, gehuwden en huisvaders, zoo herhaaldelijk reeds gescheiden van wat hun het dierbaarst isom een loven van ontbering en voortdurende inspan ning te leidennog erger door het moordend klimaat dan door 's vijands wapenen geteisterd ik verzeker u, die meesten zijn dien oorlog har telijk moeal zullen zij wees gerust daarom niet minder tot het laatste too hun plicht doen! En gelooft gij werkelijk dat mannen als de Utrechtschc hoogleeraron on zooveel andoren onder do meest bezadigden eti mcost ernstigon in den lande, zich zóó zouden laten d r ij v e n, zoo plotseling door zulk eeu vochtmanie zouden wordon aangegrepen Neenbet is alleen de diepgewortelde overtuiging, die allen, onverschil lig vzie, burgers of militairen, bezielt, dat 's lands belang andere meer krachtigo maatregelen eischt, als alléén onder een eenhoofdig militair gezag knnnen genomen worden. In plaats van de erkenning hiervan, van de openhartigo bekentenis, dat men zich vergist hoeft -- waarin toch niets vernederends is gelegen wordt wederom ook door u, mijnheer de Redacteur van do N. R. CL! de groote trom geroerd van branden en verwoestingen, onder het militair bewind gepleegd, en de idylle be zongen van de zegeningen, die het Atjohscho volk onder liet civiel bestuur (der toekomst toch zekerta wachten staana Een geregeld en rechtvaardig bestuur, dat wegen aanlegt, do gevestigde bevolking beschermt, handel on land bouw bevordert, do welvaait doet bloeien," enz. Wij kunnen hierover kort zijn. Zeker zijn ondor het militair bestuur kam pongs verbrand velden verwoest. Dat is vreeselijk, maar zoo is cenmaai de oorlog; het is een gruwelijk handwerk. Maar niet de krijgs man is daarvoor verantwoordelijk wol de staatsman, die. over oorlog of vrede be schikkende, do oorlogsfnkkol in brand steekt. Elke volksoorlog cn men denke slechts aan den jongston krijg tusschen do beide almede aan het hoofcl der beschaving staande groote natién sleept onvermijdelijk de vrecsclijkste gruwelen en ellende na zich hoeveel te meer dan oen strijd met onbeschaafde Inlandsche volken. Waarde zou het argument alléén hebben, als de N. Rolt, Ct., had aangetoond, dat 11 u t- teloos en in koeien bloede door ons gebrand en verwoest was, en dat zal zelfs de N. Rolt. Ct. ons militairen toch wel niet ver wijten, dat wij moorden uit lust tot moorden of branden uit lust tot branden. En dat in hot bijzonder ook generaal Van der Hoyden hiervan geen voorstander was, kan ik uit p e 1' s 0 0 n- lijko ondervinding getuigen. Als chef van den staf toch bij den laatsten tocht naar Lamtobah en Sclimoen kreeg i'„ den uitdrukkelijken last de kampongs zooveel mogelijk te sparen en alleen die, waarvan de bevolking /eive zich tegen ons verzette, to verbranden. Bij dien geheelen tocht, die veertig da gen duurde, isslechtséénkam pong verbrand. Kepay.i Doewa, waarheen de hoofden der XXVI Moekims gevlucht waren ert van waaruit wij bij onze nadering door de be volking zelve hevig beschoten werden. Maar »het geregeld rechtvaardig bestuur dat wegen aanlegt, de bevestigde bovolking be- schormt Was niet de gonernal Van der Ileyden zelf do grootste voorstanilor van liet aanleggen van wegen? Laat mij wederom uit eigen ervaring sieciits spre ken. Nauwelijks waren de XXII en XXVI Moekims onderworpen, of ik ontving de opdracht daar nieuwe wegen te tracceren. Tonnen gouds heb ik na tuurlijk onder mijn onmiddollijkcn cliof, den oerst aanwezend gemeofficier verwerkt tot hetaanleg- gen van een tal nieuwe groote wegen, zoowel daar als inde reeds vroeger veroverde gewesten. Dat het project voor de doortrekking van den spoor- weg van Kota Radja tot Glé-Kambing zoozeer ook in het belang der ontwikkeling, bevrediging en welvaart der bevolking niet is doorgegaan, was zeker de schuld niet van den militairen bevelhebber, die ar genoeg op aangedrongen heeft. En onder welk bestuur zou do gevestigde bevolking het best beschermd worden, het ver trouwen, dat landbouw en handel behoeven, het best kunnen herleven? Het antwoord kan niet twijfelachtig zijn natuurlijk onder dat bowind, dat de meeste waarborgen geeft aan do rustige welgezinde bevolking en de kwaadwilligen krachtig, onverwijld, onverbiddelijk weet te straf fen. En niemand zal ontkennen, dat in een pas onderworpen gewest hiertoe alleen de militaire arm in staat is. Wij hebben cenmaai do oorlogsfakkcl op Atjeh's bodem geworpen wij moeten rle consequentie van dia daad tot het einde dragen. Geen struisvogelpolitiek geen halve maat regelen geen viedcsfictie. Wij kunnen niet cischen, dat de Atjohcr do hand, die hem sloeg, dadelijk zal kussen wanneer die hom gonads'g wordt toegestoken. Zachtheid zou hier voor zwakheid gelden. De Atjeher moet z ij n onmacht, onze meer derheid b 1 ij v 0 n voelen. Vrees zat hem dan alleen in den aanvang wcerlioudon. tot de tijd, die allo wonden heelt, ten slotte een nieuw geslacht verzoenon zat met ons streng, maar rechtvaardig bestuur. Dan, maar ook eerst dan vangt de schoons taak van het civiel bestuur aan. Het zijn geon kreten van »v r 0 u w e 1 ij k e zenuwachtigheid" en met deze belee- diging sluit de Nieuwe Roll. Ct. haar hoofdarti kel die mannen, die den kruitdamp roken en dcil vijand onder do oogen zagon, hebben geuit om hot volk wakker te schudden, tot initiatief aan le manen, waar de Regecring, door een huns inziens verderfelijk optimisme misleid, werkoloos bleef. Die kreten zijn voortgesproten uit ware vader landsliefde, innigo overtuiging en levendig gevoel van plichtbesef Daaraan ook zijn deze regels hun ontstaan schuldig. Breda, 10 Nov. '82. "W. COOL, Ka pit. der Genu;. In M. Schie hand' A. Oven celstr Ve J. Hoil. klaa voor dat zijn komst ook betrekking moest hebben op politieke zaken. Wat de graaf van den reeds vermelden Rijksdag vertelde, was ieder der aan wezigen bekend doch daar hij een ooggetuigo geweest was, luisterde men scherp toe. De ge wichtigste zaken echter op politiek terrein ver zweeg hij voor 't oogenblik, daar zich in het gezelschap ook Duitschers bevonden, 't Was of met de aankomst des graven plotseling de feest vreugde geweken was, en 't duurde dan ook niet lang of men verliet de vertrekken, behalve eenige patriotten, wie de graaf wenschte te spreken. ïMijn komst geldt in 't bijzonder u, heerVan Lubowsky," sprak de graaf tot dezen. Graaf Polocky beeft mij een brief overhandigd, die op het spoedigst den Minister Choiseu! ter hand gesteld moet worden, en wij geloofden, dat deze brief het bast aan u zou toevertrouwd zijnwilt gij hem bozorgen?" Een oogenblik dwaalden Lubowsky's oogen door 't vertrek, alsof hij daar iemand zocht cn toen sprak hij met vaste stem: »Dc ben ten allen tijde bereid het vaderland te dienen, en wil daarom nog heden nacht afreizen." sNiets minder had ik van u verwacht," sprak MortSchalsky, terwijl hij hom de hand drukte. Nu ontknoopto hij zijn mantel en sneed met een mesje een gedeelte der voering los, waarin de brief was vastgenaaid. sis 't mij geoorloofd, naar den inhoud des briefs te vragen?" vroeg Lubowsky. »Voor u allen is de inhoud geen geheim. Prui sen en Oostenrijk zullen geheel handelen in over eenstemming met Rusland, zoodat wij van die beiden rijken geen don minsten steun kunnen verwachten. "Wel wil Frankrijk niet als openlijk 'beschermer optreden, maar toch weet gij dat het ons in stilte de meest mogelijke hulp wil verleenen. De graaf van Vergennes, onze vriend, is niet vergeefs juist heden als afgezant in Kon- stantinopel om daar don oorlog tegen Rusland te verkondigen." sZoo, denkt men dus weder aan de Turken!" riep een der aanwezigen. »Ja," sprak een ander; vdaar de geloovigen ons niet willen steunen, moeten de ongeloovigen als beschermers optreden." pZoo is het," antwoordde de graaf, sDe Choi- seul moet daarom den afgezant goed op het hort drukken, zooveel mogelijk zijn krachten in te spannen, opdat Rusland van beide kanten door vijanden omringd worde. Dit plan is goed wanneor het snel wordt uitgevoerd. Gij, Lu bowsky, hebt in Parijs velo invloedrijke vrien den, en zijt met den Minister persoonlijk bekend. IJl dus tot hen, en vraag hun dringend, om zoo spoedig mogelijk hulp te vorieenen." ïDnt wil ik," riep Lubowsky levendig. ïZweer in den naam van God Almachtig, dat gij dezen brief als een kostbaar kleinood bewa ren, en den Minister persoonlijk ter hand zult stellen." j>Dat zweer ik," sprak Lubowsky op plechti- gen toon. Nu overhandigde de graaf den brief aan Lu bowsky, waarop deze zijn afscheid nam, om zich zoo spoedig mogelijk tot de afreis gereed te maken. De graaf, die hem uitgeleide deed, was juist bezig hem nog eenige vertrouwelijke mededce- lingen te doen, toen Jozefa zich plotseling tus schen de beide mannen plaatste, en aan Lubowsky vroeg, of hij zoo goed wilde zijn, haar eenige sieraden in Parijs to koopen, waarvoor zij hora dan in allerijl een kleine commissie ter lmnd zou stollen. De graaf fronste het voorhoofd, on beweerde dat men voor zulke dingen nu geen tijd had. aO, binnen een kwartier ben ik klaar," sprak Jozefa, terwijl zij mot luchtigen tred verdween. Toen bloei' Lubowsky nog een wijle besluit loos staan, en sprak Juffrouw Marii is niet lüer, cn ik zou haaf zoo gaarne vaarwel gezegd hobbon, sWat zou dat bcteekenen." was bet antyiooid, Maria slaapt reeds lang, doch ik zal lmar, uw groeten overbrengen. Nu groep do graaf Lubowsky's arm en voorde hem mee naar buiten. De morgenschemering brak aan. Herman werd uit den slaap gewekt en ontving bot bericht, dat Lubowsky hem wenschte te sproken. Verbaasd richtte hij zich op, toon even hierna de aangemelde het slaapvertrek binnentrad. (Wordt vervolgd.) Di van 240 voor bere nisU de deze de A en 1 van vas; ii i VI wede Al schei en b 4701 word -PI hoor waas B mati te f D Ben 25j» van E naa aan tal nen ling is 1 Slr Wc pre fooi do X, va At se

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1882 | | pagina 6