EN" Verloren. itS 5675, 1883. Maandag 9 pril. Feuilleton. ORDER, ©ven 'e n Dertigste Jaargang, herschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag. Binnenlandsche Berichten. Vangen..,. - "JU Lv; W t ;v? ',5s i) rf t t t a «M HSSftWpJMUMO ,1'. - ***af V v. Svft"- iVfS H r?S "~>i I A* ^BOHMSSENTSPRIJs, pei kwartaal franco per post, doo: hct geheele Ryk Afzonderlijke noinm»is J 1.85. - 2.50. - "10. Sf in i C\ N i 1 T*j BjURJËAIIi BABKt, E, 12«. Advertentieprijs v»u 110 gewone regels met inbegnp van eene Courantf 1.10. Iedere gewone regel meer- 0.10, Driemaal plaatsing wordt tegen'tweemaal berekend. P{| deze Courant behoort een By voegsel. Schiedam, 7 April 1883. Huig De Groot. Nog weinige dagen scheiden ons van het tijdstip, waai op het 300 jaren zal geleden ïyo, dat het Delftsch makel, Hugo De Groot, jn Godfrieds veste het eerste levenslicht aan- ICbouwde. Die gedenkdag /al niet onopgemerkt voorbijgaan, en dat er in deze eeuw mannen in Nederland leven, die zich opgewekt gevoe len, beroemde laudgenooten te vereeren, deze omstandigheid zal ieder "Vadei lander goed doen, ook hierom, wijl een later geslacht tracht goed te maken jegens den doode, wat de vaderen in waardeering zijn tekoit ge schoten. Het Nederland van de 17de eeuw had geen plaats over voorden verafschuwden Armminan de zonen der 19de eeuw richten hem een standbeeld op! Als aanstaanden Dinsdag mannen van aller lei richting en al lei lei werkknng zichèrr- te i Delft èu te Amsterdam vereenigen om te ^'gewagen van Hugo De Groot, dan zullen wel >"de4 Armmiaaoschs gevoelens van den grooten Nederlander, en teiecht. op den achtergrond blijven, maar dat zal de stof tot spreken niet verminderen; want ah wijsgeer, als dichter, als staatsman, als rechtsgeleerde, als geschied schrijver, als godgeleerde heelt De Groot "aich onverweikeljjke lauweien gevlochten. Hy was een man, dien men inde 17deeeuw met den naam singuher betitelde, en wien wy nog gaatne de hoedanigheid buitengewoon toekennen. In het naburige Delft stond de wieg van den man, dieneeuFransch Kouing in 1598, dus op 15 jaiigen leeftijd, reeds shet wonder van Holland" noemde. En vrij mocht die vorst dit „doeti, want wel buitengewoon moest de knaap zyn, die op zestienjarigen leeftijd tot advocaat bij het Hof van Holland werd aangesteld Ook toen had Holland bekwame mannen. Wel moest men van de meerderheid boven zoovelen, die hem in leeftijd vooruit waren overtuigd zijn, om hem op deo leeftijd van zestien jaren tot zulk eec gewichtig ambt te roepen. Ei en was hij twintig jaar, toen hij uit het Gneksch een werk over sterrenkunde in het Latijn vertaalde, ea kort daarop za: zijn Geschiedenis der Nederlandsche beroer ten het hcht. Het ambt van advocaat-fiscaal bij het Hof vau Holland, dat hem op 24 jarigen leeftijd werd aangeboden, was hem, hoe belangrijk op zich zelf, niet naar den zin. Hy was een man van te zachteu aai dom misda digers 'e zien fultei en, en het deed hein zeker veel genoegen, deze betrekking in 1613 met die'san pensionaris van Rotterdam te kunnen verwisselen. Dit ambt was van groot gewicht. De stedelyke pensionarissen waren rechtsge- lemien, die de regeering der gemeenten in kwestieuse gevallen moesten vooi lichten. Op de vergaderingen dei Provinciale Stateu voer den zij lietr woord >vöor-hun"steden en in het algemeen hadden zij, wanneer zij mannen van beteekeius waren, grooten invloed op de stede lijke regeering. Tijdens De Groot bet ambt van advo caat fiscaal bekleeddeschreef hij zijn be- roemd werk: sDe Vrije Zee", waann hij duideiyk aantoonde, dat elk volk vrijelijk de zeeën kon doorkiuisen eu de havens aandoen. Inderdaad voor dien tijd een zeer nieuwe stelliug, die het zelfzuchtige Engeland later wel trachtte te weerleggenmaar zonder gunstig gevolg; trouwens de betoogtrant van 'De Gioot liet dit met toe. En deEngelschen van de 19de eeuw vei wonderen zich, dat men ei eerst na drie eeuwen aan denkt, zulk een man een standbeeld op te nchteu. In de godsdienstige geschillen van de eerste jaien dei 17ileeeuw kou De Groot geen onver schillig toeschouwer blyven. Hy koos de zyde van Arminius, en daar de kerkelijke oneenig- heden weldra staatstwisten werden, was het natuurlijk, dat ook De Groot in dit opzicht een gevestigde meeuing had. Den loop, dien de zaken in die jaren van worsteling namen, te beschrijven, is thans niet ons doel. Genoeg is het- hier te herinneren, dat de party, waartoe De Groot behoorde, het onderspit dolf; dat 's lands advocaat, Oldenbavnevelt ter dood werd verwezen, en dat De Groot en aodei en tot levenslange gevange nisstraf werden veroordeeld. Noch Olden- barnevelt, noch de Groot, noch een der anderen wilden genade verzoeken. De Groot's vrouw, Maria „Van Reigersbergen wees een zjjdeling- seben wenk om in dien geest teu behoeve van haar echtgenoot een stap te doen, met de roerk- waaidige woorden af: nik zal 'tniet doen: heeft nayn man het verdiend, men sla hem 't hoofd af. De Groot werd naar het slot Loevestein vervoerd, dat toen als staatsgevangenis werd 'gébruikt.. Zyn goederen waren verbeurd ver klaard, en daarom werd hem voor zyn onder houd de som van vier en twintig stuivers daags geschonken, Z'ya echtgenoot had verlof verkregen zijn gevangenis met hem te deelen. Het verblyf en de ontvoeiing van den grooten man uit zijn keiker, vooral door het beleid van zijn vrouw en ïijn dienstmaagd, zyn te bekend, om ei do bijzondei heden van mede te deelen. Deze ontvoering ontlokte aan den Vorst onzer dichters de volgende ontboezeming: Gewelt van wallen, ilubble gracht, Ontrusto honden, wacht by wacht, beslage poorten, ysre boomen, Geknars van slotwerek, breede stroomen En d'onvermurwde kastelein Verzekerde op Loevestem 1 Den Grooten Huighen, buiten duchten Van in der eeuivigheit t' ontviughten Ten waer zijn schrandre. gemalin En druckghenoot en kruisheldin V Een eorlijcke uitkomst had gevonden, En hem van langh verdriet ontbonden. Zy sprack: myn hef, myn levenslicht, (De traenen stonden in 't gezicht) Zal dees spelonek uw' glans versmooren, En is uw deught dit graf beschoren HelaesMaer 't is vergeefs gesuft. Hier helpt geen kermen maer vernuft. Myn geest zal nu wat groots bezoecken. Terstont verandert hy in boecken. De schdtwacht draeght dien vetten buit Op hacre beè voor boecken uit. Een vrouw belacht al die haer perssen, En laat hen op do tanden knerssen. Een vrouw is duizeut mannen t' ergh. O eeuvvigh eer van Reighersberghv De volgende eeuwen zullen spreecken, Hoe ghy den Haet hebt uitgestreecken., Slot in het volgend nummer. f J'SJ v'V' SCHIEDAM7 April 1S88. Allerwege in ons vaderland worden gelden ingezameld om den diep t re u r iga n toestand r in. der nagelaten visschers-weduwen en weezen te Moddergat en Paesens, Urk, Zoutkamp en Scheveningen zooveel mogelijk te verzachten. De offervaardigheid in ons Vadei land blijkt J ook nu weder op treffende wijze.1 Onze goede stad is daai bjj met alleen niet achtei gebleven, maar kan ook nu weder met eere worden genoemd. In Schiedam wordt de deugd 'J der mensehlievendheid als een kostelyk erfgoed van het voorgeslacht hoog iu eere gehouden en steeds op voorbeeldige wyze betiacht, Eere aau Schiedams burgerij, die daarvan ook voor de behoeftige nagelaten visschers weduwen en weezen zulk een schifr» terend bewijs gaf. Het kiescollege by de Hervormde gemeente alhier heeft gisteravond uit het vroeger mede» gedeelde drietal tot predikant by die gemeente 42. hf Is 't meisje, dat gisteien hier was, uw l*4ochterï vroog madame Permeny met bevvon- V derenswaardigo tegenwoordigheid van geest '-'Ach, mijnheer! hoe jammer, dat gij ons uw kombt met hebt aangekondigdZij was juist 'zoo wanhopig,, dat zij zonder steun op de wereld overblaefJuffrouw De Boaurenom, 'I Stoot ge weten, heeft geenerlei beschikking te fJ* haren gunste genomen vn\r-~ Dat vraag ik niet, dnt raakt mij nietl hernam Monfort: Waar is mijn kind? v— Zij is gisteren van hier vertrokken !k'ora hare vrienden op tc zooken en hulp te Zii heeft geen vrienden, viel Monfort haar x wrevelig m de ïoden. Als 't waar is, wat men mij gezegd heeft, dan had zij te Parijs niemand buiton de oude dame, die haar heeft opgevoed Nog eens: waar is zij? Wij weten hot metj stamelde madame Grenatdon, eindohjk tot het besef komende, met dat zij slecht had gehandeld, dat ging hunbekiompen begrip te boven, maar dat zij oen domme streek begaan hadden, door zich zoo lichtvaardig van 't jonge meisje af te maken, en dat haar dit wol eens zou kunnen opbi eken. Dat weet gij met! nep Simon Monfort met dondeiende stem uit: Wanneer is zij vei trokken Gisteren. En teiuggekomen, wanneer? Zij is niet teruggekomen. Monfoit moest met don rug tegen don muur gaan staan, en zag beide dames met zulke verwüdeide blikken aan, dat /ij teiugwekon. Madamo Permeny schepte 't eerst weder moed. Zij nam Imar deftigste houding aanen zeide Maairmjnhoer, wij kennen u niet Wat knrat gij luer doen? Dat is mijn zaak, antwoordde Monfort ruw, Ik ken u evenmin. Dat staat gelijk. Ik wil "de vrietidpn van juffrouw De Beaurenom zien, hen die haar gekend en hef gehad hebben en die wisten, dat zij mijn kind liefhad Gij zijt niets den erfgenaam, en hebt haar aan de deur gezet, omdat zij uitgesloten is Mijnheer n klonk nu de stem van mijn heer Permeny, die op den woordenstrijd aankwam, Eindelijk 1 riep Simon Monfort uit, terwijl hij do armen over elkander sloeg: Eindelijk vind ik dus een man om mij te woord te staan Mijn dochter was gisteren hier in lmis, zij is er uit vertrokken, zij is niet teruggekeerd, zij had niemand op do wereld die haar een ver blijfplaats kon aanbieden. Zij heeft dus dgn nacht onder den blooten hemel moeten door brengen, zij heeft zich mogéhjk verdronken. •i, 3 j|-' Gij zijt daarvoor verantwoordelijk, mijnhe6£ ''"JA' I voor God, voor de gerechtigheid, en ik sommeer qK k u, ik, mij rekenschap te geven! Heeren en dames, vrienden en bloedver- S .i'flw- wanten, als ik u verzoeken raag!... fleemde yyi.vjl de honigzoete stem van den ceremoniemeester, die de begrafenisplechtigheid bestuurde, en nu voor hen verscheen, blootshoofds en mot do hand- 14 schoenen, in 't langs opgevouwen, in de hand. Reeds hoorde men op de eerste vei dieping de zware stappen der dragers, die met hun treurigen ast de trap begonnen af te dalen.- Eensklapb zweeg Monfoit. Al wat hij had willen zeggen, bestierf hora op de lippen. Hoe 't bloed r hem ook gekookt had, het bedaarde, toen hij da. "lijkkist zag naderen van haar, die voor zijn kim! een liefderijke moeder geweest was, en hij ge- vbelde een te diepen eerbied voor het.stoffelijk. overschot, om een heftig woord te uilen, toen het werd uitgedragen. f f'l i i. V 5cS i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1883 | | pagina 1