m
ilm
Is -
'ate;
li*
te
m
rig
|s,vy4'
lïSKTr
lar
het
r
llfeich
tm'd,
I **kï
4
>^\;.vj_ïnetzijne ambtgenooten. Hg stelde de concen-
ijO'; v' Btratie onzer troepen te Atjeh voor als een
'óórdeel, wat de heeren Rutgers en Keuche-
',nvu3 .ontkenden, die daarin een terugtrekken
- lagen.
De uitgaven werden daarna met 69 tegen
5 stemmen aangenomen.
l, 1 t v a J t V1 A y
V\
wfi i*
iösr<
Jj£> v
Itó^
I?Ik,
-
lkc
SCHIEDAM, 20 December 1881.
In de AT. B. Gl. van gisteren lezen w'y
onder het opschrift: «Besmettelijke longziekte
in het spoelingdistrict," het volgend stuk
,van den heer J. J U., Smits, Rjjksveenitsle
1(1. te Deventer.
Als xnon met eenige kennis van zaken, en
niet maar zoo oppervlakkig, het officieels »V e r-
slag van de bevindingen en han
delingen van het veeartsenijkundig
Staatstoezicht in 1881" leest, dan zal
spoedig de overtuiging gevesügd worden, dat de
tijd nog zeer verre is, waarin men zal kunnen
zeggende bosmettelijke longziekte heeft in Neder
land opgehouden te bestsan, en dra zal weer
de uitvoer van vee naar Engeland eene sinds
lang ongekende uitbreiding erlangen door het
opheffen van de beperkende verordeningen op den
invoer van ons vee in dat land.
Ook zal men wellicht het geloof deelachtig
worden, dat al het geld, aan het afmaken van
'geheele koppels vee in het spoelingdistrict be
steed zonder nut is weggeworpenen dat
hetgeen men nog verder er voor zou willen
toestaan, geen de minste vruchten zal opleveren.
Deze bewering zal ongetwijfeld vreemd klinken
in de ooren -'van hen dio in dat afmaken het
alleen heilaanbrengend middel zien; die niet
schroomden, de Regeering met nadruk daartoe
aan te sporen, of zelf meer gelden daarvoor
toestonden dan gevraagd werden. Maar als ik
hun de gronden zal hebben aangetoond, waarop
jnijne beweringen berusten, dan twijfel ik geens
zins, of men zal voor het vervolg zijn oordeel
wijzigen en tot een ander, beter inzicht geraken.
Die gronden zijn to vinden in het bovenge
noemde Verslag, en ik heb gemeend de bijzondere
'aandacht van hen, wier roeping het is de goede
zaak te. helpen bevorderen of steunen, er op te
vestigen, danr dit misschien te avond of morgen
zijn nut zou kunnen hebben.
Vele en velerlei zijn, volgens het Verslag, de
oorzaken van het voortbestaan der longziekte v
inlhet spoelingdistrict. Zoo tot in de geringste
bijzonderheden woiden zij opgesomd, dat men
bet geheel zou kunnen houden voor een pleidooi
tegen de bewering als zou er bij de bestrijding
der longziekte, daar ter plaatse, niet met de
jjoodige veerkracht, nauwgezetheid en zorg zijn
of worden te werk gegaan; of om het bewijs
te leveren dat men met schier onoverkomelijke
bezwaren te worstelen heeft. Dit laatste in
sommige opzichten met zonder grond.
,Die veelheid der oorzaken noodzaakt mij, uit
de velerlei diegene te kiezen, die de voornaamste
te achten zijn, en voor mijn doel volkomen toe
reikend.
Als de zoodanige vind ik in het verslag ver
meld: het in grooto massa ophoopen van vee
in weiden en op stallen van de spoelingboeren,
waar men honderden, ja soms duizenden beesten
'op eene hectare oppervlakte aantreft.
Dan de voortdurende wisseling dezer groote
massa vee, door verkoop van het vette en het
weer aanschaffen van het magere op markten,
in verschillende oorden des lands, dat bij sommi
gen'twee-, bij anderen drie- a viermaal's jaars
geschiedt.
«Dat onder dit ingevoerde'veo dikwijls vee
«schuilt met verborgen ziekten enge-
«breken, behoeft geenbetoo g." «Met
«het plegen van bedrog, bij verkoop van ver,
ineemt de Hollandsche veehouder het in den
iregel niet zoo nauw." sis eldeis in ons land
,,»dan ook eene besmettelijke ziekte uitgebioken,
fitspoedig daarna ziet men ze ook
«in het spoelingdistrict. (Ikspatieer.)
«Dit was niet alleen met de longziekte, maar
«ook met mond- en klauwzeer en veepest het geval."
«De spoeling is boyendien als een zeer een-
«zijdig voedingsmiddel to boschouwen, vooral
^verzwakkend werkend op de borstoiganen."
«De stallen zijn voor het meerendeel zeer
sgebrekkig en primitief ingericht."
«Netheid zoekt/ men er te vergeefs.!' Den
«zolder ziet men er het liefst door een net van
«spmnewebben van jarenherw aarts aan
«het oog onttrokken." «De wanden en bodems
«worden slechts eenmaal 'sjaats, en we! in het
«voorjaar, gereinigd." Andere stallen echter zijn
«gedurende het geheele jaar met vee bezet, en
«daar heeft zuivering in het geheel geen plaats."
«In den legel zijn bodem, wanden, zoldering,
«enz. met eene laag slijm en faecalién bezet."
«Dat het vee onder al deze abnormale verhou-
«dingen eene groote dispositie voor longziekte
«verkrijgt, behoeft geen betoog."
«Aan den anderen kant zijn de spoolingstallcn
«door de daarin aanwezige vochtige warme'
«lucht als uitnemende bewaar- en ontwikkelings-
«plaatscn van splijtzwammen te beschouwen.
«Onderzoekingen hebben geleerd dat het heldeio
«vocht, hetwelk men in gioote druppels aan de
«zolders en balden ziet hangen, neutraal rea-
«geert." «Dit biedt een geschikten bodem aan
«voor de ontwikkeling van splijtzwammen in
«het algemeen." «Het microscopisch onderzoek
«toont dit ten duidelijkste aan."
«Als hoogst waarschijnlijk, ja als zeker
«moeten w ij dan ook aannemen, dat
«de micrococcus, eigen aatidelong-
«ziekte, zich tevens in bovenbe-
jdoeld vochV kan ontwikkelen"
«Prooven dienaangaande' worden genomen."
Bij eene, eenigszins nauwkeurige overweging
dezer voortdurend bestaande oorzaken, ziot men
er onder, die voor de bestrijding of liever uit
roeiing der longziekte, in bet' spoelingdistrict,
van de hoogste beteekenis zijn, en die nochtans,
naar 't schijnt ten minste, tot dusverre met
gekend, of als te gering' geschat, ten eenenmale
onbestreden zijn gebleven.
Dat zij nog niet lang gekend zijn, is te ge-
looven, maar dat men ze, nu men ze kent, nog
zoo gering kan schatten, is waai lijk onbegrij
pelijk. En toch is dit zoo, want het blijkt uit
hetgeen als antwoord op twee vragen, die in
3^het verslag als van het hoogste gewicht te
beschouwen zijn, gegeven wordt. Deze vragen
luiden: «Wordt de longziekte in het spoeling
district ingevoerd? of ontstaat longziekte eerst
binnen het spoelingdistrict?"
Uit de antwooiden hierop gegeven moet men,
als van zelf spreekt, tot de kennis der oorzaken
van het voortbestaan der longziekte in het
spoelingdistrict geraken; en wij vinden dan ook
wat do eerste vraag betreft, vermeld, dat er
vroeger wei eens longziekte in het spoeling
district van buitenaf word ingevoerd, doe., «thans
kan men aannemen, dat de longziekte buiten
het spoelingdistrict als geweken is te beschouwen",
zoodat voor dien invoer geen vrees meer bestaat.
Geheel andeis is het gesteld met koeion die
van de longziekte hersteld zijn, en die als hoogst
gevaarlijk woiden beschouwd. Deze komen niet
alleen van buitenaf in het spoelingdistrict, manr
zij komen menigvuldig voor onder koeien die.
district
^aangetast en er
van herstellen, En nu wordt
i aan deze herstelde koeion bovenal het voor
bestaan der longziekte daar ter plaatse toege
schreven waardoor dan ook do tweede vraag
tevens is beantwoord.
Voor ieder die een weinig nadenkt, zal het
inderdaad bezwaarlijk vallen, een en ander zoo
maar voetstoots voor 'goede munt aan te nemen,
zonder dat eenige viagen voldoende beantwoord
worden, o.'a. hoe oud die herstelde kooien, van
buitenaf komende, dan wel zouden moeten wezen
ten tijde dat zij in het spoeling-district aanland
den hoe* vele er nog wel moeten bestaan, en
waarom zij ter plaatse zelve, waar zij vandaan
komen, geen ziekte hebben veroorzaakt? Bestaat
er mijn inziens gegronde twijfel aangaande het nog
voorkomen van herstelde koeien buiten het spoe
lingdistrict, die twijfel wordt nog grooter ten
aanzien van het menigvuldig vooikomen van zoo
danige koeien in het district zelf. Want gaat men
den loop der zaken daar ter plaatse nudat het vee
twee-, drie-, ja zelfs viermaal 's jaars verwisseld
wordt; dat er de keur van veeopzichters, die er
vroeger waien aangesteld, gevonden woidt;dat
bij het ontstaan van het eerste ziektegeval onder
een koppel deze geheel woidt algemaaktdan
viaagt men onwillekeurig en met grond- hoe
het mogelijk is, dat er in het spoeling-district
van de longziekte herstelde koeien kunnen voor
komen
Het Verslag geeft ons weliswaar daar
omtrent eentg licht, maar zoo in een sluier
gehuld, dat men het van de donkerheid die ons
omgeeft niet kan onderscheiden. Er staat ge
schreven «Niet alleen onder hot vee dat in ver
dachten toestand is goweest, vindt men gebeterde
«koeion.'' «Het is als zeker aan te nemen, dat
«zij ook voorkomen in koppels waar geen ge
nvallen van longziekte zijn voorgekomen, of beter
«uitgedrukt, waar longziekte inzoo lichten
«graad voorkwam, dat het noch
«door den veehouder, noch door
«den veearts is kunnen worden
«waar gen ojm en."
Het kan niet anders, of velen moeten veibaasd
staan over reuzenschreden, waarmede ook
de veeartsenijkundige wetenschap in den jongs ton
tijd vooruit is gegaan, zoodat zelfs de arts ver
klaren kan: dat eene koe van longziekte hoisteld is,
zonder dat hij vooraf bij het dier het minste of
geringste ziekte-verschijnsel hèeft kunnen waar
nemen Maar als men bedenkt dat er togenwoordig
professeurs, wellicht doktors h. c. gevonden
worden, die iemands gedachten weten te raden,
dan behoort waarschijnlijk het geheel door
schouwen, van een dier voor sommigen ook tot
de eenvoudigste zaken. Intusschen heeft dat
geheele beweren van die herstelde koeien voor
mij iets apocriefs, en gaat het, mijns inziens,
hiermede precies als met iemand, die iets zoekt
"dat voor de hand ligt, maar het willens of
onwillens voorbij ziet, en dan elders gaat zoeken
waar het niet is, om hierdoor het mocielijke
van het vinden aan te toonen. Want waarom
nog steeds en «bovenal" de oorzaak gezocht
in die van longziekte herstelde runderen, die
niet ziek zijn geweest? terwijl zij te vinden is
in de stallen van de vuilheidminnende spoeling-
boeren. Immers, het Verslag zegt zelf, m dat
eenzijdige voedingsmiddel, de spoeling, in die
met vee opgepropte, tot stikkens toe warme,
vochtige stallen, met jaien lang door spinne-
webben aan het oog onttrokken zoldering, in
den bodem alsmede in de van beneden tot
boven met sink en slijm en mest bevuilde muren,
in éen woord in al dieabnoimale verhoudingen,
zijn de oorzaken te vinden die de koeien voor
de longziekte ontvankelijk makenterwijlde
Jn t
.../den
iAn^behO'
ffèïnu, d
'Man5 éen
iOrde ca:
iïfehet
rozig is in ;het''néutrak
heldere, bacterieén bevattende vocht-,-" dutii
groote diuppels aan de zolders oiï balken hadgL
en waarin aks hoogst w a a r s c h ij n 1 ij k
«ja als zeker moet worden aaitp
«nomen, dat de micrococcus, ei gei
«aan de longziekte, zich t'even
ka n,o nt wikke 1 en." - 'f
En al mogen nu de dienaangaande genomei
proeven totnogtoe geen voldoenden uitsla]
hebben opgeleverd, wie zii er met grond durven.bé
weren, dat de in genoemd vocht aanwezige bactcris
in het dierlijk lichaam geraakt, aldaar na eenig
goneratiën niet de eigenschap verkrijgt van long
ziekte te kunnen doen ontstaan; evenals zulk
met den autrax-bacillus geschiedt, die miltvuul
veroorzaakt. Of men door de reeds genomen ój
nog te nemen proeven het vraagstuk wil trachtei
op te lossen over het al of niet ontstaan eeni
specifieken longxiekte-mierococcus, doet hier niel
ter zake, als zijnde voor den piactischen ai
geheel onverschillig. Voor hem is het voldoend!
te weten, dat longziekte door genoemde organisj jeén'scl
men ontstaat. Den natuurvorscher zij het over i" «niet t
gelaten, door te dringen tot in de diepste dieptei
der natuurgeheimen, dat laailsel cp te lossen.
Staat liet derhalve vast, dat het voortbestaai
der longziekte in het spoelingdistrict aan d
boven beschreven stallen is toe schrijven, daf
ligt het tevens voor do hand, dater een andei
weg ment te worden ingeslagen dandetotdu:
verre gevolgde. Daarom ben ik het dan ook vo.
strekt niet eens met het Verslag, als liet zegt1
«De eerste voorwaarde om de Ion
ziekte te best rij den is, te wete
waar de longziekte schuil t."
Hoeveel waars er in de/e stelling, in 'talgè]
meen genomen, moge gelegen zijn, voor hel
spoelingsdistrict, waar de longziekte nog ona|
gebroken vooi I,bestaat, heeft zij woidig of geei
practische waarde, omdat ddar de hoofdzaak gó_
legen is in te weten waar de oorzaken schuilel|J - Meren,
Alleen kan het van belang zijn met het oog oi
een spoedig afmaken, hetzij dan van enkel
individuen of geheele koppels, om daardoor hel
ontstaan van nieuwe centrums van besmettui]
voor te komen; doch voor het uitroeien d'ej
ziekte in het spoelingdistrict komt hetgelij'
ik daareven reeds zeide, hoofdzakelijk op di
oorzaken aan. .jilen staat hier voor hetzelfdj
geva! als bij malaria-koortsen, zoo,dikwijls vooi
komende in de nabijheid van vuilcslooten, poelei
en m'oerassen. Wat zal, om de ziukto' voor hJ
vervolg te voorkomen, het den drts,„baten, zi_
hij de ziokte al bestrijdt, en men laat de bronnel
waaruit de miasmen oorzaken der ziekte-
zich ontwikkeien, onaangeroerd Immers niei
Want telkens zullen de bewoners in den omtrej
dier ziektebronnen de nadeelen er van ondervi:
den en in nauwer of uitgebreider kling ziel
worder.. Zoo ook in het spoelingdistrict. Wt
baat het, of men bij'herhaling geheele koppel
vee afmaakt, en de oorzaken onbesticden luat
Ook niets hoegenaamd 1 Derhalve Tegen di'
Augiasstallen, tegen die «ware broe'
apparaten van bacteriën, en raieri
,0 0 c e e n," dient in de allereerste plaats te veld!
te worden getrokken. Dat toefi zijn de fiolen de:
kwaads, waaruit de longziekte in het spoelin,
district, telkens en telkens opnieuw weer, wordj
uitgegoten. En die moeten verdwijnen, gedacht!
'aan de stellingCessante causn, cessal effeclus
Wij liooren ons dagelijks toeroepen, hou<
uwe straten en nolen, en bovenal uw lichaai
en woning rein, want de cholera is in aantocht!
Ik zou den spoelingboer willen toeroepen reinif
uwe stallen houd ze rein, want daarin schuit dj
oorzaak van het voortbestaan der longziekte i
het district waar gij woont Is het echter mei
«Laat dat, Christoffo!viel zijn tegenover
hem zittenden kameraad in «gij weet toch dat
een- leeuw het gekraai van een haan niet ver-
- dragen kan, en zult mij het jammerlijk schouw-
- spel wel willen besparen, dat een leeuw druip
staartend aftrekt?"
De jonkman, die na zijn gesprek met den on
derofficier van plan was de gelagkamer to ver
laten en reeds de deur genaderd was, keerde
'-ipich weer om en iprak
«Daar gij in do fabelleer zoo goed thuisizijt,
jrult gij ook wel weten, wat de leeuw zeide,'toen
de ezel kwaad van hem gesproken had
«Ho, vriend, nu wordt gij onbeschoft,"" zeide
de onderofficier, terwijl zijn vriend, rood van
toorn, op den jongeling- toesprong, die zijn aan-
va! rustig stond af te wachten
«Raak mij niet aan, karabinier," sprak hij waar
schuwend; maar reeds hief deze de-vuist tegen
den jongeling op. De hem toegedachte slag zou
enige en slecht bekomen zijn. Hij echter weerde
-'hem met de linkerhand af, pakte met den rech-
fer zijn bespringer bij den kraag en tilde hem
-j»et Herculische kracht in de hoogte.
«Gij ziet, karabinier, dat ik tegen u opgewas
sen en niet bang ben; houd u dus ïustig,"
sprak de jonkman kalm en op eenigszins spot-
tenden toon, terwijl hij den met handen en voe
ten slaanden krijgsman weer neerzette.
Intusschen was ook do onderofficier nader ge
komen en, daar hij zijn snoevenden makker deze
kleine les in nederigheid niet misgunde, maande
ook hij tot( vrede.
En toen do jongeling/ den nog, van toorn tril
lenden man eindelijk dn hand van vriendschap
bood, durfde hij die niet weigeren.
«Laten wij den twist bijleggen Uwe spotternij
wekte ook bij mij den lustom een grappig wooid
in 't midden to brengen; neem het mij niet
kwalijk. Sla toe en wij zijn -weer goede maats."
Deze woorden van den overwinnaar gaven den
karabinier gelegenheid een eervolien aftocht te
blazen.
Hij reikte den spreker de hand, zeggende
Dat eene woord had u zuur genoeg kunnen
opbreken, als gij minder handig en sterk ge
weest- waart. Nu vergeef ik hot u gaarne."
De jongeling wreekte zich op dit gezwets door
de hand des karabiniers zoo krachtig in de zijne
te drukken, dat deze moeite had eon kreet van
pijn to onderdrukken.1
Maar ook hiervan was de indruk spoedig weg
gevaagd, toen de jonge man de ledige wijnkruik
lietvullen en met de karabiniers op het vrije,
vroolijke soldatenleven dronk.
De tongen weiden onder dit alles losser, de
hoofden warmer en toen weer de zanglustige
onderofficier oen soldatenzang begon aan te beffen,
volgde het cene'liod op het andere, want het
ging toen even ais, thans, zanglust wekt zanglust
evenals hot eene woord het andere uitlokt.
Doch lang voordpt de opgewekthoid haar hoogste
punt bereikthad, had zich onze jonge vriend
onbemerkt verwijderd. Hij ging de straat op en
naar het andei e eind van het doip. Wij volgen
hem en willen intusschen wat nader kennis met
hem maken.
Ilij was zoo i groot, dat hij den onderofficier,
die van meer dan middelbare -lengte was, aan
merkelijk boven het hoofd was gegroeid. Zijne
slanke gestalte on lenige beyvegingen getuigden
evenzeer van vlugheid als vaukrapht. Zijne lange
blonde lokken waren na het gebruik daar<te|
lande op het midden gescheiden. Zijne kleeding
bestond, eyenzeernaar landsgebruik, uit eene donl
kere* wollen stof, een gelijk gekleurde korte'bróek§
'die op de knie was opgebonden, en donkerblauy
geverfde kousen. Aan de voeten droeg hij-lagè
schoenen. Ook zijn naam kunnen wij medodeeièn
t i i - <- L
hij heette Heinrich Wöbkmg. Als tweede zoon]
van een welvarend landbouwer had hij, volgenM
het in dien tijd en in zijne streek heerschend
recht, de gansche bezitting zijns overleden vader
in handen moeten laten van een oudéren bróedéH
Y 7 tl
en vftis bij zelfs genood tpaktineene ondergeschikt»
betrekking een bestaan te zoeken'. Nu( twee jaatj
was hij in dienst van dien broeder. ;IIij ba®
den ouderdom van twintig jaar bereiktW was oral
zijne buitengewone kracht en grooten ijver bij dénl
arbeid, maar nog meer wegens zijne goedaardig-8
beid en vriendelijkheid bij.de zijnen nietalleenjf
maar ook bij'allen die hem konden zeer gezien;»
4, *Sfp
i r (Wordt vcruolgd^ZA
l*fii
t Jü
Otr