m Ir fe *fp' iffv m m- StêS&V%' Uy< I*v 'KH-r/f li |5r ■SPY jMtOi i.' |M ItfVï loten gaande", "zacht glooiend on langs don oever roet een mollig graskieed bedekt, voreenigt hot rich met het water, dat zijn frischheïd onderhoudt Aan uwe rechterhand, waar de watering oen kleinen vijver vormt, ligt, als een eilandje, een boscbje van coniferen met oen enkelen treur boom on bruinen bonk cr tusschen, en evoneens roet een veelkleurig gras- en bloemtapijt en een achtergrond van ondeordiingbaar groen en bruin. De watering loopt om dit boschje heen en vor- dwijnt onder een vlechtwerk van afhangende tak ken, dat hare oppervlakte raakt. Achter u einde lijk stuiten dicht aaneen hemelhoogo eiken en iepon weder het vergezicht af. Gij bevindt u hier "waarlijk in een lustoord, waarvan gij zolf het middelpunt vormt; een lustoord, in het Bosch als verloren, slechts langs den, uit hot duister to voor schijn tredend en wedor in hot duister schuilgaand pad te bereiken. Toef hier zoolang gij moogt; volg daai na verder het pad langs do watering. Na een honderdtal schreden bovindt gij u weder midden in de schaduwen des wouds; uit het volle licht komend, moet uw oog aan de donkerheid gewennen, oer het 't pad onderscheiden kan; steeds verder gaande, schomert weder een lichte streep door de hoornen en eensklaps, terwijl gij relf nog in do schaduw zijt, ligt in vollen glans de grootste der twee vijvers voor ugij staat stil, verrast, verrukt, sprakeloos; uw blik kan zich niet ver zadigen aan da onuitsprekelijke schoonheid dezer overheerlijko plek en woidt niet moede te dwalen over het aan alle zijden door groen en bruin in eindeloozo verscheidenheid van tinten afgesloten waterGod! hoe schoon is Uw schepping in Juni! Hoe menigmaal was dat woord ontsnapt aan do lippen van den inan, die neerzat op een der banken bij den breeden eik, daar aan de watering langs welke ik mijne lezeres, mijn lezer trachtte te voerenhet woord, dat den hoogsten graad van eerbiedige en tegelijk als verlangende bewon dering inhoudt: «God! wat is Uw schepping «hoon!" Hij was gowoon hier te komenin het dtii- zendtongig Bosch, op alio tijdon zoo dikwijls hij mocht, want hij beminde de wonderschoone Na tuur, wier sproke hij verstond. Hij ging er heen ju den winter: rusttijd na voldongen roeping; in het voorjaar: profetio van een vruchtbaron herfst; maar 't liefst was hij er in don zomer, in de volheid van ontwikkeling, als de zon, zich door het bladerdak baan brekend,millioenen malen haar trillend beeld op den grond afteckendo. Zomer en zen, licht en lieven en leven, 't was alles behoefte voor hem, schoon hij liet Bosch niet vermeed, als de stormvlagen door de hoornen bulderden, gelijk nu Want het was Pinksteren, en het stormde rond en bin en den eenzamen man op de bank aan de watering. Natuur schoen om een geheimzinnige reden vertoornd. Maar hem scheen het niet te deren. Hij had zijn overjas losgeknoopt en liet er den wind vrij spel moe; hij had de armen over elkanr geslagen en het hoofd gebogen; hij leek bf slapend, of dood. Ziellier een brokstuk uit de jongste geschie denis zijns levens: IJ ij is getrouwd geweest. H ij bezat een jonge, lieve, sclioone vrouw, zijnor oogen lust Hij had ook een kind, ('en slechts, een pracht van een jongen, in zijn vierde jaar reeds het evenbeeld zijner moeder, met denzelfdon vroolijken glans in de bruine oogen en van dcnzelfden levendigen aard. In deze twee vond hij zijn hemel, zijn alles. - Hij bezat fortuin, cn bovendien een goed be zoldigden en eervollen werkkring. Hij deelde gaarne van zijn vermogen roedemaar, vijand van gedachteloos govon, vorderde hij, waar 't mogelijk was, arbeid in ruil voor zijn geld. Zoo onder steunde hij bijvoorbeeld eeno voormalige naaister zijner vrouw, dia getrouwd was, maar 'tniotto breed had, maar vorderde dat zij in ruil daar voor een deel van hot wekelijksch verstelgoed zijner vrouw in orde bracht Tot dat einde kwam zij op een vasten dag liet gereedgemaakte werk voor ander ruilen, bij welke bezoeken haar meestal een extraatje voorman of kinderen toegestopt werd. Eens gebeurde er iets. Als naar gewoonte kwam de naaister, die 'tte dezer tijde meer dan vroeger noodig had, haar bezoek maken. Zij zag bedrukt; hoe zij 'took zocht te verborgen, aan de oogen barer weldoeners ontsnapte het niet. Belangstellende vragen brachten aan 't licht dat haar oudste kind ziek was, ernstig ziek. Hot roodvonk heerschte in de stad't was dus zoo onnatuurlijk niet dat do vraag ook gedaan werd »of het kind roodvonk had?" De naaister ont- woorddcstelligontkennend, doch scheen tovens zoo bedremmeld, dat haar weldoener - deze man op de bank' hier zich na haar vertrek een hei melijke wandeling naar hare woning getroostte cn werkelijk aldaar, reeds in do verte, het bekende witte papier, met het waarschuwende woord, boven de deur bemerkte. Helaas, te laat! Naar huis geijld, mochten de zorgvuldigste, dadelijk toegepaste maatregelen van ontsmetting niot baton. Zijne vrouw had zich juist ditmaal lang met de naaister opgehouden, het thuisge brachte good bekekon en nieuwe orders gegeven, en de al te vruchtbare kiemen der gevreesde ziekte in zich opgenomen. Weinige dagen later klaagde zij, werd ziek, kreeg in hevige mate het roodvonk; zag zich wel door -Ie tederste en uitnomendste zorgen van liefde en wetenschap omringd, maar weerstond den kwaadaardigen aanval niet. Zij stierf. Maar do mnat was niet vol. Buiten staat aan iets anders dan aan zijn verlies en aan do oor zaak van zijn verlies to denken; doof oor wel gemeende waarschuwingen en zich geheel aan zijn smart overgevende, eischte hij zijn jongen van do bloedverwantendie hem dulelijk tot zich genomen hadden, terugeer nog de nood zakelijke ontsmettingsmiddelen toegepast waren. En het gevolg was, dat de engel des doods in een spanne tijds voor do tweede maal een slacht offer maakte. Na zijne vrouw, bracht de dubbel- getroffen man zijn kind grafwaai ts O, hij was half krankzinnig van woedende smart I De trouweloo/e naaister, indien zij het hadde gewaagd in dien tijd het huis baars wel doenors te betreden, zou al de kracht van zijn ziedenden hartstocht ondorvonden hebbenEr is geen toorn zoo gerechtvaardigd on daarom zoo te vreezen, als die in vlijmende smart wortelt Alleen, verlaten, ruw en meodoogenloos beroofd van de ziel en het duel, het geluk, de hoop en don wellust zijns levens; verpletterd en vernie tigd, sloot hij zich op, allen troost afwijzend, ach, slechts de Tijd is do eenige trooster op wien tc rekenen volt I werd norsch en onverschil lig en kwam niet meer in 't Bosch, schoon de zomer er alom regeerde en nieuw leven uit stortte over al wat is. Maar op dezen Pinkster-Zondag was hij er heengegaan. Den dag te voren had do lucht al eon dreigend aanzien gehnd, honderden plannen makers tot vertwijfeling brengend en des nachts, daar was het lieve leventje begonnen. Toen do dag langzaam aanbrak, voet voor voet kampende met den roetzwarten voorhang, dio zich tusschen hemel en aarde geschoven had, on er ten slotte een blauw-zwarte tint aan meedeelendbrak ook de storm los en was weinige minuten later in vollen gang. Toen mn.ikta do kinderloozo weduwnaar' zich naar 't Bosch De stoim binnenin hem, voortwoedend mot nog onverzwakte kracht, vond een geestverwant in do» storm daarbuiten. De stemming der natuur paste zoo juist bij do stemming zijns eigen ge- moeds; en onbevreesd schreed hij voort in de haast stikdonkere lanen van het nu zoo schrik kelijke woud. Werktuiglijk vond hij den weg naar de plok, dio hem vroeger liet liefst wasen hier zat hij nu op zijn oude bank, met' het oude, eeuwig nieuwe uitzicht, en sloeg er zijn armen over elkaar, on boog er hot hoofd, o, zoo diop Huhoe het stormde Gij zijt wellicht nooit in dit of een ander Bosch gawoost, als de elementon cr hun spel speoldon Gij zoudt anders weten dat hot er dan is om te sidderenNiet zoozeer dat gij den storm voeltdaarvoor beschutten u de honderdduizend stammenmaar gij hoort hem,en zijn ontzettend gebrul, en de duizenden geluiden, die hij tusschen do zwiepende takken voortbrengt. Snerpend en schrikkelijk knersen de boomen, als ze met forsch geweld tegen elkander gosmeton worden, on te harder, naarmate ze zich onwilliger voor don storm buigen. Iepen en beuken buigen als riet; kastanjes laten met zich sollen en schudden nu zus dan zoo do rijkbeblaardo takken- pracht, naardat het don storm beliort. Slechts de rechtopgaande eik staat, zoolang hij kan. Noem u in acht voor hemliever breekt hij, dan to buigen, on als hij breekt: berg uw lijf, want voor zijn donderenden val staat er niets Hoor hoo hot huilt hoog boven uw hoofd, ais in tallooze reusachtige zEoInsharpen hoe liet brult daar, waar de stammen zoo dicht aaneen staan, dat de storm er niot vrij dooi heen gieren kan! Vooral, vooral rond de vijvirs, waar hij plotseling schot krijgt on in dolzinnige blijdschap over den bibberenden waterplas schiet, vnn links naar rechtsopklimmend en weer af dalend, in de talrijke schuilhoeken en weder er uit, telkens cr terugkomend en lederen keer er zijn vernielzucht botvieiond, ais spelend mot het kieupelhout. dat bij zijn prooi weet! 'tls vroeselijk, zoouls hij juicht, zoo menigmaal hij een woudreus neervellen mag I Dan jaagt hij de af gevallen blliron in een wilden londedans op, zijn slachtoffer bespottend; en gillend vliegt hij daarna verder, beukende en i amroeiende en weer op andere reuzen zijn krachten beproevende, oveial in het lage hout de sporen vnn zijn vaart ach terlatende En wee, zoo onweer on weerlicht een verbond met hem sluitenDan kent zijn woedende vreugde geen perkomvliegend als een dolle, maakt hij van de hello flikkering des bliksems gebruik om zijn slachtoffers te kiezen; en als de daverende donderslag door de hoornen raielt, spant liij tot een vi'eeselijk samenspel allo krachten inzoodat hij daarna eenige oogen- blikken, als uitgeput, zijn lazen moet staken. En hot Bosch siddertwant hot weet dat dio rust poos is als een aanloop tot doller woede Zoo bulderde hot dien Pinkster-Zondag boven en rond den man aan de watering. Hij scheen het niet te hooren, zeker althans deerde het hem niet. Het floot langs zijne ooren het gansche boschkoor deed mee, de kegeidragende boomen aan de overzijde bogen voor 'tzweepend geweid, zelfs de anders zoo trage watering kwam in beroering on zond lange smalle golfjes naar den oeverde afhangende takken sloegen fel hare oppervlakte, zoodat het water opspatte en don eenzamen man bevochtigde... Hij merkte het niet. Plotseling, terwijl de storm een oogenblik adem schepte, klonk een angstig piepend geluid over de plok. Een groote zwarte roofvogel vloog uit het dicht gebladerte lang langs den grond in zijn viucht tweemalen een jongen vink latende vollen en weer oprapende. Bij instinct zijn lot konnende, riop het dieitje angstig ora hulp naar het nest, waaruit het in jeugdigen overmoed gevlogen, of misschien door don stoim geworpen, was. Dit zoo gchoel verschillend geluid trof den eenzamen man, cn hij zag op. Een oogenblik smaakte zijn gemoed do voldoening der lots- gelijkonisliior was het recht van den sterkste in ongelijken on oneerlijken kamp aan 't werk} dat recht, dat ook zijne lievelingen geveld en waartegen hij machteloos gestaan had. Nog een oogenblik zag hij toede kauw pakte vaster zijn prooi: geon bliksemstraal trof zijn roof- zucht'igen kop; de man op de bank glimlachte} maar plots, terwijl angstiger en biddend het gepiep andermaal klonk, bukte hij zich, raapte een steen op en wierp don roover, die krijschcnd opvloog, terwijl de at me vink zich wegspoedde onder do blftrcn. En wederom zakte het hoofj van don armen beroofde op zijne borst, liet was maar een aiiedaagsch tooneeltje, dat wegjagen van dien sterkon vogelieder uur worden er in het Bosch kleine dieren een prooi van groote. Toch schudde het den man eonigszins uit zijne verdoofdheid, en nu lworde hij don storm. En rondziend naar den vogel, die al lang verdwenen was, kwamen weer do oude vragen bij hem opWaarom waartoe Waai om had hij moeten buigen voor de hand van den Dood waarom was er geen macht tusschenbeide gekomen, gelijk hij daareven tussohenbeido ge komen was Wat had zijn vrouw misdaan 7 Wat begeerde zij anders dan slechts nog oen weinig levens? Was dot nog te veel gevraagd7 En zijn kind? zijn arme Jievo jongen? sO God!" kreet de beroofde, «waarom niet mij neergeveld? Waarom juist mij gespaard?"..,, en eensklaps, middenin den storm, terwijl zijn geestesoog hot met den dood worstelende kind zag, sprong de tot hiertoe gesloten tranenbron open; en luid woenend, Imitstochtelijksnikkend, de lieve namen zijner vrouw en zijns zoon, honderdmaal roepond als vroeg hij ze van 'te Bosch terug, jammeiend en klagend, zeeg n.j van da bank, cn lei er zijn hoofd op zijn arm En het stormde voort, moedoogenloos en ruw, maar toch mot afneincndo kracht. Het duurue nog eenige uren, eer het gewold merkbaar ter- minderde en een langen tijd, eer or volkoi. kalmte kwam. De in het gras geknielde man wach' zoolang niet. Het scheen, of zijn organi werktuiglijk hot oogenblik voelde, waarop Natuur niet meer in ovei eenstemroing was n '3 zijn eigen binnenste en liem toen tot opstaan-nfc heengaan dreel. Geen oog bobbende voor de vt woestingon langs zijn padniets ziende de alleen de langzaam blauwende lucht, nog evi verhelderd door do reeds dalende zon, dio lieu' tot onbewusten spoed aanzette, schreed hij voort, het Bosch uit, naar zijn dichtgesloten, somboit woning, uit welko hij iedere zonnostraal al to gemakkelijk weren kon. En aan den uitgang van het Bosch ontmoette hij talrijke troepen onvers alsclite Pinkstergangers i Hangsche dienstmeiden van het minst allooi; lichtekooien met hare aanbidders, meest zonen van Mars, dio den beelen dag met toenemende» nijd den storm verwenscht hadden, on nu tierend en zingend naar de' tenten bij do Maliebaan trokken om nog zooveel mogelijk te profiteeron. En zij hadden een ontzaglijke prot om den eonza- men man, en wierpen hem gemeone woorden na; en daarna dansten zij de brug over en de tenten in, on* dronken zich een roos, en schoffeerden het Bosch, dat al zoo veel had geloden, tot den morgen toePcox, helper was een zaak voor Becker, dio hem de meeste vrees inboezemde. Hij had een eerlijk mensch noodig, die na de daad volbracht te hebben wanneer hij hem toevallig ont moette, de oogen voor hom neersloeg en hem zou ontvluchton die, word hij ontdekt, alles hardnekkig zou ontkennen. Zoo iemand to inden was niet gemakkelijk cn reeds had de bankier he lsloten alleen te handelen waardoor de diefstal niet zoo waarschijnlijk meer zou zijn, toen het toeval hem denzelfden aiond van den nacht, waar in het plan volvoerd zou worden, in het koffiehuis »dp la Puit" bracht De partij, die Gideon toon speelde, had reeds lang geduurd en de jongeling was reeds vol geestdrift. Weldra zog de bankier in, du zoo de jonkman verder velloor, hij een werktuig zou worden, hem door den hemel ge zonden. Hetgeen nu volgde, hebben we reeds ver haald. Reeds zagen wc, dat Gideon trouw zijn Woord hield, on niet eerder begon te schreeuwen en geweld te maken, dan toen hij de straat .-eed en wel had bereikt. Het was zijn plan ge veest, dat de buren den dief zonden bemerken, 'zonder tijd te hebben, hem te grijpen. Tot zoover jginjg alles goedhet plan was gelukt en nu durfde rQ*ri} Jean Becker, volkomen zeker van straffeloosheid, de buren laten pralen. Oni de justitie om den tuin te leiden, sprak hij van drie dieven cn toonde lichte wonden en kwetsuren aan do handgewrich ten, die hij zich zelf had toogebrachthij verdichtte eeno geschiedenis, waarin op don voorgrond stond, dat zijn leven gevaar had geloopen en liet Jon tot onderzoek afgezonden commissaris verscheidene breekijzers en loopers en ander dievengcreedsehap zien, hetwelk hij zelf ter plaatse- had gelogd- Eerst op het oogenblik dat de notaris Pichon in gez.elschnp van Gideon binnentrad en hij in den erfgenaam van Martin den persoon herkende, dien hij tot de uitoefening vnn zijn diefstal had gebruikt, verliet hem zijn zelfvertrouwen en iel hij, zooals wij vroeger reeds verhaalden, in on macht. Na rijkelijk met eau de cologne bespren keld te zijn, terwijl men zijn kleederen losmaakte, hem herhaaldelijk wreef en andere behandelingen dood ondergaan, kwam hij langzaam weer bij; "vol verwondering zag hij den notaris'aan zijn z.ijde staan, wien hij om éen dag, tenminste on; eenigo uren uitstel smeekte. Heb medelijden met mij, mijnheer de nota ris; ik vices, niot stcik genoog te zijn, ora den slag, die mij trof, te dragen mijn hoofd is in de war.... veroorloof nnj, dat ik mij naar bed be geef. Dit verzoek was te billijk, om niet ingewilligd te kunnen worden. Pichon echter, ofschoon hij de vet telling van Iiecker niet in twijfel trok, wantrouwde hem toch en lmastto zich daarom niot, zich te verwijderen, maar liep met grooto schreden op en neer, terwijl hij zei: - Gij hebt do komts, uw hoofd is niet in orde.dat is licht to begrijpen.het kan bijna met anders. Maar ik moet voor mijn client zor-' gen... het vermogen van den armen jongeling is verloten, ten minste voor dit oogenblik!... Wat zal er van worden? Het verlies is voor den jonkman des te drukkender, nu hij met een jong meisje in betrekking staat, dat liem was toegezegd, maar door da geldzuchtige moeder voor voel geld aan een rijk lieer zal worden verkocht!..Wer kelijk, ik ben bezorgd over don armen Gideon, als hij zich maar niet in wanhoop heeft ver dronken. zulk een daad was in zoo'n toostand licht to begaan,met zijn nalatenschap ware het misschien gelukt madame Rosenmsijer te verbid den, misschien ware liet mogelijk geweest, haar van bet eerste voornomen af te brengen» Maar nu Toen Becker den. naam van madame Roseu- meycr hoerde uitspreken, vloog hij uit zijn urm- stoel op en riep uit: Madame Kosennicyor? Juist, madame Rosonmeyer, hei nam de no taris verwonderddio wil haar voordoe! doon niet haar mooi dochtertje, de beminde van mijn clidnt. Twijfelt gij daaraan Ach, gij weet het niet. D:0 madame Rosonmeyer maakt kunstbloemen; t.j heeft een winkel in de Saint-Martinstinat. En kent uw client, mijnheer Gidcen, dia zooeven met u hiorheon kwam, dia madame Rosenmeycr? vroeg Becker. Hij wil immers haie dochter huwen, hernam do notaris. Wanneer gij hem zijn geld terug kunt bezorgen, en wanneer de rijke schoft Wordt verwijd.) '■J-/* j -.r^ 'iV vv ^7 rt"*V f» x v t -tiA-V1;. «Xtfvïft. :-b VO'i ijfZZvj

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1886 | | pagina 6