A0. 1887. Woensdag 18 Mei. N°. 6729. Timede Blad Eeii-en-yeertigste Jaargang. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag. UITGEVER: J. ODÉ. Binneniandsche Berichten. COUR li li I. Abonnementsprijs, per kwartaal1.85, Franco per post, door het geheele Rijk- 2.50. Afzonderlijke Dammers- 0.I0. BVRKAII: M 1UKT, K12 1. Advertentieprijs: van 1to gewone regels mot iubegiip van oeno Courantij(j Iedere gewone «egel meer- 0.10. Driemam. geplaatst woidt tegen twecmaai, lieieUcnd. TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Zitting van 16 Mei 1887. De Tweede Kamer heeft in hare zitting van heden aangenomen de Indische ktedieten voor •1887, het ontwerp tot goedkeuring der verkla ring omtrent de internationale ovei eenkomst tot bescherming van onderzoescho telegraafkabels, zoomede dat tot aanvulling dar begrooting voor het pensioenfonds. De minister van financiën verklaarde dat eene nieuwe pensioensregeling aan den hoofden der de partementen ter kennisneming is gezonden. Rij de suppletoiro begroeting van hoofdstuk V verklaarde de regeering nogmaals dat, trots alle pogingen, Engeland nog niet den vrijen invoer van veo uit NederlnmiscUe havens toelaat, uit vrees dat "het, door aanraking met Duitsche schapen, mond- en klauwzeer zou kunnen overbrengen. Aangenomen werd met 40 tegen 1 8 stemmen de suppletoire begrooting voor binneniandsche zaken .oor -1887, waarbij subsidiën toegekend worden voor de restauiatie van kerken te Kampen en te Maastricht. De'regeering heeft ingetrokken het ontwerp tot herziening van hoofdstuk VI (godsdienst) dor grondwet. De discussie is aangevangen over de onteige ningswet voor de waterleiding uit de Vecht naar Amsterdam. Morgen voortzetting. Door den minister van koloniën is een nota van inlichtingen gezonden op do vragen door den heer Fransen van de Putte gedaan in de Eerste Kamer, betreffende den toestand van zee-en landmacht in Oost-Indië. Uit een overgelegden staat blijkt dat de strekte buiten Atjeh, aan Europeanen, Afrikanen en Am- boineezen op ultimo December 188613.190 man bedragende, sedert 1873 slechts tweemalen bij hel einde des jaars hooger is geweest en dan nog maar oen weinig nog geen 400 man en daarentegen meestal lager, eens zelfs bijna 2200 man. Daarbij komt, dat op den genoemden datum de zorg voor de aanvulling der troepenmacht in Atjeh, onder overigens gelijke omstandigheden,- op het buiten Atjeh aanwezige deel van bet leger minder zwaar drukt dan vroeger, omdat die bezet ting veel minder is dan in vorige jaren en dat onder de Europeanen thans slechts ongeveer 35 pCt, vreemdelingen voorkomen, welk cijfer ge durende den Atjeh-oorlog zelfs tot meer dan 50 pCt. was gestegen. - Inlanders anderen dan Amboineezen telde het leger buiten Atjeh, op ultimo December van de jaren 1873 toten met 1881 meer dan op ultimo December 188(5 (zelfs eenmaal 3000 meer), sedert ultimo December 1881 echter m i n- der (op het einde van 1885 zelfs ongeveer 650, man), waarbij wederom valt op te merken, dat ook de zorg voor de aanvulling der 'bezetting van„ Atjeh met inlanders vóór 1885'zwaarder drukte dan nu. Eene vergelijking van de sterkte van het .leger op ultimo December 1872 met' de sterkte op ultimo December 1)., na aftrekking van bet voor Atjeh beschikbaar gestelde, doet zien, dat het leger buiten Atjeh bij het einde van het vorig jaar aan Europeanen, Afrikanen en Amboineezen 689 man meer en aan inlanders .1422 man minder'telde. Bij de beoordeeling van deze cijfers mag niet r worden voorbijgezien, dat de bewapening van het leger na 1872 zeer aanzienlijk verbeterd is.' Uit een vergelijking van da sterkte der veld- bataijons vóór den Atjeh-oorlog en op ultimo December II., blijkt dat vóór 1 Januari 1873 hot leger 17 veidbataljons (en geen depotbataljons) telde, samengesteld uit 6587 Europeanen, Afrika nen en Amboineezen en 5C6S andere inlanders thans zijn er in plaats van die 17 veidbataljons, 18 veld- en 4 depotbataljons, waarbij in het geheel 7868 Europeanen, Afrikanen en Aboineezon en 5010 andere inlanders zijn ingedeeld. Van dit aantal zijn 1158 Europeanen, Afrika nen en Aboineezer. in Atjeh gelegerd, zoodat er, na aftrekking daarvan, buiten Atjeh nog ruim 100 man meer beschikbaar zijn dan voor den Atjeh-ooüog aanwezig waren. Wat den gezondheidstoestand betreft, blijkt dat op 31 Dec. 1886 het aantal zieken, Euro peanen en Afrikanen, bedroeg 1740, dat der Amboineezen en andere inlanders 1435, totaal 3175. Onder dit getal zieken, dat in vergelijking met de meeste vorige jaren, op ultimo Dcc. II. niet bijzonder ongunstig was, wat betieft do Europeanen, zijn begrepen zoowel zij, die gedu rende eonige dagen lijden aan een lichte onge steldheid, als zij, die lijden aan een ernstige ziekto, Dit een anderen staat blijkt dat iset getal over leden Europeanen. in *1884, .1885.en in 1880, - ook in verhouding tot de legersterkte betrekkelijk niet hoog was zelfs geringer dan in eenig ander jaar nb 1872 en dat het getal gegageerde Europeanen, ofschoon hooger dan in 1883 en in 1884, lager was don in eenigo voorgaande jaren. Uit al het vermeide is af te leiden, dat, niet tegenstaande de bori-beri, noch de sterfte, noch de gezondheidstoestand onder de Europeesche militairen, volgens de laatst ontvangen gegevens, bijzonder ongunstig kunnen worden genoemd. Na zeer uitvoerige roedodeelingen te hebben go- daan over de werving geeft do ministerhet volgende antwoord op de gestelde vragen betreffende het leger Buitengewone aanvulling van het inlondsche gedeelte van het leger werd in het afgeloopen jaar noodig. De formatie van dit gedeelte is dus uitgebreid roet 2750 man, waaronder 700 Amboineezen. Het noodige is en wordt verricht om met dit getal de legersterkte feitelijk uit te breiden. -Van omstandigheden zal afhangen of tot verdere uitbreiding moet worden overgegaan en hoe lang de tijdelijke uitbreiding zal moeten duren. Opliet spoedig vervallon dor uitbreiding is niet te rekenen. Tijdens het bestaan der tijdelijke uitbreiding zal worden overwogen' of niet althans oen ge deelte definitief bestendigd moet worden en hoe dan de organisatie van het leger zal moeten zijn. Naar aanleiding van in den laatsten tijd van meer dan een zijde gemaakte opmerkingen, dat de organisatie met name die van de veld- en depot bataljons verbetering behoeft, is het legei bestuur uitgenoodigd zijne op de ondervinding gegronde meenirig uit te spreken. De bewapening van de infanterie en de artillerie is in voldoenden, zelfs in zeer goeden staat. De werving hier te lande wordt bevorderd ter verkrijging zoo mogelijk van meer Europeesche suppletietroepen dan noodig zijn voor het voltal lig houden der bestaande formatie. Gegronde aanmerkingen, op de wijze van wer ving te(maken, zijn niet bekend; l( D' Waar de toepassing der bepalingen op'de werving te beperkend blfck te zijn, werden daar- tegen door den minister van oorlog maatregelen genomen Het is niet. noodig het werfdepot uit Harder wijk te .verplaatsen,' - 1 Onttrekking van de werving of van beheer van het werfdepot aan het departement van oorlog verdient geen aanbeveling. - Als bijdrage ter beantwoording van do vraag: zijn het materiaal on het personeel dor zeemacht, nuxi- liair eskader, militair- en gouvereements-morino in goeden staat en voldoende tot handhaving van rust en orde in den Archipel? woidt in een bijlage een uitvoerig overzicht go- geven van het in Irnlië aanwezige personeel en materiaal, wetk overzicht tot do conclusie leidt, dat de zooevon bedoolde vraag bevestigend be antwoord kan worden. In du zitting van de Eerste Kamer der Staten- Oeneraal van 14 April 11. vai klaarde do hoor Fransen van de Putte het adres, waarvan oen zinsnede tot uitgangspunt voor zijn verzoek om inlichtingen werd genomen, niet te willen bespteken. Do Minister meent daarom in don geest der Kamer te handelen door do verschillende bewerin gen in dat stuk voorkomende ook zijnerzijds niet te bespieken. Trouwens omtrent menig punt heeft de regee ring haar ineening reeds vroeger blootgelegd, terwijl da feiten vermeld in de koloniale versla gen naast eenigo der gouitc beweringen kunnen worden gestold, zoodat het Nederlandsche volk en zijn vertegenwoordigeis, naar de minister meent, in dat een en ander on in vorenstaande mededelingen genoeg bouwstoffen zullen hebben ,om .een_,oordeeLt^vipi!on,,y.oora.ljndi(?niin het i>pg, wordt gehouden, vvelko graad van betrouwbaar heid kan worden toegekend aan do medodcelin- gen, voorkomende in een stuk, waarvan de stel lers toonen zóo weinig op do hoogte te zijn van de bssproken zaken, dat zij do meoning ter neder schrijvende: «dat hot echter geheel onvol doende is, daartoe niet de werving hier te lar.de op don gebrnikelijken voet voort te gaan ofin- landschc troepen, als de Madoeieesche bnrisan, slagvaardig te verklaren" uit het oog verloren, wat naar den eisch der omstandigheden geschiedde om een gedeelte van hot leger, dat to alien tijde onschatbare dionstcn bewees, op zijn vorige kracht terug te brengen en zóo aan hot geheel die kracht te hergeven, die het noodig heeft om voor zijn taak to zijn opgewassen. Wel is het te vrcezen, dat eon stuk als het bedoelde een ongunstigen invloed zal hebben op ons vijandige elementen, met name op onze vij anden in Atjeh. Terwijl van regeoringwego stel selmatig er naar gestreefd wordt den Alfeher te doen begrijpen, dat zijn pogingen om oen terug keer tot vroegere toestanden te bewerken nutte loos zijn, dat hij niets kan winnen door te vol harden in zijn verzet, zullen da hoofden der oorlogspartij door een stuk als het bedoelde, onderteekond door tal van mannen, dio zij -zullen wanon deskundigen te zijn, geheel op do hoogte der besproken zaken tot de overtuiging worden geleid, dat volhaiding in hun verzet de kans oplevert op verwezenlijking hunnor wenschcn, Terwijl de Minister meent den inhoud van het bovenbedoeld adres over het algemeen verder onbe sproken te moeten laten, mag hij een gedeelte van het stuk te dezer plaatse niet met stilzwijgen voorbijgaan. In dat gedeelte wordt beweerd, dat verontwaar diging eiken Nederlander, moet bezielen, wanneer hij het oog vestigt op »dc' ontmoediging en demoralisatie, die zich dientengevolge bij onzo dappere troepen openbaren, hun veerkracht ver lammen, hun weerstandsvermogen tegen ziekto en ontbering"ondermijnen ert die het treffendst blijken uit de talrijke desertion'naar een barbaar- schen vijand. Het is de minister een raadsel hoe mannen als do adressanten het over zich hebben kunnen verkrijgen om in een aan den koning gericht en tevens publiek gemaakt adres bet Indische leger voor to stellen ais een ontmoedigd en gedemo raliseerd leger. Op do ernstigste wijze moot togen die voorstelling worden geprotesteerd. De waar heid is, dat, gelijk bij de opening vak de tegen woordige zitting der Staton-Genernal werd ge tuigd, het Indische legor op loffulijko wijze do gevorderde, diensten verricht. Aan dat leger moet huldo worden gebracht wegens zijn goeden geest; het wordt gokionkt, wanneer men liet ontmoe digingen demoralisatie ten laste legt, al gese-hiodt dis. niet met de bedoeling om het leger to ki enken, maar om regeeiingslmmloliiigflti te voroordoelcn het wordt gekrenkt, wanneer men eiivaliliidon, door ankoio corvorgotcn individuen bedioven, tot maatstaf neemt voor do kenschetsing van den geest van het geheel3 legor. En even onverdedig baar als het is om uit do dosoi tien naar don vijand dio in Atjeh zijn voorgokomon, to co nel u- doeron, dat de geest bij liet geheele leger slecht is, even weinig reden is or om eenig verband te zookon tussclien dio desertien on dogedingslijn, wolke van icgceringswcge in Atjeh is gevolgd. Op het «dres afgaande zou mon den'indruk krijgen, dat desertiën naar don vjjnnd in Atjeh eerst zijn voorgokomen na de concentiatie van onze strijdkiachten. liet tegendeel is waar. Er vonden zoodanige desertiën plaats reeds vóór dat bssloton word tot hetgcon adressanten geliovon te noemen het «verlaten van het pad der over winning" (mon vergolijko mot doze (juttiificatie «Je feiten in de koloniale verslagen vermeid). Eii hoeveel bedroegen nu dó"»tatri]kb"dèseru&n" in den laatsten tijd, de «talrijke desertiën" die als bewijs worden aangehaald van ontmoediging en demoralitatie? 1 Blijkens do journalen van don civielon en mili tairen gouverneur van Atjeh on ondorhoorigho- don waarvan het laatst ontvangene loopt tot medio Maart 1887 deserteerden in Atjeh sedert Juni 18SG óen inlundscli soldaat on gocn ertkol Europeaan - SCHIEDAM, 17 Mei 1887. De Nederlandsche vereeniging te Londen hield ji. Vrijdag een zeer belangrijke verga dering. In de eerste plaats diende de tegen woordige secretaris, de heer J.T, GreiD, z'yn ontslag in, hetwelk werd aangenomen. Daar hij 10 gewone omstandigheden nog tot het einde des jaats secietaris zoude zyn gebleven, verklaarde de heer Maas zich bereid het secretariaat voor dien lijd waar te nemen. In de tweede plaats kwam d" heer Koekkoek met het voorstet naar betere lokalen te ver huizen. tht gaf tot eene langdurige discussie aanleiding, doch het bleek dat het ledeotal in den laatsten 'lijd sterk' afgenomen was, en de noodzakelijkheid werd betoogd dat de ver eeniging meer teekenen van leven gaf, en daarom werd voorgesteld bjj da meer bemid delde Nederlanders te Londen hulp en steun te vragen. Dit geschiedde, en staande de ver gadering werd deels voor een installatiefonds, deels voor'een garantiefonds voorde volgende 5 jaren voor 1100 geteekend. Een connitd, bestaande uit de heeren.H, Koekkoek, H. S. J. Maas, M. Van Haalte, J. 0. J. Drucker, F. 0. Stoop ec H.'3oGémt8ö|!$ werd benoemd om de hervormingen en de, verkiezing voor te bereiden. Eindelijk werd nog besloten in den loop der maand Juni een diner,vniet alleen voorde leden der vereeniging, doch vooralle Nederlanders in Londen,die daarb'jj zouden kunnen komen, te houden. Het is te hopen dat de vereeniging daardoor zich eene nieuwe levensperiode verzekerd heeft.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1887 | | pagina 5