O LIT t E.
De -Weduwe Lambelle.
P
A0- 1887.
Vrijdag
23 September.
IM°. 6820,
F e u. 11 e t on.
Ben-en-ye©rti gste Jaargang.
Versch nt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag.
Zij, die zich met 10ctober
7887 op dit blad abonneeren, ont
vangen de tot dien datum nog te
verschijnen nummers GRATIS.
Bu tenlandsche Berichten.
Binnenlandsche Berichten.
1.85.
TJITGEVEE: J. ODÉ.
Aan onze Abonnés.
De premis „Liefde of Pliclit?" door
Ida Boy-Ed, zal den 1 October a.s.aan
de inteekenaren worden geleverd.
Dengenen, die tot nog toe ver
zuimden hun inteelcenbiljet met "bij
voeging van 40 Cents 9 of
abonnés buiten de stad een postwissel
55 Cents, bij den uitgever
in te zenden, wordt herinnerd dat
na den 25 September n. s. geen exem
plaren meer voor dien prjjs verkrijg
baar zUn.
Voor hen, wier inteelcenbiljet is
verloren geraakt, zijn ernogtever-
- krijgen aan ons bureau.
EERSTE KAMER DER STATEN-GENERaAL.
A
1
GDURA
ABONNEMENTSPRIJS, per kwartaal
franco per post, door het geheele Rijk
Afzonderlijke nommers
- 2.50.
- 0.10.
BVRE&D: MARKT, 15, 134.
Advertentieprijs: van 110 gewone regels inet
inbegrip yan eene Courant1 10,
Iedere gewone regel meer- 0.10,
Driemaal geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
Ook voor ben, die zich met 1" Oc
tober op ons blad willen abonneeren,
1( genoemde premie verkrijgbaar.
Aan' het commissariaat van politie zijn
ais op straat gevonden aangegeveneen
lap voering, linnen enzin een stuk papier
gewikkeld, een witte koUs gentei kt J D. H.,
een gouden inicdaillon met dito kettinkje,
eeu.portcmonnale met 1*0,30$ een zwart
80 grys gestreepte zakdoek, een lederen
kindcrschocntje, een zilveren knip met
8'/s cent, een nieuw protestantsch kerk
boekje en 'een !zwart' geitje met hoorns.
I T 1 L 1 E,
De koning heeft, in aotwoord op eene ge
luk wenschings-dépêche van den syndicus van
Rome, ter gelegenheid van den vei jaardag van
het io bezit nemen van Rome, hem het volgeode
telegram teiuggezondenIk betuig mya dank
aan de hoofdstad, die gevoelens, heilig voor mijn
hart, heeft uitgedrukt. Deze dag van onster
felijke herinnering geelt mij gelegenheid mijn
innige genegenheid aan de stad Rome te be
tuigen eu uitdrukking te geven aao mijnen
levendigen wensch, dat in den nieuwen tijd
kring, beginnende met 20 September 1870,
de vroegere luister teruggevonden worde. Die
wensch zal in eene gelukkige omstandig
heid spoedig vervuld kunnen worden. Rome
zat der weield toonen dat het door eene
regelmatige ontwikkeling vao den vooruitgang
eeDe voor allen veilige en waardige gastvryheid
kan aanbieden, en dat het de hoofdplaats ver
dient te zijn van een waardigea krachtig volk.
-- Bl ITSCHLAND.
De Tweede Kamer in Beieren heeft hel wets
ontwerp betreffende de belastiig op sterken
diai.k aangenomen met 133 stemmen tegen 18.
Zitting van Woensdag 21 September 1887.
De heer Coenen werd zonder discussie toege
laten.
De heeren Viruly en Roeit werden benoemd
tot leden der huishoudelijke commissie.
Het ontwerp-adres van antwoord op de Troon
rede is onveranderd met eenparige stemmen
aangenomen, na korte discussie.
Bi de algemeene strekking constateerde de
commissie opzettelijk over landbouwonderwijs en
zeevaart te hebben gezwegenomdat zij de
grondwetsherziening hoofdzakelijk dc taak dezer
Kamer acht.
Do lieer Wertheim betreurde het stilzwijgen
over do koloniën in do Troonrede.
De minister van binnenlandsche zaken ver
zekerde dat dit stilzwijgen niet voortspruit uit
mindere belangstelling der regeering in de kolo
niën.
De heer Fransen Yan da Putte hei innerde aan
zijne interpellatie, in de vorige vergadering door
hem gedaanom de regeering nog in de ge
legenheid te stellen op zijne wenken bij de op
to maken begroeting van Ned. Indie te letten.
Daarom acht hij redeneering over de koloniën
als van geen praktisch nut op dit oogenblik.
In de flnancieele paragraaf zag de heer Wert
heim onoprechtheidomdat zij zegt dat de
financicole toestand de aandacht der regeering
schijnt te blijven vei dienen.
De commissie ontkende dit. Zij kent de ge
gevens niet om te kunnen spreken, maar wilde
tegen da zeer optimistische voorstelling in de
Troonrede waarschuwen.
De minister van binnenlandsche zaken ont
kende dat de voorstelling optimistisch was.
De Kamer is daarna tot nadere bijeenroeping
gescheiden.
Hat ontwerp-adres van antwoord der Eerste
Kamer op de troonrede luidt:
Sire
1. Dankbaar waardeerde de Eerste Kamer der
Staten-Generaal liet voorrecht, Uwe Majesteit we
derom te midden der vertegenwoordigers van het
Nederlandsche volk te zien, dat zich aan Uwe
Majesteit en Haar doorluchtig stamhuis innig
veiknocht gevoelt.
2. Uwe Majesteit vindt ons bereid tot nauw
gezette overwoging van de wetsontwerpen tot
bekrachtiging dor vei anderingen in de Grondwet.
3. Do modedeeling van Uwe Majesteit aan
gaande Hare zeer bevredigende betrekkingen met
alle megendhedon en aangaande de zee- en de
landmacht, die Haar, zoowel hier te lande als in
de oveizeesche bezittingen, reden tot tevreden
heid geven, werden door ons met belangstelling
vernomen
4. AI kan de toestand van 's lands financiën
jn zoover voldoende worden genoemd, dat geeno
vlottende schuld is in omloop gebracht en voor
het volgende jaar geene buitengewone belasting
behoeft te worden voorgesteld, schijnt hij daarom
niet in mindere mate dan vroeger do aandacht
der regeering te blijven verdienon.
5. Van harte, Sire, veroonigen wij ons met
den wensch dut de weikzaamlieden, die ons in
deze zitting wachten, onder Gods on misbaren
zegen strekken mogen tot welzijn van het Vader
land.
Geloofsbrief van den heer jltr. II. A. D. Coenen.
Uit bet rapport der commissie blijkt dat liet
bezwaar van jhr. O.Van Nispen tot Pannorden,
lid der Staten van Gelderland, wonende te Zeve
naar tegen de toelating van den heer Coenen
dit is»dat, naar zijn bescheiden oordeel, in de
jongste zitting der Staton van Gelderlanddd.
8 September 1887eene uitlegging en toepas
sing zijn gegeven aan art. 73 der provinciale
wet, die min juist zijn."
Na overweging van dit verzoekschrift en van
de daarbij overgelegde bijlage (de aanteekenin-
gen van het verhandelde) is de commissie tot
dc slotsom geraakt dat het eenige daarin tegen
de toelating van jhr. II. A. D. Coenen geopperde
bezwaar niet opgaat.
Dat bezwaar betreft de beweerde min juiste
uitlegging en toepassing, in de gemelde zitting
der Staten van ^Gelderland, gegeven aan art. 73
der provinciale wet.
Echter behoort naar de mcening der commis
sie do vraagof die bewering juist is bij de
beoordeeling van den geloofsbrief van den heer
Coenen buiten aanmerking to blijven.
Eon onderzoek toch naar de juiste toepassing
van het bedoelde artikel zou slechts dan te po
komen, wanneer er aangaande die toepassing door
de Staten van Gelderland een besltul ware ge
nomen. Dit echter is niet het geval.
Want wat is geschied? Nadat bij oene tweede
vrije stemming nog geeno volstrekte meerderheid
verkiegen was, werd krachtens art. 83, 2e lid
der provinciale wet, de stemming bepaald tot de
twee personendie bij de tweede stemming da
meeste stemmen hadden verkregenzijnde jhr.
II. A. D. Coenen en jhr. F. X. J. Van Nispen tot
Pannorden.
Uit de notulen blijkt, dat er heeft plaats gehad
eene gedachtenwisseling over de beteekenis van
art. 73 voornoemd en dat enkele leden hun voor-
Vrij naar GUSTAVE TOUDOUZE.
Bekroond door de Fransche Academie.) t
i-b
Door oen rood venstertje.
Claudino wierjj' vader' Je'an baar vriendel'jksten
blik toe en veegde Triet'h'aar "boezelaar de oogen
X 'ff ,1, J, w J 4
- Het doet mil altijd goed.'alsdk dat geval nog
cans mag vertellen, en ik maak zoo* graag 'eon
■praatje mot je, 'Claudine!'Als" ik zoVlang op het
kerkhof geploeterd heb/ dat ik'-er zelf haar van
word, dan is 't mij zulk een opfrissching om in 't
■voorbijgaan' hier even in te kijken/Een vriendelijk
gozicln, een lekkere geur,' die den near ie gast
•doet gaan, en 't blinkt je hier alles tegen
•of 'tgoud was! 'kZou mij wel kunnen schoren
in de deksels vai je pannen.
Claudine was lang niet ongevoelig voor zulk een
vleierijtje.
Ja, netjes is t' in mijn keuken, antwoordde
zijdat durf ik zeggenmaar 't kost ook heel wat
werk om 't zoo te houden 1 - En zij zag met
kennelijk welgevallen rond,
En 't ruikt hier weer goed ook 1 zei vader
Jean- do dokter zal smullen.
Claudine sprong op, alsof haar een wesp stak
Daar brandt me de saus aan 1 Dat komt nu
•van mijn gebabbol, en 't vuur gaat maar doornu
zal alles bedorven zijn.
Och, och, en daar ben ik nu de schuld van
riep vader Jcan spijtig. Dag Claudine 1
Zoo, ga je al w'eg
Wel, ik-maak hier. maar ongelukken.'tIs
beter dat ik mijn biezen pak.
Och, 't loopt al goed af. Ik heb 't alweer in
orde.
Ik weet er gelukkig raad op, als 't niet to erg
is.
En dan, Claudine, denk om de booze tongen 1
De buren konden 't wel eens verdacht vinden, dat
>la doodgraver zoo dikwijls met de keukenmeid van
den dokter praat 1 - En hij begon hartelijk te
lachen over zijn aardigheid, of, beter gezegd, hij
had, torwijl liij in den tuin werkte, eens iemand
tot den dokter bij 't afscheid nemen hooren
zeggen»Geef den doodgraver niet te veel werk",
en die aardigheid had hij onthouden en nu op
zijne wijs te pas gebracht.
Maar Claudine fronste de wenkbrauwen - Men
moet met zulke zaken niet spotten, zeide zij
dat is niet goed,
Ocb kom, "t is maar gekscheren, en niet zoo
kwaad gemeend, dat weet je toch ook wel. Ik
moet er soms wel eens oen grap tusschen gooien,
of ik zou een kniesoor worden.
Die mannen 1 Dat lacht met alles 1
Tot weerziens Claudine.
Nacht, vader Jean, geef je kleine een zoen
voor me.
En Jean Faucheux, doodgraver, boerenarbeider
en tuinman, welke katstgemolde betrekking hij
bij vele dorpsgenootcn en ook bij den dokter ver
vulde, kloste op zijn zwaie holsblokken liecn.
Ilij had de vier kruisjes nog niot achter den rug,
maar toch' noemde men hem nooit anders in het
dorp dan vader Jean", vermoedelijk omdat hij,
lang van gestalte, reeds in 'toog loopend gebo
gen ging, en er, overeenkomstig zijn hoofdvak,
zoo echt doodgraverachtig uitzag. Van zijn jeugd
af had hij zijn vader geholpen en was dezen
later in die betrekking opgevolgd. Hij was er dus
al vroeg aan gewoon geworden, en de gedurige
aanraking met de dooden, dat leven tusschen
graven, kruisen, zerken en grafteekens, had dan
ook voor hem geen akeligheid meer. Hij kon na
volbrachten arbeid zoogoed vroolijk zijn en har
telijk lachen als de beste, ofschoon zijn mager,
heenig en geelbleek gelaat er van nature niet
blijmoedig uitzag. Ilij bad dan ook, ondanks zijn
allesbehalve vermakelijk beroep, een vrouw* ge
vonden, en was vader van een lieven jongen ge
worden. Dat kind was door dokter Lambelle gered,
cii Jean Faucheux was hem daarvoor zoo dankbaar,
dat hij 't ronde venstertje niet kon voorbij gaan,
zonder met Claudine, die zijne gevoelens van ver
eering en gehechtheid voor denzelfden persoon
zoo volkomen deelde, een woordje te wisselen.
Zij zette nu ongestoord de toebei cidselen voor het
maal voort, of liever, zij treuzelde, omdat dc