g|11
Binneniandsche Berichten
SCHIEDAM, 17 November 1887.
Wordt vervolgd.)
philosophie, geschiedenis en staatswetenschap
pen, literatuur enkuustgeschiedenie, classieke
i&leo, Noordschc en niéuw Europaesche talen.
I I A L I E.
In de troonrede■waarmede de koning
gisteren de zitting der Kamers opende, zegt
tig dat zijn hart van vreugde vervuld is, Italië
eterk te zien door zijne wapenen en zeker
van zyno bondgeooolen. -,-
Het is bevriend met al de regeeringeu, en
wint aan invloed in het groots gezin der
volkeren, terwij! het eene lyn trekt met de
groóte mogendheden, Italië kan zich zonder
■nadeel wjjden aan de binneniandsche her
vormingen.
De troonrede kondigt; verder talrijke ont
werpen, aan o. a. de unificatie van het straf
wetboek, hervorming van het strafstelsel enz.
Hy vroeg pertinent, welke redenen nu nog
motiveerden de vasthouding aan het besluit
tot uitzetting dér heeren Sol en De Sturler.
Morgen voortzetting'van hét algeineèn debat.
De minister van marine wenscht, alvorens
den bouw van de tweede op de begrooting
voor 1887 toegestane torpedoboot en de ver-:
vaardipiDg der werktuigen voor de in dit jaar
op 's rijks werf té Amsterdam te bouwen twee
torpedobooten, aan de particuliere industrie
hier te lande op te dragen,- de uitkomsten af
te wachten van de by particuliere inrichtingen
in aanbouw zijnde booten.
Dezelfde minister kennendedat het
administratief personeel van het korps mari
niers betrekkelijk uitgebreid is, zal eerlang
eene proef instellen om tot bezuiniging te
geraken.
Ook vermeent die minister, dat inderdaad
's lands belang voor de opheffing van het
loodswezen in het Friesche zeegat pleit, en
uat daartegen uit het oogpunt van handel
en scheepvaart geen 'overwegend bezwaar
bestaat.
Sedert 1873 tot 1881 hebben de kosten,
v.'elke de oorlog tegen en de bezetting van
Atjeh hébben veroorzaakt, bedragen ruim 98
millioen gulden. Na 1881 zyn de uitgaven
als gewone beschouwd. De minister van kolo
niën is niet ontevreden over de uitkomsten
van het sarnei,trekken onzer troepen in het
vijandige land. Veel geluk heeft de vijand niet
by zy n pogingen om ons afbreuk te doen. De
minister wil der halve onze tegenwoordige stel
ling handhaven.
Naar wy vernemen, is de ziektetoestand
van den heer O. baron Van Wasseneer van
Catwyck zeer verergerd.
Naar aanleiding van de jongste mailbe
richten over de gebeurtenissen in het land
schap Padang, ter oostkust van Sumatra, wordt
aan de JT. R. Ct. inededeeling gedaan van
een particulier telegram, gedagteekendTebing-
Tmggi 6 November, waaruit blijkt dat een
tocht tegéü 'dé rajahs mét'goed gevolg be
kroond "is.:
Dit is alzoó het derde beiaogryk succes in
Indië van de laatste weken,
(Jit Den Haag wordt aau de Zvtph. Ct. eene
beschouwing gezonden over de koloniale poli
tiek van deD ministerSpreoger van Eijk. Daarin
leest men o. a.
Wat op my vooral een zeer oogunstig^n
indruk heeft gemaakt, is 'a ministers antwoord
op "de. opmerking van hel verslag, dat ernstig
gedacht mo'-t worden aan verhooging van het
pachtlnoo ten belmeve van de kolfieielende
bevolking. Het is bekend genoeg, dat er zelfs
in de jaren, waarin de oogst voordeelig uit-,
viel, zoodal het gouvernement op 8 a 900.000
pikols kon rekenen, streken waren, waar de
arbeid der'bevolking in de koffietuinen ge
middeld niet meer opleverde dan 3 lot cent
per-dag, ja dat op sommige plaatsen' dat cyfer
nog" niét- ééns bereikt werd. En die toestand
is uit, den nard der zaak veel slechter ge
worden, nu wy het tydperk der slechte oog
sten zijni ingetreden. Volkomen terecht schreef
enkele weken geléden de Standaard: Gebrek
voor de bevolking in de kolliedistricten is in
het vooruitzicht.' Op een oogst als van het
vorig jaar kreeg de bevolking nog ruim tien
millioen aan plantloon, thans daalt dit plot
seling op drie eu eon half millioen. Alzoo eèn
gezin, dat een vorig jaar nog f 1Q0 aan geld
iode, int nu slechts f 35. Denk u dat in Hol
land. Uw traktement va» f 24UÖ op 8QO,
van f900 plotseling op f300 ingekort. "Van
tien gulden in de week opeeus verlaagd op
drie. Erger dan eeo Napoleontische tierceering.
Maar voor dat alles schynt de minister
geen gevoel té hebben. Als de kolfiepryzen bij
de geringe productie even laag waren gebleven
als voor vyf jaar, zou hy met de handen in
't haar zitten, en oodanks zijn,groot financieel
talent moeilyk een middel vinden om zijne
begroeting eenigszins frisoenljjk te doen slui
ten; maar nu het g-j wil dat de staat aan
hooge prijzen terugkrijgt wat hij aan quan-
titeit van product moet missen, na blijft de
minister optimistisch als altijd en denkt hy
er zelfs niet aan om van die hoogere prijzen
althans een kleio dèel aan do plantende' be
volking toe te kennen. Als de cultuurplannen
planner, die voorbamelyk ten doel hebben
Het planten vaa koifis op slechte giouden
tegen ta gaan -zullen zijn uitg'evoeid, zal
de belooning niet langer onbillijk zijn, zegt
de minister; Een schrale troost inderdaad voor
de honderdduizenden, die thans te weinig
kr'ygen en gebrek lyden. Bovendien is het
geinakkelyk in te zien dat die cultuurplannen,
hoe mooi up zich zelf, een onvoldoend loon
niet voldoend zullen maken. Maar al ware
dat alles zoo niet -— een feit is het, dat'op
dit oogenblik de staat, ondanks de koffie
bladziekte en andere oorzaken, nog evenveel
uit de kolfie maakt als vroeger en'de be
volking, welke du arbeid verricht, meer dan
de helft minder; En nu behoeft "men toch
werkelijk geen, Indische specialiteit te zijn om'
in te zien, dat het schreeuwend onrechtvaar
dig is uit de opbrengst der kolfie nog een
exba potje te maken voor het moederland,
zoolang de koffieplanteode inlanders zon-slecht
betaald worden. Neen, minister van koloniën,
al waart gij nog tienmaal knapper, dergelijke
politiek' is niet te verdedigen, en ik hoop van
harte dat de Kamer, die volgens de Standaard
reeds «morsdood" is. nog genoeg levonskiachl
zal bezitten om tegen zulk ooi echt te pro-
testeereti
Het bericht dat de heer'Willink Keijen
zou worden vervolgd, wordt door het Utr.
Dagblad ten stelligste tegengesproken.
Iu het. iF.v v. d. D. lezen wij het volgende"
ingezonden stuk
Mijnheer de Itcdactetir.
In uw nummer van don I2n jl. vraagt ge aan
de autoriteiten eonig licht val is 't slechts-
dat van een nachtpitje" naar aanleiding mijner'
gepubliceerde wederwaardigheden bij bet Indische'
leger. Zij komen u als leek ongeloofelijk voor, en
terecht vraagt go inlichting alleen ben ik zéker,
dat uwe Redactie aan 't verkoorde kantoor klopt,
én zo u van do govraagde zijde nimmer zal ge
geven worden.
Nu zou ik mo hiervoor wel willen aanbieden, én
U, in stede van met een nnchtpitje, met een
fiambouw willen voorlichten; maar go zoudt
mogelijk antwoordengij preekt voor uw parochie;
roet die inlichtingen durf ik bij roijn lezers niet
aankomen, zij wenscben een zuivere bron;
en met alle deferentie enz. enz(Jwe Redactie:
is to beleefd om do rost to zeggen. Ik begrijp-
dat, en houd dus mijn inlichtingen voor me.
Mag ik u echter verwijzen naar een zeer goede
én officieele bron, die U zal schadeloos stellen
voor het zwijgen der autoriteiten aan vvien gr
iniichtingen vraagt?
Op bladz. 171 dor «Handelingen" vnn de
Tweede Kamer der Staten-Goneraal, 14e zitting,
dd. IC Nov. 1886, 2e rubriek, regel 27 è.rv,',
zegt het Kamerlid Mr. Van Gennep, naar aan
leiding mijner beschuldiging vlk heb wel erger
znken bijgtwoond." Hij spreekt uit'zijn onder
vinding nis praklizijn aan bet hoog militair ge
rechtshof sin der tijd heb ik zelf, in een request
aan de hooge rogecring, voor oen officier een
klucht moeten indienen tegon een generaal die
valsche stukken in een geding had overgelegd
niets minder namelijk dan processen-verbaal van
getuigenverlioorcn. die eerst na vertrek van de
boot, waarmede zij waren overgebracht, waren
afgenomen. Ik heb 'een geval gekend van een
majoor, die in een krijgsraadzaak tegen een
mindere gotuigenis moest afleggen, en niet onder
eede werd verhoord, omdat in zijn getuigenis
tegen den betrokken persoon toch geen vertrou
wen gesteld werd".
Dit zegt een volksvertegenwoordiger, en meer
den dat, do heer Van Gonnop, een als eerlijk en
:.indig bekend man. De oppervlakkige lezer ziet
daarin niets meer dan de'heer Van Gennep er
mee wilde aantoonen, n. I., dat die voorbeelden
bewijzen, dat men gevallen van vervolgzucht kan
hebben. Maar de niet oppervlakkige lezer
zooals bijv. de redactie vun dit blad zal hier
het verlangde licht roods vinden, en mij
mogelijk veroorlooven, dat ook voor sommige1
vluchtige lezers evon te doen schijnen,
Hadden we hier enkel met dien generaal, ei)
niajoor te doen, dan zou men kunnen antwoor
den nu ja, wat beteekent dat, schelmen vindt-
men overal! Doch niet bij Hen of hun handeling
zit het zwaartepunt der ondervinding van don
heer Van Gennep. Die majoor werd niet toegelaten
tot den eed, en door wie niet? Door een
krijgsraad.
Die zevon officieren van dien raad kenden en
signaleerden hem dus als oen man, wions woord
niet alleen, maar wiens eod zelfs onvertrouwbaar
wastoch was en bleef die man hoofd
officier in het Nedcrlandsch-Indisch leger I
En 'die generaal, welke hot proces-verbaal der
nog niot gehouden getuigenverhooren maar vast'
vooruitzond? Dat was een schelmZeker, maar
ook ddt is het ergste niet. Die generaal moest
overtuigd zijn, dat hij later de getuigen kon
laten zeggen hetgeen hij in het proces-verbaal',
had vooruitgozonden. Die getuigen zouden dat-
doen onder aanroeping van God Almachtig, en
onderhen bevonden zich officieren, terwijl het
proces was gericht tegen een officier.
TWEEDE.KAMERDERSTATEN-GENERAAL,
Zitting van 16 November 1887.
In deze zitting werden aangenomen de wets
ontwerpen: tot verhooging van hoofdstuk II
wier staatsbegrooting voor 1887; tot verlenging
van den termijn betreffende het heffen en
verzekeren van invoerrechten gd accijns in; tot"
wijziging van hoofdstuk VIII der staatsbegroo
ting, dienst 1886, en tot bekrachtiging van
prov. belastingen.
Bij het algemeen debat over de Indische
begrooting, drongen de heeren Cremer eo Van
„Gennep aan op de invoering van plaatselijke
en gewestelijke besturen. Bovendien verlangde
de heer Van Gennep opheffing van den uit
zettingsmaatregel, toegepast op de eigenafen
van het landgoed Tjiomas.
De heer Kielstra keurt het vasthouden aan
de tegenwoordige gedragslijn in Atjeh goed
eo dringt aao op eeoe stelselmatige, vrede
lievende annexatie.
De boer Vau Baar vroeg financieels ophel
deringen.
De heer W. Van Dedem achtte ook dé
inrichting vaa het Indisch bestuur hoogst
onvoldoende.
De heer Rooseboom drong, aan op het
hooien van deskundigen bij da samenstelling
dér, organisatie van de infanterie.
De minister vau koloniën waarschuwde den
ommekeer iu het Indisch bestuur niet te be
handelen zonder een weloverwogen plan. De
bezwaren tegen deceatralisati» bleken steeds
overwegend. Overwogen wordt eene regeling
omtrent het verleenen van verlof aan Indische
ambtenaren buiten ziekte, In de Tjiomas-zaak
moet de gouv.-gen, beslissen.
De heer Van Houten verklaarde dal alleen
•Ie exceptiooeele omstandigheden, waarin wy
«erkeeren, beletten de liberale koloniale politiek
nader te verdedigen, speciaal eene admini
stratieve decentralisatie in Iodig en een geleide-
lyke opheffing der koffiecultuur. Die decentra
lisatie achtte b|j stellig wenschelyk en mogelijk.-
en dat zij met^eerbied opzag tot dien bescheiden
geleerde, wiens geheele leven toewijding aan het
lot van anderen, zelfopoffering en weldadigheid
geweest was.
Een oppervlakkig beschouwer zou dat niet ach--
ter. den eenvoudigen man gezocht, en mogelijk
een gering denkbeeld van hem opgevat hebben.
Hij droeg zijn kleederen af tot op den draadhij
ging stil zijn weg, had een afkeer van alles, wat
naar reclame zweemde, en sprak nooit van zich
zeiven, hoewel 'them niet aan stof ontbroken
zou hebben, want hij was zoowel door zijn dege
lijke kennis, als groote ervaring en helderen blik,
een geneesheer bij uitnemendheid.
Men moest .niet op zijn uiterlijk letten, maar
men had hem slechts in de zwarte, levendige,
diepdenkende oogen': té zien, om al dadelijk over
tuigd te zijn, dat men geen alledaagsch man
voor zich lod.
Mevrouw Larobelle wist dit, en wellicht nog
beter dan iemand anders, want Fougerin ging
voel met haren echtgenoot om, kwam hem dik
wijls ook te Hay bezoeken, en had daardoor veel
van zijne belangrijke reizen in Mexico en Brazilië,
van zijn werken, en ook van zijn leven gehoord.
Hij had een moeilijke loopbaan achter zich en
veel geleden. Kerst had hij zijn vrouw verloren,
later zijn eenigen zoon, slechts twintig jaar odd,
doch die reeds veel ^beloofde; Dat alles had hem
voor de. wereld, in den gewonen zin, dood ge
maakt, maar daarentegen geheel doen leven voor
al wat zedelijk of lichamelijk leed.
Toen bij persoonlijk niets meer had om lief to
hebben en gelrxkig te maken, wijdde hij al zijn
gaven van hon'd en hart aan anderenzijn weten
schap, zijn' kennis, zijn ondervinding,'zijn tijd en
krachten, blies behoorde aan hen, die er behoefte
aan had Jen.
Zt>!k een man moest invloed, moest overwicht
or/Jeanne hebben, en de uitroep; «gij zijt zoo
innig góed!" kwam met de volste overtuiging uit
bet diepst van haar hart.
Ik heb voor Gaston een beurs gekregen, en
daardoor kan hij nu kosteloos op 't «Collége
Sainte-Barbe" geplaatst wordon. -
danken. Hare tranen '.loeiden wel, maar zij wa
ren niet smartelijk.
En zal hij er spoedig moeten zijn?....
vroeg zij.
Aanstaanden Maandag kom ik u vroeg halen,
dan brengen wij hen» sanien naar Fontcnny-aux-
Rosesdaar is, zoo als ge weet, het «Collége-
Sante-Barbe" gevestigd. .Gaston zal 't cc goed
hebben, on de lucht is er ook uitmuntend voor
zijne gezondheid. jl-;
't Was reeds 'Donderdag. Jeanne telde/'op de-
vingers -
Vrijdag, Zaterdag, Zondag: dus nog drie
.dagen!:---
Dat blijft dan zoo afgesproken, niot waar
zei Fougerin. lk kan Maandag komen.' Dan.
zal ik er mijn praktijk naar schikken.'
Zij drukte hem stilzwijgend opnieuw de bandr
want zij was te zeer aangedaan om te antwoorden»'
diep aangedaan, gevoelende wat deze nieuwe op
offering en - zelfverloochening haar kostte;
Ben ik dan niet zijn voogd, en moet ik dan
niet zijn vaderlijke vriend zijn En daarom ben
ik zoo dikwijls genoodzaakt oogenschijnlijk hard
jegens u te wezen, en gevaar te loopen u bitter
verdriet te doen. Maar ik verzeker u, wat ik doe,
doe ik om uw en om rijn bestwil, lk heb maar éen
doel, éen wenschu waarlijk nuttig te zijn, u bij
te. «taan en u den moeilijken weg,.dien gij.te
begaan hebt, té banen, en Gaston op te voeden,
.zooals zijn valer 'tzou gedaan hebben. Gij weet
wel, ik zou niet anders kunnen handelen, hoeveel
moeite 't mij ook dikwijls kost uwe liefste wen-
schen te moeten wederstreven. Gij zult mij nu
jjok wel zeor hard vinden, maar dat mag mij
niet beletten te doen wat gedaan moet worden.
Ik mag niet zwak zijn, en ik ben crzeker vanlater
zult gij er mij voor danken.
Terwijl hij zoo sprak, zag Jeanne hem aan mét
«•h blik,'waarin duidelijk te lezen stond dat zij
hem als' baar meerdere erkende en waardeerde,
_4at zij bereid was te doen wat hij noodig achtte,