HAAGSCHE SCHETSEN.
ziin-
t* M. de koning heeft de koninklijke zil
veren medaille toegekend aan de heeren:
A. K. Zweede, fregat Burgemeester Schorer,
readers W. L. v. Leeuwen en Van Rug ven,
te MiddelburgJ. F. Graadt van Roggen, stoom
schip Prins PrederiJc, "reeders stoomv.-maat-
schappij «Nederland", te Amsterdam; S. Otto,
stoomschip Zuid-Bolland, readers stoomv.-
maatschappij «Rott, Lloyd", te Rotterdam, als
erkenning van hunne verdiensten in het
houden van eene reeks van uitmuntende
meteorologische journalen, bij het kon, Nederl.
meteorologisch instituut ingeleverd.
De medailles zullen hun worden uitgereikt
Zoodra zij zullen zjjn ontvangen.
Volgens opgave van «Bureau Veritas"
zjjn in de maand Febr. 1888 verongelukt 101
zeilschepen, alsvan
Duitscbland 13, Amerika 19, Engeland 35,
Oostenrijk 2, Denemarken 1, Spanje 1, Frank
rijk 6, Griekenland 1, Nederland 3, Italië 4,
Noorwegen 11, Rusland 1, Zweden 4; hieronder
Zijn begrepen drie schepen als vermist opge
geven.
Door stranding verongelukten 54, door
«anvaring 7, door brand 6, gezonken zjjn
st 4, verlaten 10 en afgekeurd 17.
In dezelfde maand verongelukten 10 stoom
schepen, als: van Engeland 6, Frankrijk 1,
Noorwegen 2, Rusland 1, waaronder éen als
vermist opgegeven.
Door stranding verongelukten er 7 en
4oor aanvaring 2.
Te Groeolo woedde Woensdag een vrjj
hevig onweer. De bliksem sloeg in den toren
ven de herv. kerk, waardoor deze vlam vatte,
JBoven in den koepel had zich het vuur vast
gezet, waardoor het allengs grooter werd. Aan
blu8schen viel, daar het vuur veel te hoog
zst, met de spuit niet te denken. Een drietal
moedige mannen (Van Hal, timmerman;
Rondeel metselaar, en Kiezebrink, R.-k.
koster,) klommen met levensgevaar naar boven
on mochten, na een half uur krachtige inspan-
ping, het genoegen smaken het vuur gebluscht
t hebben.
De koepel is gedeeltelijk uitgebrand. Voor
het overige is aldaar geen schade aangericht.
In den ouderdom van 92 jaar is te Oude-
Pekela de oud-strgder bjj Waterloo H. S.
Koning overleden.
De opperheerschappij van de stembus is gedaan
oen heerschappij van korten duur, maar erger,
pretentieuzer nog dan die der mode l Lieve hemel
ik bad de vorige weck geen moed genoeg tot
hot opstellen eener schets, en mijn lezers
vermoedelijk niet tot lezenwe deden allemaal
zoo verbazend aan de politiekhooge politiek
waann van iEigen Hulp" kwam, en van veel
pan armelui gevenen van een prinsje, dat in
f
4er omstanders van deernis met den lijder brak.
Gaston, in een leuningstoel voor den baard geze-
,ten, gevoelde noch vermoeienis noch geneigdheid
_jtOt slapenhij hoerde van tijd tot tijd de geregelde,
.rustige ademhaling in het aangrenzend vertrek,
•Sedert bij zich eenmaal had ter ruste gelegd, had
Pierre Chavreux nog geen enkele beweging ge-
maakt, uitgeput door de vermoeienis van de vori
ge nachtwake.
Nu en dan stond Gaston op om bij 't schemer
licht van 't nachtpitje naar den zieke te gaan zien,
die in 't halfdonker van de alkoof onophoudelijk
met een benauwenden droom scbeen te worstelen.
Soms kwam een scherpe klaagtoon over de bran
dende lippen van den ziekedan was Gaston dade
lijk bij de band om ze met een penseel, ineen
verfrisschend vocht gedoopt, te laven, 't Klagend
geluid hield even op, maar werd dadelijk weer door
ijlen vervangen,en de gedachten spookten weer
wild en snel door de ontstelde hersenen. Dan
waren de handen geen oogenblik stil. Nu tastten
de vermagerde vingers,naar dekcel, dan grepen
Zy het dek, dan den hemdsboord. Daarop volgden
een prinsesje veranderde, voór'het nog geboren
was(aan dit laatste feit heb ik tot mijne
verbazing ook meegeholpen, want een beetje
liberaal ben ik wel), enfin, we deden dan allemaal
zoo geducht aan de politiek, dat we one ach tig
waren over iets anders te schrijven of te lezen.
Maar komaande stembus heeft recht'van
bestaan, zoogoed als elk ander ding, dat de
mate onzer burgerlijke en staatkundige welvaart
wil komen vermeerderen. Als de uitkomst niet
precies aan de hooggespannen verwachting beant
woordt; als, in casu, vier kostelijke jaren ver
loren dreigen te gaan in gekibbel van partijen,
die zoo tamelijk elkaar het regeeren zullen onmo
gelijk maken, dan is de zaak zelf, die stemrecht
heetdaarmee nog niet veroordeeld. Dan4 blijft
er alleen te wenschen over, dat de strijd in het
vervolg laat ons hopen, binnen vier jaren
met wat meer waardigheid worde gestreden, dat
er wat beter onderscheid worde gemaakt tusschen
personen en zaken, onverschillig tot welke richting
die personen behoorendat de glas-assurantie
maatschappijen niet behoeven te boven...?
Maar nog eens, komaanDe hooge politiek
zoowel als de politieke tinnegieterij beeft afgedaan.
En nu ik het weer durf wagen een minder
ernstig gezicht te zetten, nu herinner ik me
sommige kleine détails van dien zwaarwichtigen
verkiezingsdag, van dien niet minder belangrij
ken herstemmingsstond, en ik krijg lust om me
vroolijk te maken. O, die benepen gezichten van
sommige goede lieden, die voor de eerste maal
het heilig kiesrecht gingen uitoefenen, en o, die
triomfantelijke gezichten dierzelfde lieden, als zij
hun burgerplicht vervuld hadden en lotgenooten
tegenkwamen, wien nog de angst uit de oogen
zag over hetgeen er in het kieslokaal met hen
stond te gebeuren I Waarachtig, ik heb in de
wachtkamer eens kiezentrekkers minder benauwd
heid voor de dingendie komen zouden, gezien.
Maar sta vast I Want diezelfde benepen gezichten,
die nu eenmaal ervaren hebben dat \et uitoefe
nen van hun stemrecht vniksnimmendal" is(histo-
risch), zij zullen voortaan wellicht van hun recht
eene leuze maken, zoodra er iets in stad of land
niet naar hun zin gaat, evenals de oolijkedienstmeid
uitDickens' Kerstvertelling, die nooit hare handtee-
kening ergens onder gezet had, en, toen ze ein-
deltjk eens tot deze plechtigheid toegelaten werd,
door het dolle heen raakte en een zonderlinge manie
kreeg, om op en onder alles harehandteekening
te plaatsen. Maarten derden malekomaan 1
Men is nooit meer in staat tot overdrijving,
dan wanneer de lachspieren in beweging komen
spiegelruiten loopen er evenwel geen gevaar bij,
en de tijd is er tegenwoordig naar, dat men geld
zou geven om iemand te zien, die van harte
lachen kan. Nog een paar weken, en de Kamer
van Honderd, de lang verbeide, zal hare zittingen
gaan houden: voor een causeur 'n vooruit
zicht om van te watertanden! Ik hoop het ge
noegen te hebben, mijn lezers alsdan een serie
Binnenhofsche studietjes aan te bieden van de
honderd mannen, wier regeeringsbeleid, althans
voor mij, stumper in de politiek, thans nog een
raadsel is.
weder oogenbhkken van verademingde benauwd
heid scheen te wijken, de zieke strekte, zich uit
en bleef eene wijle onbeweeglijk liggen.
Dan stond Gaston haastig op, denkende dat het
einde nabij tv as: maar weidra keerde de onrust
in nog grootere mate terug.
Tegen den morgen duurde^ die verschijnselen
van roe'loosheid langer, en Gaston ging naast't
ziekbed zitten, zoodat hem gqen beweging, geen
woord van den, lijder kon ontgaan.
'tWas omstreeks vier uur. De wind was be
daard, deed zich nog maar nu en dan hooren en
blies even de smeulende vonken in den haard aan.
Gaston, minder vermoeid door lichamelijke in
spanning dan wel door denken en opletten, liet
het hoofd al meer en meer op de borst zinken, en
viel daarna achterover in den leuningstoel. Maar
eensklaps sprong hij onthutst op, en met wijd ge
opende oogen b|ikte hij naar da alkoof. Hij meende
iets vreemds te hooren
En Gaston bedroog zich niet.
i w Wie is daar <jverdj duidelijk gevraagd. t
Was dat de stem van den lijder? Was het
Voor ditmaal 'heb ik lust een weinig nieuw*
Hollandsch te schrijven.
«Onder haar voeten iicht-zwartte de pad-breedte
voort. Haar blikken vlotten neêr, maar de grond
trok ze vooruit, breed-zwart vooruit, glans-zwart
vooruit, heen-zwartend tusschen het stijgende
gras-groen, voort-afstandend tot achter in den
tuin. Zij was bang voor de ruimte tusschen haar
en den afstand; liep zij, dan voelde zij den grond
weer achter haar, ver, wech, wech onder haar
voeten, en de ruischende ruimte van licht-lueht
en de zwaar-roerloosheden der opstanden. Maar
het pad trok haar geloovende oogen verder, over
een kabbeling van gelig-zwart voort, tot zij stuit
ten tegen den opsteigenden gezichteinder; daar
dwarrelden de verre hooge heesters omhoog, en
joegen door-een, en dansten van groen, licht
groen opspringend en borend hun spelende wild
heid door het lage neerdruischendeblauw: JozefI
Jozef!
Mathilda keek langzaam in de rondte, met ver-
fietsende oogen. Alle boomen stonden luid in de
hoogte, in heffende ops tamping gestooten naar de
lucht. Alle heesters krioelden hun groene zenuw-
netten in dikke dof-verstijfde groenvlammen tus
schen de boomen door, schuim tegen elkaór in
stijgend, op-schreeuwend tegen den blauwen
middag; maar hoog van de boomentoppen we
melde in hitte-zilveringen, en kokende goud-geel-
waseming tot de gloeyende blauw-bekapping,
waarin de laatste wolkendradingen wechsluyerden.
En over de buigende boomen geleden en beefden
de goud-blauwingen tot Mathilde. En achter haar,
van de verre geetstoffing van den weg, waarin,
door de gaten der hooge groenmassaas pakken
hittehcht neêi sidderden en doodreutelden op bet
platgebrande wit van den grond, kwamen, om
stuwd door de breede kreten van betwoestdar-
telende hees terg roen om de blank-glansende stuk
ken huizengevels, de hooge iepen op haar aan,
klem in de verte, maar grooter, grooter wordend,
man aan man, met hun dikke, warme stammen,
grooter, breeder, hooger, en eindelijk opstaand
achter haar, bij haar, in éen geweld van ge
luidloos leven, éen staan van groene krachten,
éen gestolten klimming van wil en van daad.
En de hoogheden der boomen en de heete
begeerten, die aanrolden kletterend geel over den
weg, drongen Mathilde, vóór de sparrengroep
heen, op het groote grasveld vóór het huis."
Begrepen, mijn lezeres enlezer? Dit is nu
nieuw-Hollandsch. Deze regels komen voor in het
boek: «Een Liefde", van L. v. Deyssel, den veelbe
sproken roman der laatste dagen.
Ik heb deze regels niet geciteerd om daarmee
een oordeel over dat boek uit te spreken
want tot heden was ik niet in de gelegenheid
het te lezen. Dit is eerlijk gesproken. Mijn
citaat is genomen uit den Nieuwen Gids van
1 Febr. van dit jaar, uitsluitend met het doel
de dolle woordvorming, de dwaze samenkoppe
ling van elkaar uitsluitende, elkaar opheffende
begrippen aan te toonen.
bewustzijn dan teruggekeerd Staroogend bleef
Gaston luisteren, 't Was werkelijk zoo de dokter
had de oogen wijd geopend en keek onderzoe
kend rond.
Ik ben het, ik, Gaston.
En meteen stak hij een kaars aan, die op een
tafeltje bij het bed stond.
Fougerin zag hem met kennelijk bewustzijn
aan, maar zonder de minste beweging te maken.
Hebt ge mij wat te zeggen, lieve voogd, of
wil ik oom Chavreux roepen
Neen, mijn jongen, u moet ik hebben, her
nam de stervende met moeite.
Gaston ging op de knieën bij het bed liggen,
om met zijn oor dichter bij 't hoofdkussen te
Ztjt gij alleen, Gaston
tJa, geheel alleen.
Dat is goed. Ik heb wat op het hart, beste
jongen.
En de grijsaard werd blijkbaar met ieder oogen
blik helderder van gee$t. .Voordat hij verder sprak,
zag hij nog eens om zich heen, verzamelde
Verre hooge heesters, die somhoog dwarrelen!,
en svan groen dansen"; boomen, die jluid iip
de boogte staan", en in «heffende opstamping.
naar de lucht gestooten worden"; heesters, dis
er «groene zenuwnetten" op na houden en deze'
zenuwnetten zin dikke, dof-verstijfde groenvlam
men --ïsschon de boomen door krioelen"; een
«gewald" van zgeluidloos" levenhet is
alles even onbegrijpelijk gevoeld als onverstaanbaar
ingekleed. Het is gekkenhuis-stijl. Het is onzin,
Nog eens, ik laat het boek rusten; ik hoor
dat er veel goeds in is, en als dat waar is, zal
ik de laatste zijn om het te verkleinen. Ik heb
het hier alleen over dentaal. Mag men den
recensent in den Nieuwen Gids gelooven, dan
zijn de zsensaties" in dit boek nieuw, indivi
dueel. Dan beeft de schrijver, om die sensaties
uit te drukken, nieuwe woorden noodig gehad,
zdie hij dan ook bij honderden maakt." Alle»
goed en wel. Maar tegen de nu volgende mee
ning van genoemden recensent dient protest
aangeteekend
zDe taal, als de natuur, begint te leven onder
zijn (des auteurs) handen, en wat de geleerden,
met zóó pijnlijke moeite, door de eeuwen, hebben
vastgezet, gooit hij om, met éénen slag, in bet
hevige willen van zijn kunstenaars-temperament."
Dit is onwaar. De taal van Van Deyssel leeft
niet, maar is dood. Dood in haar wonderlijke
vreemdheid. Deze taal moet den schijn hebben,
alsof zij uit do pen des auteurs gevloeid, ge
stroomd, met kracht en wildheid gestroomd is;
in de werkelijkheid echter maakt zij op den
vermoeiden lezer den indruk van een wurmen
en tobben van den auteur, van een kunstmatig
in elkaar passen, van een gezoek en gepeuter,
waarbij de ware realiteit op de vlucht gaat.
Ik sta verlegen om de juiste uitdrukking te
vinden voor de wonderlijke manier, waaropeen
uiterst klein clubje geestverwanten met Van
Deyssel meegaat, door dik en dun. Met alle ge
weld willen zij zijn boek zmooi" vinden en zijn
woordvorming zde eenig juiste". Hoeveel kunnen
de letterkundigen van den Nieuwen Gidsleeren
van dien zij hun meester noemen: Emile Zolaf
Ik ken geen fraaier Franscli in de'naturalistischs
literatuur, dan dat van Zola, dien ik gaarne lees,,
zonder met hem in te stemmen. Eene overzetting
van dit Fransch in onze taal is niet allee»
mogelijk, maar zelfs een dankbare taak; ee»
dergelijke overzetting van het Hollandsch van
Van Deyssel in het Fransch zou gansch Parijs-
op stelten brengen.
Onze taal, ik houd het voor zeker, zal zich
aan dien auteur zeiven wreken over het geweld,
dat hij haar heeft aangedaan. De dwaze lof
van eenige weinige geestverwanten kan hem
niet op de been houden. Volkomen onderschrijf
ik de woorden van den heer Róssing ten op
zichte van «Een Liefde":
«Of deze roman neen groote blijdschap, ross,
wit, geel," over den auteur en den uitgever
«zal doen heenvallen", moet de tijd ieeren."
Plox.
zijne gedachten en streek met de hand over het
voorhoofd. Daarna legde bij die op 't hoofd va»
Gaston.
't Is'gedaan met mij, zeide hijmaar ik-
moet mij nog van eene belofte kwijten.
Van welke dan? vroeg Gaston, nog geheel'
onder den indruk van die onverwachte verrijzenis-
uit den dood. f
Gij hebt een geheim, Gaston.
Wie heeft u dat gezegd?
^Openbaar aljes aan uwe moederuw zwij
gen maakt haar zoo ongelukkig en verontrust
haar zoo.
Ik, moeder ongelukkig maken I riep*
Gaston uitMaar, wat bedoelt gij dam
toch?
Uw hart is niet meer vrijgij bemint-
en uwe moeder vreest
Ik beloof u, .boste voogd
De zieke sloot de oogen weer.
a Wordt vervolgde
c -.-,1*1 I r