Armenzorg.
Ruim veertien dagen geleden verscheen
ónder den titel van ^Antipapistische Fel
heid of Protestantsche Plichtsbetrachting, een
Open Brief van den hoogléeraar dr. C. B,
Spruyt aan mr. L, J. G. Van Ogtrop, lid van
den gemeenteraad van Amsterdam". Men her
innert zich dat laatstgenoemde in de zitting
van den raad van 26 October jl. het geschrift
van den hoogleeraarȕo geen geval een
||ltramontaan" sterk had afgekeurd, na dit
ilvoreos in de afdeelingen van den raad te
hebben besproken. De hoogleeraar beaat-
oorddebet verwyt van mr.Ogtrop metboven-
aooemden open brief. Veertien dagen zjjn
dert het verschynen der brochure verloo-
eea tweede druk er vau noodig is ge
iden en wat zegt dr. Spruyt nu in een
rift?
ifschoon Gij geachte Heer in de veer-
dagen, sedert het verschijnen van dezen
jrief verloopen, U niet geroepen geacht hebt in
j^raet te komen tegen mijne beschouwingen,
j'estaat er voor mij toch eene aanleiding aan
jSmtweeden druk eene kleine uitbreiding te geven,
t de U eigene welwillendheid veroorlooft
snij zonder twijfel ook in dit naschrift het
te richten tot U, al zijn mijne op-
gen evenzeer voor het oor van anderen
emd.
ot dus verre heeft de inhoud van mijn brief
weinig eritiek uitgelokt. Toch is de stel-
pdie ik bepleit, van dien aard, dat princi
ple bestrijding moeilijk kan uitblijven. Want
„stelling is:
fDe ullramontaansche staatkunde d. w. z.
(ji staatkunde, die ultra monies, over de bergen,
'hf,het Vaticaan, bestuurd wordt iseendrci-
snd gevaar voor ons vaderland en voor onze
protestantsche vrijheden.
[■Zelfs de anti-revolutionairen, die toch zooveel
pang hebben bij de verdediging van het tegen-
|eel, hielden zich doodstil. Een merkwaardig
Iprschijnsol in een tijd, waarin de beweging ter
jste van 's Pausen wereldlijke macht zoo sterk
tde waarheid mijner stelling schijnt te
kan. Wel moet de blik beneveld zijn van
Protestanten, die thans niet begrijpen dat ons
raderland geroepen is in de staatkundige plannen
Jar iiltramontanen, die de geheele aarde omvat
ten, een der werktuigen te zijn ter hernieuwing
/an mirfdeleemvsclie toestanden. Toch verklaart
Vir. A, F» de Savounin Lohman, die reeds
n 1875 over het ultramontoniswe volkomen in
lenzelfden geest schreef, als ik thans deed, met
jfeen enkel woord of en zoo ja waardoor
hij in dit opzicht van denkwijze veranderd is.
Is de verschijning mijner brochure dan eene
jaak van zoo weinig beteekenis, dat men haar
wegens gewichtiger aangelegenheden over het
hoofd ziet? Ik kan het moeilijk aannemen, als
ik bedenk, hoeveel beweging men over mijne
vroegere brochure gemaakt heeft, terwijl deze
tene verdediging is van die vroegere. Ik moet
het betwijfelen, als ik bemerk dat binnen veer
tien dagen een tweede oplaag noodig werd,
in de wereld der Nederlandsche brochures een
zeer zeldzaam verschijnsel."
De Tijd alleen nam er nota vau en meent
dat, als de heer Spruyt zegt»in geen geval
een uitramontaan", van de katholieken in
Nederland dus geen enkele vrjjloopt. Hierop
antwoordt de hoogleeraar met een aanhaling
uit het »Gioroaie di Ruma" van 19 Juli 4870,
waarin het volgende besluit van het Concilie
was geplaatst:
Wij d. w. z. bisschop Pius, de dienstknecht
der dienstknechten Gods getrouwelijk vast
houdend aan de overleveringen, sedert den aan
vang der Christelijke belijdenis aangenomen, ter
eere van God onzen Verlosser, ter verheerlijking
van den Katholieken godsdienst en tot heil der
Christelijke volken, met goedkeuring van het
heilig concilie
leeren en bepalen als een van Godswege ge
openbaard leerstuk, dat de Roomsche Hoogepries-
tcr, wanneer hij ex cathedra spreekt, d. w. z.
wanneer hij, het ambt van Herder en Lceraar
van alle Christenen bekleedende, krachtens zijn
opperste apostolische waardigheid eene leer over
het geloof of de zeden, als door de geheele kerk
te aanvaarden, vaststelt, door den goddelijken
bijstand, hem in den heiligen Petrus beloofd,
die onfeilbaarheid bezit, waarmede de goddelijke
Verlosser wilde dat Zijne kerk bij het bepalen
der leer over het geloof of de zeden zou toege
rust zijn en dat derhalve dergelijke bepalingen
van den Roomschen lloogepriester uit haar zelve
en niet door de instemming der kerk onveran
derlijk zijn.
Als iemand, hetgeen God verhoede, het mocht
bestaan deze onze bepaling tegen te spreken,
hij zij vervloekt."
De hoogleeiaar betoogt verder, dat zgtie
voorstelling vau de ultiamoutaausche eischen
gematigd was, en licnt deze bewering toe.
Imtuurs zegt hy vol te blgven houueu tegen
Dó Tijddal die eischen door de meeste
Nedeiluudsctie katholieken nooit ingewilligd
zgn. Eu dal wet otn de voor de hand lig
gende reden, dat zy ze uiintner hebben ver
nomen. Hun geesteiyke leidslieden hebben
nooit de loudborstlge tuai van den Eugelscheu
kardinaal Mauning doen huoreo.
Zij zijn er steeds op uit geweest de beteekenis
der ongehoorde eischen, die Pt us IX stelde en
waaraan het concilie na langen tegenstand toe
gaf, zooveel mogelijk te verkleinen. Nooit heeft
znen hun door een duidelijk voorbeeld getoond,
boe moeilijk het is zoowel een ijverig pauselijk
partijganger als een goed vaderlander te wezen.
Trachten wij deze leemte aan te vullen.
Stel dat Leo XIII zijne geloovigen ten kruis
tocht oproept; dat hij verlangt dat zij hem ge
wapenderhand zullen helpen bij de herwinning
zijner wereldlijke Macht, Wie zegt dat eeno der
gelijke oproeping ondenkbaar is, vervalt in een
der door den Syllabus veroordeelde dwalingen.
Immers, de 24sle der aldaar opgenoemde dwalin
gen luidt:
»!)e Kerk heeft niet het Vermogen stoffelijk
geweld te gebruiken, en volstrekt geen middel
lijke of onmiddellijke tijdelijke macht".
Hierbij wordt voor de Kerk het recht om ge
weld van wapenen te gebruiken opzettelijk ge-
ëischt. De Paus heeft alleen maar, bewerende
dat hij ex cathedra spreekt over het geloof, of
wel zich beroepende op de onbepaalde macht ten
aanzien van het Bestuur der Kerk, tot wier
welvaart zijne wereldlijke macht noodig zal zijn,
tot «gewetensplicht" te maken, dat ieder Christen
-zijne wereldlijke doeleinden metterdaad bevor
deren zal.
Wat zou ondor die omstandigheden de plicht
zijn van geloovige Katholieken, die leden zijn
van onzen ministerraad?
Zullen zij ecnige waarde mogen hechten aan
de immers tijdelijke belangen van het
vaderland, als hun eeuwig welzijn en dat der kerk
op hst spel staat Moeten zij niet, ondanks al
hunne vaderlandsliefde, verklarenHoeveel het
ons ook moge kosten het bestaan van het vader
land in de waagschaal te stellen ter wille van
eene zaak, waarmede de meerderheid der staats
burgers niets te maken heelt, onze eerste plicht
is den Paus te gehoorzamen, al zou het vader
land daarbij te gronde gaan!
Aan eene dergelijke mogelijkheid hebben onze
Katholieke landgenooten tot dusverre weinig of
niet gedacht. Overtuigd, en terecht overtuigd van
hun warme vaderlandsliefde, werpen zij het denk
beeld, dat zij in eenig geval togen hun vaderland
partij zouden moeten trekken, als een onmogelijke
hersenschim van zich. Do belangen van den Paus
en die van het vaderland moeten naar hunne
meening altijd samengaanwie do eene dient, die
werkt ook voor de andere; iets wat zonder twijfel
in veel gevallen doorgaat. Zoolang zij nu leven
in de overtuiging dat een botsing tusschen die
belangen niet mogelijk is, mag men hen geen
ultramontanen noemen. Zij zijn geloovige Katho
lieken, wier verbeeldingskracht niet levendig
genoeg, of wier geschiedkundige kennis te beperkt
is om de gevallen te denken, waarin hun vader
landsliefde de vuurproef zou moeten doorstaan.
De uitramontaan daarentegen is de verklaarde
aanhanger eener staatkunde, die wel degelijk de
oppermacht der Pausen over alle staten wil ves
tigen, en die bereid is aan dit ideaal de tijdelijke
welvaart van zijn volk ten offer te brengen. Hij
is een vaderiandsloos man, een wereldburger,
evenals de socialist en de anarchist Hij is dat,
omdat hij meent een booger ideaal te kennen
dan bet welzijn van het volk, waartoe hij door
het toeval zijner geboorte behoort.
Er beerscht te Katwyk eentge gisting onder
het zeevolk. Naar meu zegt, wil eene buiteo-
laadsche reedei y aan hare verplicnling om
met Kerstmis met de visschers af te rekenen
met voluoeu; er is althans nog met betaald.
Daar nu op de zes schuiten dier reederjj zes
tig inau vaieu, welke gezamenlyk 10,000
gulden moeten ontvangen, kan men begrijpen
dal de gemoederen in beweging koineD, De
betrokken visschers netueu dan ook maatre
gelen om door het gerecht tot betaling ta
laten dwingen.
Voor de ruim 870 weezen in de weesinrich
ting te Neerbosch was het do vorige week, bij.
gelegenheid van het jaariijksche kinderfeest*
weder een hoogst gelukkige dag. Door vele giften
on ontvangen levensmiddelen was de directeur in
staat gesteld de kinderen rijkelijk te onthalen.
O. a. was ontvangen van den heer v.d. P., uit
Hees, 800, ui'. Nijmegen van de broodfabriek
12"0 broodjes, en van de familie J„ uit Neer
bosch, 7 hectoliter appelen. Uit het noorden vau
ons land ontving men een groote kist met koek*
uit Utrecht eene kist met suikergoed, van de
firma D. drie manden vijgen en een heet. boonen
van den heer B. twee kisten met duizend sinaas
appelen, een zak hazelnoten en zes banden stok-
visch. Van verschillende personen nog verschei
dens kisten en trommels met ruikorgocd, en al
lerlei speelgoed voor de kleine weezen/voorts
schonk een weezenvriend twee groote manden,
met versche bokking, De vereeniging van oud
weesmeisjes te Rotterdam heeft 446 stuks goede
ren, de Marlha-vereeniging aldaar 208 dekens
en hot Kousenverbond aldaar nog 230 paar kou
sen gezonden. Vermelding verdient nog, dat uit
Zuid-Afrika eene gift van f 60, en uit Bazel f 62,50
als feestgave werd ontvangen.
Evenals vorige jaren, hebben de adelborsten*
die met kerstvacantie in Den Haag vertoeven*
ook ditmaal van deze gelegenheid gebruik ge
maakt, om eene soirée te geven in het gebouw
voor K. on W.
In de pauze hielden cenige jongedames, elk-
door een adelborst vergezeld, eene collecte ten
bate van de Prins Ilendrikstichting te Egmond-
aan-Zee, welke inzameling de som van f525'
opbracht.
Dezer dagen hield te Sneek de vereeniging om-
jongelieden vaD aanleg uit den minvermogenden
stand voort te helpen, ook wel de sVisserstich-
ting" genoemd, haar jaariijksche vergadering. Uit
de rekening bleek dat de geldmiddelen in behoor
lijken toestand verkeeren. De ontvangsten over het -
afgeloopen dienstjaar hadden bedragen de som
van f184.22, makende met het voordeelig saldo
van het vorige jaar, ten bedrage van f537.98Va»
een totaal van f 722.20 Ysde uitgaaf was f224,.
het restant alzoo f 501.201/».
Om 9 uur kwamen ter vergadering de vijf jongens
die door de vereeniging worden ondersteund 2
steenhouwers, 1 huisschilder, 1 stukadoor en 4
goud- en zilversmid, die nu vertoonden, wat door'
hen in het afgeloopen jaar was vervaardigd.
De teekeningen bewezen, dat er met krachtigen
ijver was gewerkt. Er waren er onder, dia door
sierlijkheid van lijnen en juistheid van lichtscba-
kcering uitmuntten. Het boetseerwerk voldeed
niet minder, en bewees, dat ook in dit vak met
vrucht gebruik was gemaakt van de lassen. Het
marmer- en houtschilderwerk getuigde evenzeer
van de goede vorderingen van den leerling. (S. C.)
deelde haar getrouw mede, wat gedurende die
vijf jaren in zijn gemoed was omgegaan, tot
welke uitersten, die hij nu diep betreurde, zijne
afzondering hem gebracht had, en hoe hij langs
een merkwaardtgen weg vut andere gedachten
gekomen was. Eindelijk gelukte 'them zijne
trouw te bewegen het klooster te verlaten. Hij
werd nu een gelukkig echtgenoot en eenige jaren
later een gelukkig vader.
Vijf en twintig jaren waren sedert verloopen.
Te Turijn te midden der zijnen teruggekeerd,
bad hij de fabriek van zijn vader overgenomen
en voortgezet. Hij bezat een niet onaanzienlijk
vermogen, en zou nog rijker geweest zijn, als hij
niet met onbekrompen hand welgedaan had.
't Was zijn grootste genot, wel te doen. Van
hem kon in waarheid getuigd worden, dat hij
zijne naasten liefhad als zich zeiven.
Zijn meest geliefkoosde uitspanning was de
studie der bewerktuigde schepping, en daar de
Schepper even groot is in 't groote als in het
kleine, en het kleine 't meest onder het bereik
van den opmerker ligt, waren 't vooral de insecten,
wier leven en maaksel Giacomo Girhardi aan
trokken.
Vandaar dat later, gedurende zijne gevangen
schap, de oude man door Ludovic met den zon
derlingen bijnaam van vliegenvanger begiftigd
was,
XXVIII.
Weldra hadden de twee gevangenen geen ge
heimen meer voor elkander. Nadat zij elkaar
in breede trekken hunne levensgeschiedenis had
den medegedeeld, kwam het tot de bijzonder
heden, en zij maakten elkander deelgenoot van
de geringste gewaarwordingen, die zij ondervon
den hadden.
Zoo kwam 't gesprek ook op Teresaop 't
liooren van dien naam werd Charney verlegen
en hij gevoelde dat hem 't bloed naar 't aange
zicht steeg, Ouk de grijsaard kon hem niet zon
der de diepste aandoening uitspreken, en verzonk
dan gewoonlijk in diep nadenken. E«n oogenblik
van droevige, plechtige stilte volgde altijd op de
herinneringen aan de lieve afwezige.
Levendiger daarentegen ging het toe, als zij van
gedachten wisselden over zedeleer en de zonder
linge tegenstrijdigheden der menschelijke natuur.
Bij Girhardi was de slotsom zijner levenserva
ringen en overdenkingen eene zachte, vertroos
tende wijsbegeerte; Charney was het dikwijls
op dat punt niet met hem eens en kon zich maar
niet begrijpen hoe Girhardi zoo welwillend jegens
de merischen gestemd kon zijn, ondanks hunne
onrechtvaardigheid, de vervolgingen, die hij had
moeten verduren, en het grievend leed, dat zij
hem onverdiend hadden aangedaan.
Maar, zei Charney dikwijls, hebt gij
die beulen niet verwenscht, toen zij, na u eerst
laag belasterd te hebben, u de vrijheid hebben
ontnomen en bet genot van uw kind te
zien?
Moest ik het kwaad, dat enkelen mij deden,
aan allen wijlen en mij op allen wreken? Wie
weet of zij, die mij dat grievend leed berokkenden,
niet misleid werden door don schijn, verblind
door staatkundig fanatisme, en of zij niet te
goeder trouw handelen? Geloof mij, vriend!
men moet nooit aan 'tkwaad denken, dat
ons werd aangedaandan met vergevensge
zindheid in 't hart. Wie onzer heeft er geen
behoefte aan? Wie onzer heeft niet vroeger of
later dwaling voor waarheid gehouden. De
apostel Johannes heeft gezegd: «God is enkel
liefde." Wat is dat woord schoon en waar!-
Alleen door lief te hebben kan men het toppunt
onzer verhevene natuur bereiken, zich tot de God-
beid verhefTen en aan Haar de kracht ontleenen-
om het ongeluk te dragen. Als ik mijn ker
ker met een gevoel van haat tegen de mensch-
beid betreden had, zou ik zeker van wanhoop-
omgekomen zijn! Maar, den hemel zij dank/
er was geen haat of bitterheid in mij. De-
gedachtenis aan goede, edele, trouwe vrienden,
trouw ook in 'tongeluk; de innige overtuiging,
dat er vele harten leden, wetende dat ik onge
lukkig was, en hoevelen er deelden in mijn lijden;
hield de liefde tot de menschen in mij levendig.
En de ongelukkigste dag voor mij was die, waarop
mij het zien van menschen geheel ontzegd werdr
Wordt vervolgd.)