N°. 7223.
KENNISGEVING.
AV1889.
Zaterdag 13 April.
Feu 11 e t o n.
Het geleerde Elsje.
rie-en-veert g-stJaargang.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag.
Buiteniandsche Berichten.
UITGEVER: jToBÉ.
lüxehbtjbg:
\y\%\
Abonnementsprijs, per kwartaal
1franco per post, door het geheele Rijk
Afzonderlijke nommers
f1.85
- 2.S0,
- 0.10.
MVBEAC: lABKf, H, 194.
Advkrtemtieprijb: na 110 gewon* regel» met
inbegrip imn eene Oourantl,if.
Iedere gewone regel meer.10.
Drikmaad geplaatst wordt tegen tweemaal berekend.
Jnrlgtlngcn, welke gevaar, schade ol
hinder kunnen veroorzaken.
De Burgemeester en Wethouders van
Schiedam,
Gezien de verzoeken lo. van C. G, LOEFF
om vergunning tot oprigting eener huiden»
zouter!) aan de St.-Anna-Zusterstraat alhier,
wyk D, oo. 499, kadaster sectie A, no. 1244
en 2o. van, J. RASKE om vergunniog tot
oprigting eener bergplaats van lompen
en heenderen, aan de Belenastraat alhier,
wyk G, bo. 799. kadaster sectie E, no. 2044;
Gelet op de artt. 6 en 7 der Wet van den
2den Jung 1875 Staatsblad no. 95);
Doen te weten
Dat voormelde verzoeken met de bglagen op
de Secretarie der gemeente zyn ter visie gelegd;
dat op Vonderdag den Hóen April a.s.,
des middagsten 12 «ure,—ten Raad-
huize gelegenheid zal worden gegeven om
bezwaren tegen het toestaan van de verzoeken
in te brengen en die mondeling of schrifteiyk
toe te lichten; en i
dat gedurende drie dagen, vóör bet tijd
stip hierboven genoemd, op de Secretarie der
gemeente, van de schrifturen, die ter zake
tnogten zyn ingekomen, kennis kan worden
genomen.
Eo is biervan afkondiging geschied, waar
het behoort, den 42eo April 4889.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
P. J, VAN DIJK VAN MATENESSE.
De Secretaris
A. W. MULDER.
De hertog van Nassau heeft in plechtige
zitting der Kamer van afgevaardigden den
eed afgelegd. De president zeide in zijne toe
spraak
jDe Kamer begroet van harte Uwe Hoog
heid als regeDt van het groothertogddm.
Nadat de zware ziekte, waardoor de koning-
groothertog, onze zoo baminde soeverein, ge
troffen is, de instelling van een regentschap
noodzakelijk beeft gemaakt, verheugen wy
ons, dat het ingevolge onze wetten zal wor
den uitgeoefend door eenen vorst, die door
nauwe banden aan bet regeerende stamhuis
is verbonden, eeneu vorst, wiens ondervin
ding en edelmoedige gevoelens waarborgen
zyn, waarop het Luxecnburgsche volk den
hoogsten prys moet stellen. Ik heb de eer,
Uwe Hoogheid den eed voor te .leggen, die
in onze 'grondwet is voorgeschreven en tot
welks aflegging Uwe Hoogheid naar hier is
gekomen. Die eed luidt aldus:
Ik zweer trouw aan den koning-groot
hertog. Ik zweer, ray te zullen houden aan
de constitutie en de wetten des laods. Zoo
waarlyk helpe my God I"
«Monseigneur I Uwen eed aannemende,
verzoeken wy U, onze oprechte gelukwenschen
te aanvaarden bij uwe optreding in hoedanig
heid van regent. Wy vertrouwen ten volle
op uwe toewijding aan de belangen des lands.
Wy zyn verzekerd dat uw bestuur voor de
aangelegenheden en voor het land de voor-
deeligste gevolgen zal opleveren."
Da hertog-regeDt antwoordde:
zMynheer de president, ik betuig u mijnen
dank voor de aangename woorden, tot mij
gericht. Inzonderheid betuig ik u mynen dank
hiervoordat gy u eenige dagen geleden tot
tolk hebt gesteld van de gevoelens der ge
trouwheid en gehechtheid des lands aan den
koning-gr*othertog en het huis ,van Oraaje-
Nassau. Die gevoelens strekken de bevolkingen
tot eer, zoowel als de souvereinen, die ze
wisten te verdienen. Het is niet zander aan
doening dat ik heden de teugels van het be
wind overneem uit de verzwakte handen van
onzen ongelukkigen souverein, mijnen bloed-
erwaut, vriend uit den tyd der jeugd, die,
na het groothertogdom veertig jaren van
onafhankelijkheid en voorspoed te hebben ge
geven, thans het slachtoffer is van een onver
biddelijk lot. Da zware taak van het regent
schap, die uwe constitutie en mjjne famtliewet
tny oplegt, ik aanvaard haar in de hoop dat
de medewerking van allen, die tot nog toe
'iuo vruchtbaar hebben samengewerkt aan
het bestuur der openbare aangelegenheden,
ook my zal ten deel vallen. Met u, Mijne
Heeren afgevaardigden en de andere organen
der openbare macht, zal ik getrouwelijk en
loyaal onzen hooggeëerden souverein dienen.
Ik zal ten volle de constitutie en wetten des
lands eerbiedigen, wier verstandige toepassing
zoo krachtig tot de algemeens welvaart heeft
bijgedragen. Van heden af ben ik Luxem
burger, evenals gij Luxemburger met hart en
ziel. (Toejuiching.) Ik vraag alleen, met u
werkzaam te zyn voor de zedelykeen stoffelijke
ontwikkeling van ons gemeenschappelijk vader
land, voor de handhaving zijner vrye instel
lingen, voor de bevestiging zuner autonomie
en onafhankelijkheid. Door zoo te handelen,
zal ik slechts mjjn plicht doen en plicht,
gij weet het by ondervinding, is altoos het
richtsnoer en da hoogste wet van het Huis
van Oranje-Nassau geweest. En ik voeg er
dadelyk by, dat dia plicht met myne innige
wenscheD overeenstemt. Dit gevoel kan ik
niet beter uitdrukken dan door mij te be«
dienen van het oude devies vau het Huis van
Oranje-Nassau, welk devies de koning en ik
ruim dertig jaren geleden hebben aangenomen
voor de Orde van den Gouden Leeuw by d«
beide takkeo van ons Huis, het devies, het*
welk g'y reeds zoo menigmaal met warm t
voel hebt toegejuicht, en dat op dit oogeu-
blik de lofspraak van het verledens zoowel
als de verbintenis voor de toekomst is: J»
Maintiendrai1
De rede werd met herhaalde toejuiching
begroet.
De regent ontving gisteren het bureau der
Kamer, De "-voorzitter, de heer Servais, sprak
de overtuiging uit, dat de hertog bij de ba-
volkmg van het groothertogdom zoodanige
toewijding en toegenegenheid zal vinden, all
kunnen strekken om hem het verblyf in het
land aangenaam te maken.
In hartelijke woorden sprak hertog Adolf
zyn dank uit bd verzekerde al zyne krachten
te zullen wjjden aan het geluk van het land
en zyne bewoners.
ENGELAND.
Aan de Standard wordt uit Madrid gemeld
dat de pauselyke nuntius den aartsbisschop
van Valladohd beeft uitgenoodigd het in Mei
te houden katholieke congres te presideereu.
Uit Konstantinopel verneemt de Daily Netst
Novelle van E, Falk.
7.
Moeders dood laadde op de niet zeer sterke
schouders van het jonge meisje dubbele lasten.
Professor Volkmar dacht er geen oogenblikaan
zijne vlijtige secretaresse, die zich zoo geheel in
.zijne begrippen kon vinden en in zijne (luistere
handschriften zoo flink den weg wist, uit zijn
dienst te ontslaan. De huishouding besturen en
over hare jongere zuster toezicht houden, dat
kon Elsje er gemakkelijk bij doen. Zijne opleiding
had haar geschiktheid en vaardigheid genoeg
verschaft voor het nakomen van allerlei plichten.
En zij kwam ze na, tot aller verwondering. Zij
- droeg don dubbelen last en bezweek er niet
onder. Integendeel, zij droeg roem op hare dub
bele waardigheiddoch de ernstige trekken om
haren fijnbesneden mond, die het kind nooit
goed hadden gestaan, ontsierden, zoo men alge
meen zei, hoe langer hoe meer het lief gelaat
en hielden de dunne lippen steeds meer gesloten.
Alle bejaarde heeren, ambtgenooten baars
vaders, waren eenstemmig in lof over de vaardig
heid van het jonge meisje en benijdden den
trotschen vader zulk een kind. Hunne vrouwen
echter, vooral zij, die zeiven groote dochters
hadden, vonden vrij wat in de zoo hoog geprezene
te berispen. Zij gaf voor een jong meisje veel te
weinig acht op haar uiterlijkeenvoudigheid en
stiptheid bij alles was goed, maar men mocht ook
niet de eischen der welvoeglijkheid over het hoofd
zien; zij lette ook niet genoeg op de jongere
zuster, die toch eigenlijk te oud werd voor de
vaak kinderachtige zetten, die men van haar
aanhaalde, en dan Elsje was zoo geheel
anders don hare gelijken in jaren, was in 't
geheel niet, wat jonge meisjes behoorden te zijn.
Zij kon niet meedoen, zij danste niet, legde geene
visites af, vertoonde zich niet in gezelschap,
verstond er niets van zich het hof te laten
maken, al hadde werd er spottend bijgevoegd
ook iemand het gewaagd zich met haar te
bemoeien. Jonge doctoren en privaatdocenten
onderhielden zich ja met haar, maar als met
een van huns gelijken, en de studenten bejegenden
haar met eerbied, evenals zij het een tante of
een grootmoeder zouden gedaan hebben. Neen,
dan waren hare dochters geheel anders groot
gebracht. Niet zoo geleerd, maar beminnens
waardiger, meenden de zorgvuldige moeders,
terwijl zij den jongen, Hinken doctor beklaagden,
die, zooals men zei, voorde nblauwkous" be
stemd was. Lieve hemel, men had den stum-
perd niet eens de keus gelatenhet geleerde
Elsje was hem nu eenmaal toegedacht!"
"Van deze oordeelvellingen kreeg Elsje genoeg
te hooren, om te weten hoe men over haar
dacht. En mocht zij er zich al eens over be
klagen, zij wachtte zich wel, daarvan iets te
laten blijken. Liever trok zij zich terug en ont
week zelfs elke gelegenheid tot toenadering
met de leden van den kring, waartoe zij behoorde.
Des te nauwer sloot zij zich aan Edgar aan, den
eenige, tot wien zij vrij kon zeggen wat er in
het diepst harer ziel omging.
Het scheen, dat dit laatste ongunstig werkte
op de goede verstandhouding tusschen Kaatje
en haren. neef. Deze verloor langzamerhand
allen invloed op haar, 't geen juist niet voor-
deelig was voor de zedelijke ontwikkeling van
het wilde kind, dat al'engs tot eene schoons
jonkvrouw opgroeide. Zij begon vooral in 't
huiselijk verkeer wel eens wat al te veel hars
luimen en haar plaagzucht bot te vieren,
waaronder Edgar altijd het rneest te lijden had.
Zoo kwam het, dat deze beiden reeds sindt
jaar en dag op voet van oorlog stonden. De
plagerijen van Kaatje waren meestal onschuldig,
maar gingen ook wel eens de grenzen der be
tamelijkheid een weinig te buiten. In dat geval
trad Elsje als bemiddelaarster op, doorgaans
met slecht gevolg. Kaatje beweerde dan dat zij
het niet helpen kon, dat mijnbeer de doctor
elk woord euvel opnamhij werd wel een beetje
pedant en van dit gebrek wilde zij hem genezen;
dat verdiende lof, geen berisping, 't Baatte niet
altijd, dat Elsje den neef smeekte, toch maar
geduld met het eigenzinnige meisje te hebben.
Soms, als Edgars gewone lankmoedigheid was
uitgeput, ging 't hard om hard en noemde hij
zijn nichtje eene coquette of onruststookster
en dreigde zelfs het huis te zullen verlaten,
hetgeen w«er door Kaatje met een schaterend
gelach werd beantwoord en ook op Elsje niet
bijzonder veel indruk maakte. Geen van drieën
geloofde aan de uitvoering van die bedreiging.
(Wordt vervolgd.)