A". 1889. Maandag 22 April. N°. 7228. Eerste Blad. POLITIE. Drie-en-yeertigste Jaargang. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag. uitgIeverT^jTodé. Binnenlandse he Berichten» A.BOMDKNBNTBPRU8, per kwartaal franco per post, door het geheels Rijk Afxonderhjke nommerg f LP5 - 2.50. - 0.10. BVRBAC: II A R RT, B, 1X4. Advkrtkhtibpriii v.n 1—*10 gewoa* regels met inbegrip »so eene Oouraalijtfc Iedere gewone regel meerm .ICt Drikmaae. geplsstst wordt tegen TWJSKBAAt, berekend* 91t Nsnincr bestaat att drie bladen. Aan het commissariaat zijn als op straat gevonden aangegeven een rood katoenen sakdoek, een nikkelen dames horloge met nikkelen kettinkje, een eind plank en een handzaag, een ledige por- temononleen een bloedkoralen oorbelletje. Schiedam, '20 April 1889. Onder dagteekening van den 13den April ji. beeft de Baad van State, krachtens art. 45,2° alinea, dar grondwet, waarnemende het konink- jyk gezag, de Tweede Kamer der Staten-Ganeraal «en ontwerp van wet ar ugebodan tot gedeel telijke herziening van je wet van 17 Augus ta 1878 tot regeling van het lager onderwjjs; 4Bet andere woorden, de regeering heeft een der voorwaarden vervuld, die baar optreden rechtvaardigden. Zooals de regeering zalf herinnert, kondigde zij in de openingsrede van de nieuwe Kamers -der Staten-Generaal op 1 Mei 1888 haar voornemen aan, om de aanhoudende zorg voor bet openbaar onderwijs gepaard te doen .gaan met een streven tot wegruiming zooveel mogelijk, binnen de perkeu der grondwet, -van de belemmeringen, die tot nog toe de .ontwikkeling van het vrjje onderwjjs in den weg staan. Met de indiening van dit wetsontwerp doet 4a regeering haar toezegging gestand, en baast zjj zich aan deze mededeeiing bet vol gende toe te voegen; >Het zal geen nader betoog behoeven, dat 4e indiening van eene geheel nieuwe wet op bet lager onderwijs of wel het aanbrengen van zeer ingrijpende wijzigingen in de be staande wet op dit oogenblik, nu by de her ziening der grondwet art. 192 (194) onge wijzigd is gebleven, niet lag op den weg der regeering." Een wijziging dus der bestaande wet wordt voorgesteld, die zich uitstrekt over 20 artikelen daarvan. De uitgebreide memorie van toslichting, bjj het ontwerp gevoegd, onderscheidt zich vau zooveel andere van de regeering uitgegane «lukken door een zeer flmken stijl, eB doet opelke pagina de geoefende hand duidelyk uitkomen. Daar het een onderwerp geldt, dat de alge meens aandacht trekt eo die ten volle verdient, «tellen we ons voor in enkele artikelen de voor naamste wyzigingen, door de regeering in de wet' aangebracht, zoo duidelyk mogelyk mede to deelen en toe te- lichten, en de beteekeois, de noodwendige gevolgen, die uit de bedoelde wyzigingen voortvloeien, te ontvouwen. Daartoe i3 vooraf noödig, dat men kennis neme van het staedpunt, waarvan de regeering te dezer zake is uitgegaan. Zij zegt, dat, al bleef de grondwet van 1848, wat artikel 192 (194) betreft, onver anderd, het niet kan ontkend worden, dat de plaats, die het vrjje onderwjjs inneemt in het volksonderwjjs. veer veranderd is. Mod lette er ip, dat de regeeriog in baar memoite van toelichting bjj voorkeur bet woord mij gebruikt, waar wrjj gewoon zjju van byzonder onderwjjs te spreken, en herin- nare zich, dat artikel 192 der grondwet van 1887, of 194 der grondwet van 1848, aldus luidt: Hei openbaar onderwijs it een voorwerp van de aanhoudende zorg der regeering. He inrigting van het openbaar onderwijs wordt, net eerbiediging van iedere gods- dienttige begrippen, door de wet geregeld. Er wordt overal in het Bijk van overheids wege voldoend openbaar lager onderwijs ge geven. Het geven van onderwijs it vrij, behoudens het toezigt der overheiden bovendien, voor zoover het middellaar en lager onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijkheid des onderwijzers het een en ander door de wet te regelen. He Koning doet van den .laat der hooge* middelbare- en lagere scholen jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten. Oeneraal geven Verkenen we tbans het woord aan de regee ring. Zy zegt in baar inleidende paragraat: »Nadat in 1848 slechts schoorvoetend en door den drang dor omstandigheden het on derwjjs vrjj verklaard was, beeft bet bijzonder onderwjjs onder voorzjjne ontwikkeling weinig gunstige omstandigheden, waartoe de bepalin gen der wet van 1857 en vooral die vaD 1878 het hare bjjbrachten, een zoodanige uitbreiding verkregen, datnu meer dan 27 percent van de schoolgaande kinderen een bjjzoodere school bezoekende wetgever die het volksonderwijs wil behartigendaarmede rekening dient te houden. Al werd zelfs nog in 1878 ontkend dat er sprake kan zjjn van concurrentie van bet openbaar onderwjjs met het byzonder on derwjjs, zoo verhinderde dit niet dat er feitelyk een concurrentie ontstonddie aan beide afdeelmgen van het lager onderwjjs ten goede kwam. Die ontwikkeling en uitbreiding van bet byzonder onderwjjs is natuurlyk en ver blijdend. Natuurljjk, wjjl wellicht nergens meer dan hier te lande de overtuigingen op gods dienstig gebied zoo sterk uiteenloopen, en de openbare school niet kan votooen aan hen die eau ander onderwys voor hunne kinderen verlangen dan het zoogenaamde neutrale, dat op die school gegeven wordt. Verblydend, wyl uist uit die groote toename van byzondere scholen bljjkt, hoe groote waarde de ouders hechten aan het aan hunne kinderen te geven onderwjjs. Ontstaanen tot groote ontwik keling gekomen door het particulier initiatief, verdient het vrjje onderwjjs allerminst tegen werking maar eerder den steun vau den staat. De staat haeft zeer groot belang bij het volksonderwjjs eo is alleen in staat te zorgen dat er overal en te allen tjjde een volksschool zy. Maar bet behoort zeker niet tot zjjne roeping bet vrjje onderwjjs tegeo te werken of te bemoeilykeD tot nadeel van de nationale ontwikkeling. Ware het mogelijk de kosten van het openbaar onderwjjs op de gebruikers daarvan te verbaleuhet probleem dat sedert 1848 bestaat, ware zoogoed als opgalost; nu dat niet mogelyk is, is de staat wel verplicht een deel van het openbaar onderwjjs te doen bekostigen uit de openbare kassendoch daardoor ontstaat dan ook te geljjker tijd een I ibilljjkheid tegenover het vrjje onderwijs. Dl Kan die onbillijkheid al niet geheel worden kzehevende staat kan toch er Ioj mede ken die te beperken, door, waar hjj ten i .fldioevevan bet onderwjjs bijdragen uit 'srjjks m beschikbaar steltdie nietmet uitslui ting van bet bjjzusder, alleen teu goede te doen komen van het openbaar onderwjjs. Ge zorgd zal moeten worden dat daardoor de aan de bjjzoodere school onmisbare vrjjheid nut worde aangetastmaar ook van den anderen kant dat die galden noch aan de bijzondere noch aan de openbare school worden verspild. Naast dien eisch van rechtsgelijkheid Is er nog een reden voor een bjjdrage vut 'e rijks kas aau de vrjje school gelegen in de eischen die door den staat voor dat onderwjjs worden gesteld, met name die welke gesteld worden met betrekking tot de onderwijzers. Uitgaande van de stelling dat de ouders in de allereerste plaats geroepen zyn te zorgen voor-bet onderwys hunner kinderen, beperkt zich die rijksbijdrage tot die scholen, waarvan de ouders der schoolgaande kinderen niet bjj machte zijn het grootste deel dier kosten zelf te betalen. Wenscht deze regeering dus in de allereerste plaats een ernstige poging te doen tot erken ning der staatsrechtelijke gelykheid van de openbare en byzondere school, zoo strektin de tweede plaats dit wetsvoorstel tot verder voortgaan m de richting van bezuiniging op het openbaar onderwys, die aan de wet van 11 Juli 1884 (Stbl. no. 123) het leven gaf. Nogaltyd drukt de wot van 1878 vooral zwaar op de gemeenten. Vau deze worden offers ge vorderd waartoe zy vaak niet in staat zjjn. In vele gemeenten zjjn dientengevolge de gemeentelasten te zwaar. Voor wegen en andere nuttige doeleinden kan in de niet wel varende gemeenten niet zelden slechts wewig worden gedaan, vermits de onderwijsuitgaven een groot gedeelte der mktfaisten verslinden. Vooral kost het moeite om de bepalingen te doen uitvoeren, die betrekking hebben op het aantal onderwijzersen het is te verwachten dat ook de volledige uitvoering dier voorsctirif- ten op 1 Januari 1890 met zonder hevig verzet gelukken zou. Een betere regeling van de r(jk8- bijdragen en eenige beperking der «ischeo welke de wet van 1873 met de daarmedft samenhangende koninklijke besluiten etelt, id wenschelyk en kan naar de overtuiging derf regeering veilig geschieden zonder bet onder wjjs schade te doer, Eindelyk is in dit ontwerp van wet plaats ingeruimd asm voorstellen tct wijziging en aanvulling van sommige artikelen van d# wet op het lager onderwys, waardoor in ge bleken leemten en bezwaren zal worden voor zien. Als zoodanig zjjn aan te merken de wyzigingen voorgesteld in de artt. 8,12,19» 28 en in titel IV, betreffende de akten vaO bekwaamheid tot h'/t geven van lager onder wjjs en de voorschriften omtrent de examens," (Wordt vervolgd.)' SCHIEDAM, SO April 18b). Omtrent den toestand van Z. M, den Koning deelt men ons mede dat Z. M. b|j volle be- wustzjjn is, en reeds op de hoogte is gesteld van de behandeling der zaken door den Raad van State. (N. R. Ot.) Ook de gisteren omtrent 's Konings toestand uit Apeldoorn ontvangen berichten luideS gunstig. De voedselopnauoe vermeerdert efl de krachten nemen merkbaar toe. De toestand wordt zeer gunstig geacht, en bet bewustzijn is geheel teruggekeerd. De gewone audiëntie van den minister van justitie zal op Dinsdag 23 April a. s. niet plaat) hebben. Bjj de Tweede Kamer is ingekomen eeft wetsontwerp tot onteigening voor den aanleg van een waterververschingekanaul in de ge meente Schiedam. De toenemende verontreini ging der havens en grachten van Schiedam en de verklaring van dijkgraaf en hoogheem-* raden van Schieland, dat zjj nimmer de vrjj* hand zullen kunnen geven om buitenwater in to laten, zoolang de Schieboezem met de bin nenwateren dier gemeente gemeenschap heeft,' hebben den gemeenteraad van Schiedam doen besluiten tot bet maken van een ververscbingS» kanaal met bybehoorende werken, waardoor een algemeens water verversch mg dier ge meente, geheel buiten bezwaar van den Schie boezem, kan worden verkregen. Door de verschillende bjj deze zaak betrok ken besturen zyn de voor de uitvoering der noodige werken vereischte vergunningen ver leend. Slechts door eenige gezagvoerders van stoom* booten is bet bezwaar geopperd, dat de in de Schie te bouwen schutsluis ter afscheiding vau de gemeente-wateren van den Schieboezem», GO J HAIT a*itfMinfii—«Mn

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1889 | | pagina 1