I
A". <889.
Vrijdag 29 November.
N°. 7385.
AANKONDIGING.
m
Jrie-en-veertig,ste Jaargang.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd Dinsdag.
Buitenlandsche Berte h t e n.
Binnenlandsche Berichten.
UIÏGKVKR J. ODÉ.
jonnehektspriis. per kwartaal
ffituo per put, door het geheele Rijk
ihonderlijke nommers
T 1.85
- 2.50.
- O.10.
u
"JijJ-j-'H
8DBBAD: n X H H T U 1X4.
ter-'TkKdiMui: ng 1—10 gewon* egale m*t
inbegrip nn een« Oooranlf t.lii
Iedere gewon* regel meeri .1#.
Dribkzaj, geplaatst wordt tegen tweaiüL berekend.
De Gedeputeerde Staten der Provincie
Zuid-Holland, roepen b'g deze op de onbekende
belanghebbenden om voor zooverre bij hen
bezwaren mogten bestaan tegen enne ont
worpen wijziging van den legger der wegen
en voetpaden der gemeente Schiedam,
voor zooveel betreft den daarop onder volg-
■nummer '15 voorkomenden Maasdijk, die
bezwaren aan hun College vóór den 3Dn
December a. s. schiiftelijk mede te deelen.
Het ontwerp tot wijziging van deo legger
ligt voor belanghebbenden ter inzage op de
Secretarie der gemeente Schiedam.
's Gravenhage, deu 18 November 1889
De Gedeputeerde Staten voornoemd:
Fock, Voorzitter.
F. Tavenraat, Griffier.
FRANKRIJK.
Paris-Journal meldt uit Orao, dat aldaar
eene groote financieels crisis beersebt, ten
gevolge van waarde-vermindering derSpaan-
sche munt. De wisselkoers is van 1 tot 4 pCt.
gestegen.
OOSTEN It IJ K.
De algemeens beraadslagingen over de be
grooting zyn gisteren in de Kamer van afge
vaardigden voortgezet. Tisza beantwoordde de
aanvallen der oppositie te midden van een
luid tumult, waaronder Iranyi en Ugrou den
minister in de hevigste bewoordingen aanvie
len, zoodat de voorzitter gisteren tot driemaal
tos da sprekers tot de orde heeft moeten
roepen.
SPANJE.
Officieel wordt gelogenstraft, dat de minister
van financiën eene leeoing zal beramen.
SEBTIE.
De omstreken van het klooster te Detchau
zgn vreeselijk verwoest. De oproerlingen ver
brandden verscheiden dorpen en ontvoerden
vrouwen en meisjes. Het klooster heten zy
ongedeerd, aangezien da overste en oveiige
.monniken het vr\jwillig verlieten.
R U M E N I E,
In de koninklijke boodschap, gisteren in de
Kamer voorgelezen, wordt gezegd dat het land,
de biunenlaudscbe twisten moede, verwacht
dat z'yoe vertegenwoordigers met overleg zullen
te werk gaan om den voorspoed duurzaam te
maken.
De koning drukte zjjne voldoening uit over
de outvangst, hem en den troonopvolger bij
huune reis door het land ten deel gevallen,
en wenseht zich geluk met de goede betrek
kingen met alle mogendheden.
Met ingenomenheid wijst hij op den uitslag
der eendrachtige pogingen der mogendheden
tot handhaving van den vrede.
De financieele toestand des lands is uit
stekend de 'begrooting sluit met een balig
saldo.
Voorts kondigt de boodschap eene herzie
ning der inkomende rechten en lal van andere
ontwerpen van binnenlandse!) belang aan, als
mede een ontwerp tot versterki ng van het leger.
B U L G A R IJ E.
Volgens een te Konstaotinopel in omloop
zgnd gerucht maakt Griekenlaud militaire
toebereidselen, en de Porte, die deswege on
gerust is, zou den diplomatieken weg inslaan
om het gevaar te keeren.
AMERIKA.
De mailboot, welke den 2Qn van Port-a 1-
Prince is vertrokken, meldt, dat de toestand
daar weinig bevredigend is. Hyppolyte, zou
voor een opstand beducht zijn. Er zouden 5000
gewapende manschappen gereedstaan om
tegen hem op te rukken.
Te St. Louis is eene nationale conventie
voor den zii veren standaard bijeengekomen,
teneinde adres uit te brengen omtrent de door
het Congres te Demen maatregelen ten aan
zien van het weder aanmunten van zilver.
TWEEDE KAMER DERSTATEN-GENERAAL.
Zitting van 27 November.
Hel koloniaal debat werd voortgezet. Ook do
heer Bool betoonde zich teleurgesteld dat de
minister nog niets van de beloofde politieke her
vormingen, dringend noodig voor do koloniën,
heeft ten uitvoer gebracht, maar z.al, in het ver
trouwen, dat zij niet zullen uitblijven, voor do
begrooting stemmen, ofschoon ook hij tegon s mi»,
financieel beleid en opium-politiek ernstige be
zwaren heoft. Voor alles fnuike men den smokkel
handel te land en ter zee; ruimere verstrekking
van opium aan de pachters. Vooral breko men
niet met hot 3-jarigo pachtstelsel.
De heer Geortsoma drong aan op krachtige
maatregelen, otu Indië tot hooger trap van ont
wikkeling te brengen, b. v. door aangaan eener
geldleening, tot aanleg van werken tor bevorde
ring van de productie.
De hoer Bahlmann waarschuwde tegen een
financieel beleid, dat te veel uitgaven voor Indië
tot do buitengewone brengt, en dat te voel ge
richt is op teruggaaf van de 850 milliocn, die,
volgens Üomela Nieuwenbuis, Nederland aan
Indië onlstolcu heeft.
Het Atjeh-vraagstuk werd breedvoerig behan
deld door den heer v. Vlijmen, die in passieve
verdediging een bewijs van zwakheid zag tegen
over 's vijands diiestheid, en drong op een actieve
verdediging aan.
Ook de heer Rutgers achtte ons in do gecon
centreerde stelling op Atjeh niet veilig 011 noemde
de hoop op bevrediging een illusie.
In zake de opium verwacht ook hij moer van
krachtige beteugeling van den smokkelhandel
dan van beperking Her kitten. Ook over 's minis
ters financieel beleid was hij zeer ongerust,
Do lieer Sc.himmelpenninck van dor Oye was
den minister dankbaar voor zijne houding in-^ot
opiurnvraagstuk en deed eenige vragen omtrent
Atjeh. 0
De lieer/Domela Nieuwonhuis, die verleden
jaar veimjiKi te konnen gaf in den minister,
constateert 'jrïSt'joedwezen, dat hij aan al zijne
hervormingsplannen in het belang van Indie geon
uitvoering heeft gegeven. Zelfs 's ministers mode
standers zijn verrast, getuige de Standaurd-arli-
kelen. Hij meent dat 's ministers linnden ge
bonden zijn, omdat hij bedorven is in hot milieu,
waai in hij gekomen is. Opnieuw wijst spr. op
Ha gruwelijke exploitatie van India ten onzen
behoeve en het onrechtvaardig bezit van Indië
heeft dat en ons land groote schade toebracht.
In de Atjeh-znak staat hij pacificatie voor; werden
wij uit Atjeh verdreven, wij zouden kans loopen
uit geheel Indie gedreven te worden.
De heer De Savornin Lobman verdedigde uit
voerig do houding van don minister, in wions
wilskracht om hervormingen aan te brengen hij
vertrouwen stelde. In de opium-quaestio achtte
Wij hét optreden van don ministor zeer juist.
Het vooropstellen zijner christelijke beginselen
kon niet anders dan goed werken.
De heer Schacpmnn gaf ook zijn vertrouwen
in den minister te kennen. Niemand hoeft het
middel aangegeven om de begrooting sluitende
te makon. Waarom dit dan van den minister
verlangd llij drong er op aan, een actieve ver
dediging van A tjeh toe te laten en bestreed don
wenscli naar behandeling dezer zaak in comité-
generaal.
De heer Rooseboom vroeg of niet nieuwe troepen
konden gezonden worden, om buiten de gecon
centreerde stelling op Atjeh te landen, teneinde
de vijandelijke versterkingen in den rug to vallon.
Morgen is da minister aan hot woord.
EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL.
In hare memorie van antwoord op het voor-
loopig verslag over het ontwerp van wet tot
gedeeltelijk herziening der schoolwel, brengt de
regeering dank aan do leden dio blijk gaven van
waardeering barer poging om eeno regeling tot
stand te brengen, waarbij meerderheid en minder
heid zich zouden kunnen nederloggen. Waar het
oogenblik niet toelaat een geheel nieuwe wet op
het lager onderwijs tot stand te brengen, be
paalde de ï'egeei'ing or zich toe de schoolwet in
dier voege te veranderen, dat de inrichting van
het openhaar onderwijs blijve gelijk zij thans is,
ten behoeve van hen, die daarmede zijn voldaan:
doch dat evenzeer steun verleend worde van
stnatswoge ton behoeve van hen, die, dat onder
wijs niet voldoende achtende, gebsuik maken van
van hun recht om zoif in de behoefte aan lager
onderwijs te voorzien. De regecring blijft van
gevoelen dat eene geheel niouwo wijze van uit
voering van nrt. 192 (194) der grondwet, gesteld
zij ware mogelijk, niet behoort te worden beproefd
men beeft zich daarom bepaald een middel te
zoeken waardoor, zoouls in het voorloopig verslag
terecht is gezegd, do staalkundige partijen elkaar
wol niet in de armen zullen vliegen, maar toch
niet langer ter zake van het onderwijs met dezelfde
heftigheid als tot nog toe te lijf zullen gaan. De
regecring onderschrijft ook do meening, in het
voorloopig vorsing geuit, dat, na al wat is voor
gevallen, niet licht van eonige regeering voorstellen
zouden kunnen verwacht worden, die een meer
verzoenend karakter zouden dragon dan dat, het
welk in beide takken der volksvertegenwoordiging
aan het aanhangig voorstel niet is ontzegd. Zij
vortrouwt ook bij de Eerste Kamer de overtui
ging te kunnen vestigen, dat zij met gerustheid
het aangeboden voorstel kan aannemen, zondef
schade voor de tegenwoordige inrichting van het
openbaar onderwijs.
Wat de grondwettigheid van het voorstel be
treft, welke door velschillende leden werd betwist,
de regecring betoogt dat liet aangeboden wets
ontwerp niet met de grondwet in strijd is, en zij
gaat daartoe de geschiedenis van het onderwijs
vraagstuk na.
De Impaling dat elke school, ook die door
pai tiuulieren opgericht en gehouden, die op
eenigcrlei wijzo uit eeno publieke kas eenige bij
drage, toelagen of penningen ontving, daardoor
eeno openbare school werd,' is door rar, Thor-
becko reeds in 1843 een verwerpelijk stelsel
genoomd. Naar zijn oordeel waren openbare
scholen slechts die, welke door het publiek gezag
waren ingesteld, en de staatscommissie van 1848
noemde publiek ondei wijs dat, hetwelk van over
heidswege wordt gegeven. De regeoring van
'1848 noemde het openbaar onderwijs dat, het
welk uitgaat van het gezag. Onjuist is het dan
ook te beweren dat de grondwetgever van 1848
zich Jo bijzondere school niet anders voorstelde
dan die door particulieren opgericht en gehoudert
en dat elko toolage of bijdrage uit eene openbare
kas uan eene school, deze school tot eene open-
bare maakt.
Do opvolgende regeeringen na 1848 hebben
het ook zoo begrepen. De wetgever van 1878
trachtte evenwel do bepaling weder te doen
herloven, dat elko toelage uit eene openbare katf
eene school tot eene openbare maakt; maar dat
hij de door particulieren opgerichte scholen*
die subsidie uit eene openbare kas ontvangen*
toch uls bijzondere beschouwde blijkt nietalleen
daaruit, dat hij naliet die scholen bij de wet té
regelen, welke regeling imperatief door dé
grondwet wordt voorgeschreven, maar tevens
uit art. 3 van do school wot van 1878, waai*
uitdrukkelijk gezegd wordt, dat onverminderd
het bepaalde bij het eerste lid die scholen be
schouwd werden als bijzondere. Onjuist meent dé
rogeering dos de stelling tc mogen noemen, dat
bijzondere scholen, als zij werden gesubsidieerd
uit openbare kassen, openbare zouden worden,
waarmede tevens do gevolgtrekking vervalt, dat
op die scholen het tweodo lid van art. 192 dei*
grondwet toepasselijk zoude zijn en dat dooi*
het wetsvoorstel eene klasse van openharé
scholen zou ontstaan die de grondwet niet heeft
gewild.
Ol dit wetsontwerp bestaanbaar is met het
voorschrift der grondwet, dat het openbaar*
onderwijs een voorwerp a| van de aanhoudend®
zorg der legoering, beantwoordt de regeeringf